3.3.Oordeel van de rechtbank
Samenvatting
De rechtbank acht de onder 1 en 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. De rechtbank acht de onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling wel bewezen op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen en de hierna volgende overwegingen. De rechtbank acht tot slot met betrekking tot [slachtoffer 2] (feit 2) het medeplegen niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij. De rechtbank overweegt als volgt.
Feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [slachtoffer 1] op 2 april 2022 met [naam 1] op het pleintje aan de Corantijnstraat heeft afgesproken. Na een tijdje komt er een man bij hen staan en later voegen zich nog twee mannen bij hen. De mannen worden in het proces-verbaal, waarin de camerabeelden van het incident zijn beschreven, aangeduid als NN1, NN2 en NN3. Terwijl [slachtoffer 1] , [naam 1] en NN1 op het pleintje staan, belt [slachtoffer 1] [slachtoffer 2] om ook naar het pleintje te komen en voegt ook [slachtoffer 2] zich bij het groepje.
Op enig moment wordt [slachtoffer 1] door NN1 onderuit geschopt, valt [slachtoffer 1] hard tegen een bankje aan en krijgt hij van NN1 een harde een trap in het gezicht. [slachtoffer 1] wil opstaan, maar wordt weer onderuit gehaald door NN1. Op de grond liggend, wordt [slachtoffer 1] door NN1 en NN3 meerdere keren tegen zijn hoofd geschopt en geslagen. NN3 zwaait ondertussen ook met een machetein de richting van [slachtoffer 1] en maakt een stekende beweging naar [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij zijn handen voor zijn gezicht hield tijdens het geweld en dat hij thuis zag dat hij een snijwond op zijn rechterhand had. De rechtbank trekt op grond van deze bewijsmiddelen de conclusie dat deze snijwond is veroorzaakt door de machete.
Tijdens het geweld tegen [slachtoffer 1] zijn NN2 en NN3 achter [slachtoffer 2] aangerend en heeft NN3 met de machete een snijdende beweging gemaakt in de richting van [slachtoffer 2] , waarbij zijn jas is gescheurd. Ook heeft [slachtoffer 2] een klap tegen zijn hoofd gekregen.
Rollen medeverdachten
In het vonnis, dat is gewezen tegen medeverdachte [medeverdachte 1] , is vastgesteld dat [medeverdachte 1] degene is die op de camerabeelden als NN1 wordt aangeduid en dat hij degene is met de bijnaam [bijnaam 1] .In het vonnis, dat is gewezen tegen medeverdachte [medeverdachte 2] , is vastgesteld dat [medeverdachte 2] degene was die samen met de persoon met de machete achter [slachtoffer 2] is aangerend.Uit de camerabeelden blijkt dat NN2 en NN3 samen achter [slachtoffer 2] aanrennen en dat NN3 degene is met de machete. De rechtbank stelt dan ook vast dat [medeverdachte 2] degene is die als NN2 wordt aangeduid.
Rol van verdachte
De vraag waar de rechtbank zich vervolgens voor gesteld ziet, is of verdachte de persoon is die als NN3 wordt aangeduid. Verdachte heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen [naam 1] chat op 16 mei 2022 dat zij samen met drie personen met de bijnamen [bijnaam 1] , [bijnaam 2] en [bijnaam 3] naar Corantijn ging om [naam 2] te klappen en dat [slachtoffer 1] er ook was. In de chat schrijft [naam 1] dat alle drie deze personen stampten op het hoofd van [slachtoffer 1] . Ook schrijft zij dat [bijnaam 3] een machete pakte en [naam 2] daarmee in zijn zij sloeg terwijl hij aan het rennen was, waarna zijn jas was gescheurd. [bijnaam 3] zou [slachtoffer 1] daarna met de machete in zijn gezicht hebben geslagen.
De rechtbank overweegt dat de beschrijving van de camerabeelden de inhoud van de chat ondersteunt. De beschrijving van de geweldshandelingen die op de camerabeelden te zien zijn komt namelijk overeen met de geweldshandelingen die in de chat worden omschreven. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de persoon met de bijnaam [bijnaam 3] degene is die als NN3 is aangeduid in de beschrijving van de beelden.
Dan rest de vraag of verdachte degene is die als [bijnaam 3] wordt aangeduid. De rechtbank acht relevant dat [naam 1] heeft verklaard dat zij iemand met de bijnaam [bijnaam 3] kent. Dat zij hem ook daadwerkelijk kent, blijkt uit een chatgesprek waarin [naam 1] schrijft dat zij [bijnaam 3] “hoofd gegeven heeft”, met andere woorden dat zij orale seks met hem heeft gehad. [naam 1] heeft ook verklaard dat [bijnaam 3] en [bijnaam 1] op het moment van haar verhoor gedetineerd waren in [detentieadres] . Uit onderzoek van de politie is gebleken dat verdachte en [medeverdachte 1] op dat moment beiden gedetineerd waren in [detentieadres] . Hiervoor is al overwogen dat [medeverdachte 1] de bijnaam [bijnaam 1] heeft. Daarnaast is op de telefoon van [medeverdachte 1] een video aangetroffen die op 21 april 2022 is gemaakt, waarin een persoon wordt aangehouden voor station Den Haag Centraal. De persoon die de aanhouding filmt, roept meermalen: “free [bijnaam 3] ”. Uit onderzoek blijkt dat verdachte op diezelfde dag is aangehouden voor Den Haag Centraal. Verder heeft [slachtoffer 1] verklaard dat de snapchatgebruikersnaam van [bijnaam 3] is: [gebruikersnaam 1] . Uit onderzoek blijkt dat verdachte voorheen ingeschreven heeft gestaan op een adres met de postcode [postcode] . Hoewel voornoemde feiten en omstandigheden, ieder op zichzelf bezien, misschien niet voldoende zijn om vast te stellen dat verdachte [bijnaam 3] is, oordeeltde rechtbank dat deze in onderlinge samenhang bezien, maken dat het niet anders kan dan dat verdachte [bijnaam 3] is. Gezien het voorgaande concludeert de rechtbank dan ook dat verdachte degene is die bij de beschrijving van de camerabeelden als NN3 is aangeduid.
Oordeel feit 1 ( [slachtoffer 1] )
Medeplegen bewezen
Uit het voorgaande volgt dat [slachtoffer 1] onderuit is getrapt door [medeverdachte 1] en door [medeverdachte 1] en verdachte (tegen zijn hoofd) is geschopt en geslagen. Ook heeft verdachte meermalen met een machete in de richting van [slachtoffer 1] gezwaaid, waarvan in ieder geval één keer in de richting van het gezicht van [slachtoffer 1] , waarbij verdachte [slachtoffer 1] in zijn hand heeft gesneden. De rechtbank stelt op basis van de uiterlijke verschijningsvorm van het voorgaande vast dat verdachte en [medeverdachte 1] bij het plegen van dit geweld nauw en bewust hebben samengewerkt.
Vrijspraak poging doodslag
De rechtbank oordeelt dat er onvoldoende objectieve steun is voor de vaststelling dat er sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood bij dit geweld. Schoppen tegen het hoofd en zwaaien met een machete in de richting van het hoofd zijn geweldshandelingen die, zowel los van elkaar als gezamenlijk, ernstig en gevaarlijk zijn. De kans op zwaar lichamelijk letsel is bij deze handelingen zeer groot. Ook is niet onvoorstelbaar dat bij dit soort geweld de dood in zou treden. Echter, uit vaste jurisprudentie blijkt dat schoppen tegen het hoofd of zelfs steken met een (groot) mes, niet zonder meer voldoende is om vast te stellen dat sprake is van een aanmerkelijke kans op de dood. Aangezien in deze zaak objectieve feiten en omstandigheden met betrekking tot de aard en intensiteit van het geweld ontbreken, kan de rechtbank niet vaststellen dat de kans op de dood aanmerkelijk was en dus kan ook opzet op een poging tot doodslag niet worden vastgesteld. De rechtbank acht feit 1, primair dan ook niet bewezen spreekt verdachte hiervan vrij.
Poging zware mishandeling bewezen
Op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld, oordeelt de rechtbank dat deze mate van geweld wel zonder meer een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert. Door deze geweldshandelingen te plegen, hebben verdachte en [medeverdachte 1] deze kans ook bewust aanvaard. De rechtbank acht het medeplegen van poging tot zware mishandeling (feit 1, subsidiair) dan ook bewezen.
Oordeel feit 2 ( [slachtoffer 2] )
Vrijspraak poging doodslag, poging zware mishandeling bewezen
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer 2] heeft geprobeerd te steken of snijden met de machete, maar dat hierbij enkel zijn jas is geraakt. In lijn met hetgeen met betrekking tot feit 1 is besproken, acht de rechtbank niet bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer 2] door dit geweld te gebruiken. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van feit 2, primair.
De rechtbank stelt vast dat het proberen te snijden met een machete in de zij, op een kennelijk dusdanig kleine afstand dat in ieder geval de jas van [slachtoffer 2] geraakt kon worden, wel de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel oplevert. Verdachte heeft deze kans door dit geweld te gebruiken, bewust aanvaard. Dit levert dan ook een poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] op (feit 2, subsidiair).
Vrijspraak medeplegen en klap tegen het hoofd
De rechtbank overweegt voorts dat [slachtoffer 2] ook een klap tegen zijn hoofd heeft gekregen van [medeverdachte 2] . De rechtbank oordeelt echter dat er sprake is van een groot verschil in geweldsintensiteit tussen de klap die [medeverdachte 2] aan [slachtoffer 2] heeft gegeven en het snijden met de machete door verdachte. De klap die door [medeverdachte 2] is gegeven, levert op zich niet de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel op. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om vast te stellen dat [medeverdachte 2] een bijdrage aan het geweld door verdachte heeft geleverd die van voldoende gewicht is om te kunnen oordelen dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Al met al oordeelt de rechtbank dat niet kan worden bewezen dat verdachte de poging tot zware mishandeling van [slachtoffer 2] heeft medegepleegd. De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van zowel het medeplegen als de klap tegen het hoofd van [slachtoffer 2] .