Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. R.W. van Zanten, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. B.L.M. Ficq, naar voren hebben gebracht.
Rechtbank Amsterdam
Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 74-jarige man, die werd beschuldigd van aanranding en ontucht met een vrouw die hij op 19 juli 2019 had gemasseerd. De zaak kwam ter terechtzitting op 25 februari 2025, waar de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en de raadsvrouw van de verdachte, mr. B.L.M. Ficq, hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte feitelijke aanranding van de eerbaarheid van de aangeefster, alsook ontuchtige handelingen terwijl zij zich in een kwetsbare positie bevond als patiënt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat zedenzaken vaak moeilijk te bewijzen zijn, omdat er meestal slechts twee personen bij de feiten betrokken zijn. In dit geval was er onvoldoende steunbewijs om de verklaringen van de aangeefster te onderbouwen. De rechtbank heeft de verklaring van de aangeefster, die gedetailleerd de gebeurtenissen beschreef, vergeleken met de verklaring van de verdachte, die stelde dat de massage op een stoel plaatsvond en dat hij enkel het hoofd en de nek van de aangeefster had gemasseerd.
Na zorgvuldige overweging van de verklaringen en het beschikbare bewijs, concludeerde de rechtbank dat het bewijsminimum niet was gehaald. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten, omdat de ontuchtige handelingen niet bewezen konden worden. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. K.A. Brunner, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.