De beoordeling
1. Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een sanctie opgelegd van € 95,- voor: “als bestuurder handelen in strijd met een gesloten verklaring in beide richtingen”. Deze gedraging zou zijn verricht op 19 juli 2019 om 17.58 uur op de Kristalweg in Delft met het voertuig met het kenteken [kenteken] .
2. De gemachtigde heeft aangevoerd dat uit het dossier niet is gebleken dat de openbare orde ten grondslag ligt aan het besluit tot het invoeren van een geslotenverklaring op de pleeglocatie. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de buitengewoon opsporingsambtenaar (boa), die de sanctie heeft opgelegd, daartoe bevoegd was.
3. Uit het zaakoverzicht blijkt dat de sanctie is opgelegd door ambtenaar [naam1] , boa in het domein Openbare Ruimte. Ten tijde van het opleggen van de sanctie gold de Regeling domeinlijsten buitengewoon opsporingsambtenaar (Staatscourant 16 oktober 2018, 57803). De bijlage bij die regeling, zoals die luidde per 1 januari 2019 (Staatscourant 21 december 2018, 68559), bepaalt dat de boa Openbare ruimte belast is met de opsporing van de strafbare feiten in de volgende wettelijke voorschriften:
“16. Alleen voor stilstaand verkeer: artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 (WVW) en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV).
Voor zover van toepassing ook voor rijdend verkeer: de artikelen 4, 5, 6, 8, 10, 28, 57, 60 en 82 RVV, en artikel 62 RVV juncto bijlage I, hoofdstukken C (geslotenverklaring) en D (rijrichting), RVV. Handhaving op het negeren van een C- of D-bord is toegestaan in relatie tot de leefbaarheid, waaronder het tegengaan van overlast door sluipverkeer en het verbeteren van de leefbaarheid door bepaalde gebieden af te sluiten voor (vracht)auto’s, zoals de zogeheten milieuzones.
Digitaal handhaven is slechts mogelijk voor het negeren van een C-bord of voor de overtreding van artikel 5, 6 of 10 RVV die volgt uit het negeren van een G-bord. De toepasselijke kaders voor digitaal handhaven door gemeenten zijn te vinden op www.om.nl/geslotenverklaring.”
4. Gelet op het voorgaande faalt het verweer van de gemachtigde dat de boa slechts bevoegd was een sanctie op te leggen indien aan het besluit de geslotenverklaring in te stellen de openbare orde ten grondslag ligt.
5. De gemachtigde voert verder aan dat uit het dossier niet blijkt dat het voertuig rijdend is aangetroffen, waardoor de gedraging onvoldoende vast is komen te staan. Voorts is niet voldaan aan de eisen voor digitaal handhaven. Op de foto van de gedraging is het C-bord niet zichtbaar en er bevinden zich geen schouwrapporten in het dossier om dit te ondervangen.
6. Uit de gegevens in het zaakoverzicht volgt dat automatisch is vastgesteld dat artikel 62 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) jo. bord C1 uit de bijlage bij het RVV 1990.
7. De ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd heeft in een proces-verbaal van 19 september 2019 onder meer het volgende verklaard:
“De gedraging is op 19 juli 2019 om 17.58 uur geautomatiseerd geconstateerd en op een digitale foto vastgelegd door een camera die op enkele meters voor het geplaatste bord C01 is geplaatst. De camera heeft vastgelegd dat het betrokken voertuig het voor hem bedoelde bord C01 negeerde en daarmee in strijd handelde met de geslotenverklaring. (…)
Betrokkene is zonder geldige ontheffing de geslotenverklaring aan de Kristalweg gepasseerd. (…)”
8. Het dossier bevat foto’s van de gedraging waarop het voertuig van de betrokkene te zien is. De bebording is niet te zien op de foto’s.
9. Het hof stelt vast dat in dit geval het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebied, versie augustus 2018 (hierna: Beleidskader), afkomstig van het Parket CVOM, van toepassing is. In dit Beleidskader is onder de kop “randvoorwaarden en uitgangspunten” - onder meer - het volgende opgenomen: “Indien camerasystemen in werking zijn waarop borden niet zichtbaar zijn, dan zal een (minimaal) maandelijkse omgevingsschouw moeten plaatsvinden door een opsporingsambtenaar. Deze legt in een proces-verbaal vast dat de borden en de daarbij behorende onderborden juist zijn geplaatst.”
10. Het voorgaande betekent dat het niet zichtbaar zijn van het C-bord op de foto steeds op een wijze als in het Beleidskader beschreven, te weten door middel van een omgevingsschouw die (minimaal) maandelijks plaatsvindt, dient te worden ondervangen. Een en ander uiteraard met het doel om de aanwezigheid van het C-bord vast te kunnen stellen bij een eventuele betwisting van de aanwezigheid daarvan ten tijde van de constatering van een gedraging in strijd met dat bord.
11. In hoger beroep zijn schouwrapporten overgelegd van 4 juli 2019 en 6 augustus 2019. Uit beide schouwrapporten blijkt dat de bebording met betrekking tot de geslotenverklaring (bord C1) bij de doorgang Kristalweg thv 154 juist was opgesteld en dat de bebording bij de in- en uitgang van deze locatie duidelijk zichtbaar was. Het verweer dat niet is voldaan aan de eisen voor digitale handhaving faalt.
12. De stelling van de gemachtigde dat het voor de vaststelling van de gedraging is vereist dat op het moment van de constatering met het voertuig werd gereden, vindt geen grondslag in het recht.
13. Artikel 62 van het RVV 1990 luidt: “Weggebruikers zijn verplicht gevolg te geven aan de verkeerstekens die een gebod of een verbod inhouden.” Bijlage 1 van het RVV 1990 houdt in dat bord C1 betekent: “gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij- of trekdieren of vee.”
14. Artikel 1 van het RVV 1990 bepaalt dat in het RVV 1990 en de daarop berustende bepalingen onder geslotenverklaring wordt verstaan: “verbod de betrokken weg in te rijden of in te gaan alsmede de betrokken weg te gebruiken.”
15. Gelet op de hiervoor genoemde regelgeving is het, anders dan de gemachtigde meent, niet alleen verboden om de betrokken weg in te rijden, maar ook is het gebruikmaken van de betrokken weg niet toegestaan. Op basis van de gegevens in het dossier kan worden vastgesteld dat het voertuig van de betrokkene gebruik heeft gemaakt van de Kristalweg nadat de geslotenverklaring was gepasseerd.
16. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
17. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het verzoek om een proceskostenvergoeding worden afgewezen (vgl. de arresten van het hof van 28 april 2020 en 1 april 2021, vindplaatsen op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2020:3336 en 2021:1786).