ECLI:NL:RBAMS:2025:1566

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
C/13/731810 / HA RK 23-108
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Procedure betreffende verzoek en tegenverzoek tot ontslag/schorsing bestuurders van de Stichting Administratiekantoor ter continuering Huizenmaatschappij

Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenbeschikking gewezen in een complexe zaak over het bestuur van de Stichting Administratiekantoor ter continuering Huizenmaatschappij (STAK). De zaak betreft verzoeken tot ontslag en schorsing van bestuurders, ingediend door de huidige bestuurders en een tijdelijke bestuurder die eerder was benoemd. De rechtbank had eerder al vastgesteld dat er een impasse was ontstaan binnen het bestuur, wat leidde tot de benoeming van een tijdelijke bestuurder, mr. J.H. van Woudenberg, met de taak om de situatie te beoordelen en een oplossing te vinden. Ondanks de inspanningen van de tijdelijke bestuurder is het bestuur er niet in geslaagd om tot een oplossing te komen, wat heeft geleid tot de huidige verzoeken tot ontslag van alle zittende bestuurders. De rechtbank heeft in deze beschikking geoordeeld dat de verzoeken tot ontslag zullen worden toegewezen, omdat de impasse in het bestuur nog steeds voortduurt en de continuïteit van de STAK en de aan haar verbonden vennootschap Huizenmij in gevaar komt. De rechtbank heeft ook aangegeven dat zij nieuwe bestuurders zal benoemen, waaronder een bestuurder C, en dat partijen zich hierover mogen uitlaten voordat de eindbeslissing wordt genomen. De zaak is complex en heeft ook raakvlakken met een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/731810 / HA RK 23-108
Beschikking van 6 maart 2025
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen:
[verzoeker 1],
2.
[verzoeker 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen:
[verzoeker 2],
verzoekers, hierna gezamenlijk te noemen:
[verzoekers],
advocaat mr. G.C. Endedijk te Amsterdam,
tegen

1.[verweerster] ,

wonende te [woonplaats 3] ,
hierna te noemen:
[verweerster],
verweerster,
advocaat mr. J. Stikkelbroeck te Amsterdam,
en
1. de stichting
STICHTING ADMINISTRATIEKANTOOR TER CONTINUERING HUIZENMAATSCHAPPIJ,
gevestigd te Amsterdam,
belanghebbende, hierna te noemen:
de STAK,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
B.V. HUIZENMIJ,
gevestigd te Amsterdam,
belanghebbende, hierna te noemen:
Huizenmij,
advocaat mr. M.P.H. Sanders te Amsterdam,
3. de stichting
INSINGER STICHTING,
gevestigd te Rhenen,
belanghebbende, hierna te noemen:
Insinger Stichting,
advocaat mr. J. Stikkelbroeck te Amsterdam,
4.
[belanghebbende 4],
wonende te [woonplaats 4] ,
belanghebbende, hierna te noemen:
[belanghebbende 4],
advocaat mr. A.M. van Riemsdijk te Bilthoven,
5.
[belanghebbende 5],
wonende te [woonplaats 1] ,
belanghebbende, hierna te noemen:
[belanghebbende 5],
advocaat mr. J. Stikkelbroeck te Amsterdam,
6.
[belanghebbende 6],
wonende te [woonplaats 5] ,
belanghebbende, hierna te noemen:
[belanghebbende 6],
advocaat mr. J. Stikkelbroeck te Amsterdam,
Insinger Stichting, [belanghebbende 5] en [belanghebbende 6] worden hierna gezamenlijk genoemd:
Insinger Stichting c.s.
[verweerster] en Insinger Stichting c.s. worden hierna gezamenlijk genoemd:
[verweersters]

1.Inleiding

1.1.
Dit is het vervolg in de zaak over het bestuur van de Stichting Administratiekantoor ter continuering van Huizenmaatschappij (de STAK). Naast deze zaak loopt er ook een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam met betrekking tot Huizenmij.
1.2.
In deze rechtbankprocedure hebben de bestuurders, [verweerster] en [verzoekers] over en weer verzocht om elkaars ontslag. Eerder, in de beschikking van 20 juli 2023, is geoordeeld dat een impasse in het bestuur als geheel is ontstaan.
1.3.
Vanwege deze impasse heeft de rechtbank bij wijze van voorlopige voorziening mr. J.H. van Woudenberg benoemd tot tijdelijke bestuurder van de STAK met beslissende stem, met daarbij de taak om te bezien hoe in de ontstane situatie in de opvolging van de zittende bestuursleden kan worden voorzien. De benoemingstermijn van de tijdelijke bestuurder is sindsdien tweemaal verlengd.
1.4.
De tijdelijke bestuurder heeft in mei 2024 verslag gedaan van haar bevindingen. Vervolgens is op gezamenlijk verzoek van partijen een nieuwe mondelinge behandeling bepaald, en zijn ook nieuwe verzoeken gedaan, waaronder een verzoek van de tijdelijke bestuurder tot wijziging van de statuten van de STAK.
1.5.
Nu, na de nieuwe mondelinge behandeling, komt de rechtbank tot een eindbeslissing. De rechtbank wijst de verzoeken tot wijziging van de statuten van de STAK af, omdat niet aan de geldende vereisten wordt voldaan. De rechtbank wijst de verzoeken tot ontslag van alle zittende bestuursleden toe, omdat ondanks de benoeming en inzet van een tijdelijke bestuurder, het bestuur er in ruim anderhalf jaar tijd niet in is geslaagd om te voorzien in de eigen opvolging en de impasse binnen het bestuur van de STAK nog steeds voortduurt.
1.6.
De rechtbank zal nieuwe bestuurders benoemen, waaronder in ieder geval een nieuwe bestuurder C. Hierover mogen partijen zich eerst uitlaten.
1.7.
Deze en andere beslissingen legt de rechtbank hierna uit.
[naam]
1.8.
Aanvankelijk was ook [naam] bestuurder van de STAK, en samen met [verweerster] verweerder en (tegen)verzoeker in deze procedure. Al voor de eerste beschikking is zij vrijwillig teruggetreden als bestuurder, waarna het verzoek tot haar ontslag is ingetrokken. Mr. Stikkelbroeck heeft het tegenverzoek aanvankelijk ingediend mede namens [naam] , maar inmiddels is gebleken dat hij haar in deze procedure niet meer vertegenwoordigt. Bij die stand van zaken moet het tegenverzoek voor zover ingesteld namens [naam] als ingetrokken worden beschouwd.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit
- de beschikking van 10 oktober 2024 en de daarin genoemde stukken,
- het verkorte proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 januari 2025 en de daarin genoemde stukken.

3.Wat er eerder in deze procedure is gebeurd

3.1.
In deze procedure hebben [verzoekers] en [verweerster] over en weer verzoeken ingediend tot elkaars onmiddellijke ontslag, althans schorsing, als bestuurder(s) van de STAK op grond van artikel 2:298 BW. In de beschikking van 20 juli 2023 heeft de rechtbank bij wijze van voorlopige voorziening voor een termijn van vijf maanden mr. J.H. van Woudenberg tot tijdelijke bestuurder van de STAK benoemd.
3.2.
In de beschikking van 25 januari 2024 heeft de rechtbank de termijn van de tijdelijke bestuurder verlengd met een termijn van vijf maanden.
3.3.
De tijdelijke bestuurder heeft eind mei 2024 het schriftelijk verslag van haar bevindingen ingediend. In dit verslag heeft zij onder meer geschreven dat er voor moet worden gezorgd dat de slechte familieverhoudingen binnen de familie [familienaam] bij de besluitvorming binnen het STAK-bestuur geen rol meer kunnen spelen en dat de besluitvorming (weer) op grond van zakelijke en objectieve overwegingen kan plaatsvinden. Daartoe is een statutenwijziging nodig. Verder heeft de tijdelijke bestuurder geschreven dat [verweersters] het op twee punten niet eens zijn met de voorgenomen statutenwijziging en dat om tot een afronding te kunnen komen de rechtbank volgens haar over deze punten zou moeten beslissen.
3.4.
Partijen hebben op dit verslag gereageerd, waarna de rechtbank op gedeeld verzoek van partijen heeft bepaald dat een volgende mondelinge behandeling in deze zaak zal plaatsvinden, en dat de termijn van de tijdelijke bestuurder in afwachting van de door de rechtbank na de mondelinge behandeling te nemen beslissing wordt verlengd.
3.5.
In diezelfde periode heeft in de enquêteprocedure op 4 juli 2024 opnieuw een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Tijdens deze zitting is ook het bredere geschil tussen partijen aan bod gekomen en is gesproken over de uitgangspunten voor een eventuele aanpassing van de STAK-governance (hierna: de Uitgangspunten). De Uitgangspunten zijn, op verzoek van partijen, na de zitting door de voorzitter van de Ondernemingskamer op schrift gezet en luiden als volgt:
 De kwaliteitseisen voor een benoeming tot bestuurder A of bestuurder B komen te vervallen.
 Het bestuur van de STAK zal bestaan uit 5 bestuurders: 1 bestuurder A een bestuurder B en drie bestuurders C, waarvan één bestuurder C als voorzitter van de raad van bestuur zal fungeren.
 Bestuurder A wordt benoemd door het bestuur, op voordracht van de Insinger Stichting.
 Bestuurder B wordt benoemd door het bestuur, op voordracht van de certificaathouders van de familie [familienaam] , bij voorkeur op basis van consensus, maar bij gebreke daarvan op voordracht van leden van de familie [familienaam] die gezamenlijk houder zijn van tenminste 80% van de door familie [familienaam] gehouden certificaten.
 De bestuurders C zijn onafhankelijk en worden benoemd, geschorst en ontslagen bij besluit van uitsluitend de bestuurders C (coöptatie). De bestuurders C wijzen uit hun midden een voorzitter van de raad van bestuur aan.
 Drie bestuurders zijn steeds gezamenlijk vertegenwoordigingsbevoegd. De voorzitter van de raad van bestuur is steeds zelfstandig bevoegd STAK Huizenmij te vertegenwoordigen en kan een van de andere bestuurders C aanwijzen om de STAK te vertegenwoordigen in de algemene vergadering van Huizenmij.
 Het bestuur van STAK kan besluiten nemen bij gewone meerderheid van stemmen, waarbij ten minste één bestuurder C vóór heeft gestemd.
 Besluiten tot wijziging van de statuten van de STAK kunnen slechts unaniem genomen worden.
3.6.
Vervolgens is een geschil gerezen over de uitleg van de bestaande statuten, in het bijzonder de daarin opgenomen bevoegdheid van de vergadering van certificaathouders om tot decertificering en ontbinding van de STAK te besluiten, en hebben [verweerster] en de tijdelijke bestuurder over en weer nieuwe (spoed)verzoeken (zie hierna: 4.1 e.v.) ingediend.
3.7.
Op 13 september 2024 heeft een bestuursvergadering plaatsgevonden, waarin onder meer het besluit tot statutenwijziging op de agenda stond. Alleen [verweerster] is tijdens die vergadering niet verschenen en zij heeft zich ook niet laten vertegenwoordigen. Tijdens de vergadering is besloten tot statutenwijziging conform de eerder gedeelde conceptstatuten, die de tijdelijke bestuurder vervolgens diezelfde dag, 13 september 2024, heeft laten passeren bij de notaris. [verweersters] hebben hierna aan de tijdelijke bestuurder bericht dat zij de rechtsgeldigheid van het bestuursbesluit tot statutenwijziging bestrijden. Zij zijn geen procedure gestart tot vernietiging van dit besluit.
3.8.
Naar aanleiding van het spoedverzoek van de tijdelijke bestuurder van 9 september 2025 heeft de rechtbank in de beschikking van 10 oktober 2024 bij wijze van voorlopige voorziening, voor de duur van het geding, aan de vergadering van certificaathouders van de STAK een verbod opgelegd om bepaalde besluiten, waaronder een besluit tot decertificering van de STAK, te nemen.
3.9.
Bij beschikking van 9 januari 2025 heeft de Ondernemingskamer de verzoeken van [verweersters] om bij wijze van een voorlopige voorziening een tweede bestuurder van Huizenmij en een nieuwe beheerder van de aandelen te benoemen, afgewezen. Een door Huizenmij gesteund verzoek van [partij bij eerdere beschikking] tot uitbreiding van het onderzoek naar het beleid en de gang van zaken bij Huizenmij is toegewezen.

4.De nieuwe verzoeken

De verzoeken van de tijdelijke bestuurder
4.1.
Het door de tijdelijke bestuurder ingediende (spoed)verzoek van 9 september 2024 houdt - voor zover nog relevant - twee verzoeken in, te weten:
I. te bepalen dat de statuten van de STAK luiden conform het besluit tot wijziging van de statuten van 13 september 2024 zoals gebaseerd op de door de notaris op basis van de Uitgangspunten opgestelde conceptakte van statutenwijziging van 5 september 2024, en zoals verleden op 13 september 2024;
te bepalen dat artikel 18 lid 2 van de statuten van de STAK bij statutenwijziging moet worden aangevuld in die zin dat ook in een tweede certificaathoudersvergadering unanimiteit van de aanwezige certificaathouders is vereist voor de in artikel 18 lid 1 van de statuten van de STAK opgesomde besluiten en aan artikel 18 lid 2 wordt toegevoegd: ‘zij het dat ook in een tweede vergadering van certificaathouders unanimiteit van de aanwezige certificaathouders vereist is’.
Het tegenverzoek van Huizenmij
4.2.
Het door Huizenmij ingediende verweerschrift van 14 januari 2025 houdt een zelfstandig tegenverzoek in, te weten:
- te bepalen dat de statuten van de STAK bij statutenwijziging moeten worden aangevuld, in die zin dat wordt toegevoegd:
a. dat voor besluitvorming door het STAK-bestuur ten minste drie bestuurders C aanwezig of vertegenwoordigd dienen te zijn; en
b. de echtgenote en bloedverwanten in de eerste graad in neergaande lijn van oprichter 2, zoals gedefinieerd in deze statuten, geen STAK-bestuurder kunnen zijn.
Het verzoek van [verweersters]
4.3.
Het door [verweersters] ingediende verzoek van 23 september 2023 houdt in:
- dat eindbeschikking wordt gewezen, waarbij de voorlopige voorziening wordt beëindigd, het voltallige bestuur wordt ontslagen (met dien verstande dat [verweerster] in dat geval reeds nu voor alsdan vrijwillig aftreedt, zoals uiteengezet in het verzoek d.d. 9 september jl.), en er één bestuurder C voor de STAK wordt benoemd.
Tijdens de mondelinge behandeling van 23 januari 2025 heeft [verweerster] verzocht:
- terug te komen van de bindende eindbeslissing in de beschikking van 10 oktober 2024, en de tijdelijke bestuurder alsnog niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek om een voorlopige voorziening.
4.4.
Partijen voeren tegen alle verzoeken over en weer verweer.

5.De beoordeling

De verzoeken van de tijdelijke bestuurder
Verzoekschrift ondertekend door advocaat
5.1.
[verweersters] hebben aangevoerd dat de tijdelijk bestuurder in strijd met artikel 278 lid 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) heeft verzuimd bij haar verzoekschrift een advocaat te stellen, en dat zij om die reden niet-ontvankelijk in haar verzoeken moet worden verklaard.
5.2.
Dit verweer gaat niet op. Artikel 278 lid 3 Rv vereist alleen dat een verzoekschrift wordt ondertekend door een advocaat. In dit geval is het verzoekschrift ondertekend door de tijdelijke bestuurder (zelf), en zij is advocaat. Aan het vereiste wordt dus voldaan. Bij die stand van zaken is het niet meer relevant of, zoals [verweerster] naar voren brengt, de tijdelijke bestuurder mogelijk als advocaat van zichzelf is opgetreden en om die reden in strijd zou hebben gehandeld met gedragsregels voor advocaten. Dat is bovendien geen kwestie waar de rechtbank in deze zaak over kan oordelen.
Verzoekschrift ingediend door de tijdelijke bestuurder
5.3.
[verweersters] hebben verder aangevoerd dat de tijdelijke bestuurder niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek, omdat de rechtbank bij beschikking van 10 oktober 2024 heeft geoordeeld dat het verzoek moet worden gelezen als een verzoek namens de STAK. Het verzoek is aldus niet gedaan door één van de oprichters, het openbaar ministerie of het bestuur van de STAK.
5.4.
Dit verweer gaat niet op. In de beschikking van de rechtbank van 10 oktober 2024 is beslist over het spoedverzoek en overwogen dat dit verzoek moet worden gelezen als een verzoek namens de STAK. De beslissing op de onderhavige verzoeken op grond van artikel 2:294 BW is aangehouden. Artikel 2:294 BW bepaalt dat de rechtbank op verzoek van een oprichter, het bestuur of het openbaar ministerie de statuten kan wijzigen. Aan de tijdelijke bestuurder zijn in de beschikking van 20 juli 2023 voor de duur van haar benoeming alle bevoegdheden toegekend die de wet en de statuten aan bestuurders van de STAK toekennen en aan haar is binnen het bestuur een beslissende stem toegekend. Daarnaast is zij zelfstandig bevoegd de STAK te vertegenwoordigen en mag zij ten behoeve van haar taakuitoefening beslissen wat nodig is. Gelet hierop kunnen de onderhavige verzoeken geacht worden te zijn ingediend door het bestuur.
Behandeling mogelijk binnen lopende procedure
5.5.
[verweersters] hebben ook aangevoerd dat de tijdelijke bestuurder haar verzoeken tot wijziging van de statuten niet kan indienen in de lopende procedure.
5.6.
De rechtbank overweegt als volgt. Deze zaak is een lopende verzoekschriftprocedure over verzoeken tot ontslag van bestuurders van een stichting op grond van artikel 2:298 BW (de ontslagverzoeken). De verzoeken van de tijdelijke bestuurder tot wijziging van de statuten van de STAK zijn gebaseerd op artikel 2:294 BW (de wijzigingsverzoeken). Deze wijzigingsverzoeken van de tijdelijke bestuurder zien niet op een voorziening ‘in het bestuur’ zoals bedoeld in het tweede lid van artikel 2:298 BW, en het zijn ook geen verzoeken die door de oorspronkelijke verzoekers of tegenverzoeker ( [verzoekers] en [verweerster] ) zijn ingediend. Daarmee vallen de wijzigingsverzoeken van de tijdelijke bestuurder niet binnen het kader van deze lopende ontslagprocedure, en stellen [verweersters] dus terecht dat het gaat om afzonderlijke verzoeken. Dergelijke verzoeken moeten in beginsel in een afzonderlijke procedure worden ingediend. Maar, in dit specifieke geval zien de wijzigingsverzoeken en de eerdere ontslagverzoeken op één en dezelfde STAK, zijn daardoor ook dezelfde (rechts)personen belanghebbende bij al deze verzoeken, én hebben al deze belanghebbenden op de verzoeken kunnen reageren. In deze omstandigheden ziet de rechtbank vanuit proceseconomische overwegingen aanleiding om te bepalen dat de verzoeken in deze lopende procedure zullen worden beoordeeld. Door deze beslissing worden geen belangen geschaad.
Toetsingskader artikel 2:294 BW
5.7.
Artikel 2:294 BW bepaalt dat voor wijziging van de statuten slechts plaats is, indien ongewijzigde handhaving van de statuten zou leiden tot gevolgen die bij de oprichting redelijkerwijze niet kunnen zijn gewild. Bovendien is daarbij richtinggevend
- zoals uit lid 2 van artikel 2:294 BW volgt - dat de rechtbank daarbij terughoudendheid betracht in die zin dat zij zo min mogelijk van de bestaande statuten afwijkt.
Uit de jurisprudentie volgt dat onduidelijkheid als gevolg van het feit dat de statuten voor verschillende, tegenstrijdige wijzen van uitleg vatbaar zijn niet een gevolg is dat bij oprichting van de stichting redelijkerwijs kan zijn gewild [1] .
Het eerste verzoek
5.8.
Het eerste verzoek van de tijdelijke bestuurder is te bepalen dat de statuten luiden: “
conform het besluit tot wijziging van de statuten van 13 september 2024 zoals gebaseerd op de door de notaris op basis van de Uitgangspunten opgestelde concept akte van statutenwijziging van 5 september 2024, en zoals verleden op 13 september 2024.”
5.9.
In de kern verzoekt de tijdelijke bestuurder hiermee om een al genomen en doorgevoerd besluit tot statutenwijziging te bekrachtigen. Een dergelijk verzoek valt niet binnen de reikwijdte van artikel 2:294 BW, omdat dit artikel de rechtbank alleen de mogelijkheid biedt om statuten van een stichting te
wijzigen, als aan de in het artikel genoemde voorwaarden is voldaan. De verzochte bekrachtiging van een al genomen en doorgevoerd wijzigingsbesluit is iets anders, en omvat meer dan de wijziging alleen. In wezen gaat het om een verklaring voor recht over de rechtsgeldigheid van het genomen besluit. Een dergelijk verzoek kan niet worden ingeleid met deze (of een andere) verzoekschriftprocedure, maar hoort thuis in een dagvaardingsprocedure [2] .
5.10.
Dit betekent dat de tijdelijke bestuurder in haar eerste verzoek niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Het tweede verzoek
5.11.
Het tweede verzoek ziet op het aanvullen van artikel 18 lid 2 van de statuten van de STAK in die zin dat ook in een tweede certificaathoudersvergadering unanimiteit van de aanwezige certificaathouders is vereist voor de in artikel 18 lid 1 van de statuten van de STAK opgesomde besluiten en dat aan artikel 18 lid 2 wordt toegevoegd: ‘
zij het dat ook in een tweede vergadering van certificaathouders unanimiteit van de aanwezige certificaathouders vereist is’.
5.12.
De tijdelijke bestuurder heeft toegelicht dat in haar visie, in navolging van de notaris die de conceptstatuten heeft opgesteld, met betrekking tot voornoemd artikel 18 sprake is van een onduidelijkheid. Volgens haar is verduidelijking geboden, om te voorkomen dat de certificaathouders in een tweede certificaathoudersvergadering zonder unanimiteit kunnen beslissen tot het ingrijpende besluit van decertificering van de aandelen en ontbinding van de STAK. Dit zou niet in lijn zijn met de governance die uit de Uitgangspunten volgt en - zo begrijpt de rechtbank – de impasse binnen het bestuur niet duurzaam doorbreken, aangezien [verweersters] over meer dan twee/derde van de certificaten beschikken en eenvoudig kunnen bewerkstelligen dat een tweede vergadering wordt uitgeroepen, door op de eerste vergadering niet te verschijnen. Deze mogelijkheid zou ook niet in lijn zijn met de bedoeling van de oprichters dat dergelijke besluiten alleen unaniem door alle certificaathouders gezamenlijk genomen kunnen worden.
5.13.
De rechtbank oordeelt dat dit tweede verzoek niet aan de vereisten voldoet. Hierbij stelt zij het volgende voorop.
5.14.
De bij akte van 13 september 2024 gewijzigde statuten, met cursief weergegeven de doorgevoerde wijziging, luiden voor zover hier relevant als volgt:
“(..)
WIJZIGING STATUTEN, WIJZIGING ADMINISTRATIEVOORWAARDEN, ONTBINDING, DÉCERTIFICERING
Artikel 18
1. Het bestuur is, mits alle bestuursleden vóór het betrokken voorstel hebben gestemd in een vergadering waarin alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zonder dat in het bestuur enige vacature bestaat, te allen tijde bevoegd tot:
(a) gehele of gedeeltelijke décertificering van aandelen;
(b) wijziging van de statuten der stichting, met uitzondering van lid 2 van dit artikel;
(c) wijziging van de administratievoorwaarden;
(d) ontbinding der stichting.
2. De hiervoor in lid 1 bedoelde besluiten kunnen bovendien worden genomen door de vergadering van certificaathouders na één januari tweeduizend tweeëntwintig mits het betrokken besluit wordt genomen met algemene stemmen in een vergadering waarin alle certificaathouders aanwezig of vertegenwoordigd zijn. Het bepaalde in artikel 13 lid 9 is van overeenkomstige toepassing.
[..]
BESTUURSBESLUITEN
Artikel 13
[..]
8. Bestuursbesluiten strekkende tot bepaling van de wijze waarop in de algemene vergadering van aandeelhouders van de vennootschap [Huizenmij, rb] wordt gestemd met betrekking tot voorstellen aangaande:
[..]
moeten worden genomen met algemene stemmen in een vergadering, waarin alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, zonder dat in het bestuur enige vacature bestaat.
9. Indien in een vergadering waarin een bestuursbesluit als in lid 8 bedoeld aan de orde komt, niet alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn, al dan niet tengevolge van een vacature, dan wordt een nieuwe vergadering bijeengeroepen, te houden binnen één maand na de eerste, maar niet eerder dan vijftien dagen daarna, in welke vergadering -ongeacht het aantal dan aanwezige of vertegenwoordigde bestuursleden de in het tweede lid bedoelde besluiten kunnen worden genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde van de uitgebrachte stemmen,
met dien verstande dat ten minste één bestuurder C vóór het betrokken voorstel heeft gestemd. Bij de oproeping tot deze nieuwe vergadering moet worden vermeld dat het een tweede vergadering, als hiervoor bedoeld, betreft.
5.15.
De beoordeling van het verzoek vergt uitleg van de statuten. Nagegaan moet worden wat gewild kan zijn bij de oprichting. Gelet op de hiervoor weergegeven tekst van de statuten is niet voldaan aan het criterium dat ongewijzigde handhaving van de statuten zou leiden tot gevolgen die bij de oprichting redelijkerwijze niet kunnen zijn gewild. In de kern biedt artikel 13 lid 9 de mogelijkheid voor bestuursleden om in een tweede vergadering zonder unanimiteit (namelijk met twee derde meerderheid van de uitgebrachte stemmen) en zonder dat alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn bepaalde besluiten te nemen, en wel in het geval dat in een eerste vergadering niet alle bestuursleden aanwezig of vertegenwoordigd zijn.
5.16.
Die mogelijkheid is in artikel 18 lid 2, dat ziet op besluitvorming door de certificaathouders, uitdrukkelijk van overeenkomstige toepassing verklaard. In onderlinge samenhang en met de vereiste terughoudendheid bezien, volgt daaruit dus niet dat het niet de bedoeling van de oprichters
kanzijn geweest om na een eerste certificaathoudersvergadering waarin niet alle certificaathouders aanwezig of vertegenwoordigd zijn, in een eventuele tweede certificaathoudersvergadering besluitvorming zonder unanimiteit (namelijk bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen) mogelijk te maken. Ook zijn de statuten in zoverre niet onduidelijk.
5.17.
Het gegeven dat artikel 18 lid 2 gaat over besluiten in een vergadering van certificaathouders, en artikel 13 lid 9 over besluiten in een vergadering van bestuursleden, is mogelijk enigszins ongelukkig te noemen, maar levert geen onduidelijkheid op, omdat artikel 13 lid 9 van ‘overeenkomstige’ toepassing wordt verklaard.
5.18.
Het tweede verzoek van de tijdelijke bestuurder wordt dan ook afgewezen.
Het verzoek van Huizenmij
5.19.
Ook Huizenmij heeft een verzoek tot statutenwijziging op grond van artikel 2:294 BW ingediend. Zoals volgt uit dat artikel, kan een verzoek tot statutenwijziging alleen worden gedaan door het bestuur, de oprichter of het Openbaar Ministerie. Omdat Huizenmij niet tot die kring van personen behoort, kan zij een dergelijk verzoek dus niet doen.
5.20.
Huizenmij wordt daarom niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek.
De verzoeken tot ontslag
5.21.
Het nieuwe verzoek van [verweerster] tot ontslag van alle zittende bestuurders komt inhoudelijk overeen met de oorspronkelijke verzoeken van [verzoekers] en [verweerster] tot elkaars ontslag als bestuurder. Over deze oorspronkelijke verzoeken heeft de rechtbank in de beschikking van 24 juli 2023 samengevat geoordeeld:
- dat de gemaakte verwijten afzonderlijk en in onderlinge samenhang bezien geen grond voor schorsing of ontslag van één of meerdere individuele bestuurders van de STAK opleveren;
- dat tegelijkertijd partijen het erover eens zijn en ook voor de rechtbank duidelijk is dat binnen het bestuur van de STAK als geheel een onherstelbare vertrouwensbreuk is ontstaan, die aan het adequaat functioneren van het bestuur in de weg staat, en dat het voortbestaan van deze impasse de continuïteit van de STAK en Huizenmij schaadt;
- dat de rechtbank het vanwege de toestand van de STAK het noodzakelijk acht om bij wijze van voorlopige voorziening een onafhankelijk persoon als tijdelijke bestuurder van de STAK te benoemen, om te waarborgen dat het bestuur weer met elkaar in overleg treedt en tot besluitvorming komt, zonder dat één van partijen de besluitvorming kan frustreren.
5.22.
Nu, ruim anderhalf jaar na de benoeming van de tijdelijke bestuurder, en ondanks al haar inspanningen, kan worden geconcludeerd dat het bestuur er in al die tijd niet in is geslaagd om te voorzien in haar eigen opvolging en dat de impasse in het bestuur nog steeds aanwezig is. Een impasse als gevolg van een verschil van inzicht, die zelfs na inzet van een tijdelijke bestuurder zo lang voortduurt, levert gewichtige redenen op voor het ontslag van het bestuur als geheel en dus van alle individuele bestuurders. Alle partijen voeren aan, en gedurende deze procedure is gebleken, dat de besluitvorming in de STAK volledig stilligt. In het verlengde daarvan ligt ook besluitvorming in Huizenmij stil. De OK overwoog daarover al in zijn beschikking van 6 juli 2023:
“Desondanks slagen partijen er niet in om tot de daarvoor benodig
de besluitvorming in de algemene vergadering van Huizenmij te komen omdat het bestuur van de STAK onderling zodanig verdeeld is dat een gezamenlijke vertegenwoordiging van de STAK in de algemene vergadering van Huizenmij niet mogelijk blijkt.
Ook overigens is de impasse in de algemene vergadering van Huizenmij bezwaarlijk voor de vennootschap en de met haar verbonden onderneming. Huizenmij staat voor ingrijpende beslissingen omtrent het beheer van het door haar gehouden vastgoed, de inrichting en de voortzetting van haar ontwikkelingsactiviteiten en de wijze waarop de benodigde gelden voor de uitkering van het superdividend kunnen worden vrijgemaakt. Dit vergt constructief inhoudelijk overleg met haar aandeelhouder en certificaathouders, dat nu niet plaatsvindt.”
5.23.
Voorts is onbetwist aangevoerd dat de impasse ook tot gevolg heeft gehad dat jaarrekeningen een tijd lang niet konden worden goedgekeurd waardoor al meer dan eens door de bank is gedreigd met het bevriezen van de kredietvoorzieningen. Nu de STAK tot doel heeft behoud van Huizenmij wordt op grond van al deze overwegingen door de impasse dus schade toegebracht.
5.24.
Het voorgaande leidt ertoe dat de verzoeken tot ontslag van [verweerster] en [verzoekers] als bestuurder van de STAK bij de nog te wijzen eindbeschikking zullen worden toegewezen.
5.25.
Met die eindbeslissing zal de procedure eindigen. Dat betekent automatisch ook dat op dat moment de voor de duur van de procedure door de rechtbank genomen voorlopige maatregel tot benoeming van mr. Van Woudenberg als tijdelijke bestuurder, zal eindigen. Hetzelfde geldt voor het als voorlopige voorziening voor de duur van het geding aan de certificaathouders opgelegde verbod om bepaalde besluiten te nemen.
5.26.
Het ontslag van alle zittende bestuurders, zal ertoe leiden dat alle bestuursposities vacant zijn. De rechtbank zal bij eindbeschikking in vervulling van deze plaatsen in het bestuur voorzien, in ieder geval door een bestuurder C te benoemen. De rechtbank kan ook meerdere bestuurders benoemen, waaronder een bestuurder A en B en verdere bestuurders C, maar de invulling van die vacatures kan ook aan de te benoemen bestuurder C worden gelaten. Voordat de rechtbank daadwerkelijk eindbeschikking zal wijzen, mogen partijen zich over de benoeming van bestuurders, en over de persoon van de te benoemen bestuurder C, bij akte uitlaten.
5.27.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
verwijst de zaak de interne rekestenrol van 3 april 2025, voor akte uitlating van partijen over hetgeen is overwogen in rov. 5.26,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.H. Rombouts, voorzitter, mr. R.C.J. Hamming en mr. V.G.T. van Emstede, rechters, en in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 6 maart 2025.

Voetnoten

2.Vgl. ECLI:NL:RBNHO:2021:10815, rov. 4.3.