Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
- een conclusie van antwoord, gedateerd op 4 oktober 2021;
- een conclusie van repliek, gedateerd op 24 november 2021;
- een conclusie van dupliek, gedateerd op 22 december 2021.
2.De vordering
3.Grondslag van de vordering
4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel
- [verdachte] heeft geen schriftelijke bewijsstukken (zoals een leenovereenkomst, stukken betreffende aflossingen of rentebetalingen) met betrekking tot de gestelde geldlening van zijn zus aangedragen.
- De inmiddels overleden zus van [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat zij geen geld heeft uitgeleend aan [verdachte] , en in de maanden maart, april en mei 2020 (de periode van de contante stortingen)
- De verzochte getuige, [getuige] , heeft evenmin het bestaan van de door [verdachte] gestelde leningen bevestigd. [getuige] heeft verklaard dat hij in het jaar 2020 een geldbedrag van maximaal € 1.000,- aan [verdachte] heeft uitgeleend.
5.Verplichting tot betaling
6.Toepasselijk wettelijk voorschrift
7.Beslissing
€ 30.138,16(dertigduizend honderdachtendertig euro en zestien eurocent).
[verdachte]de verplichting tot betaling van
€ 25.138,16(vijfentwintigduizend honderdachtendertig euro en zestien eurocent).
gijzelingdie ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op
502(vijfhonderdtwee)
dagen.