8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw hebben, gelet op het rapport van de psycholoog van 10 oktober 2022 en het reclasseringsadvies van 3 februari 2023, waarin toepassing van het ASR wordt geadviseerd, gevraagd om toepassing te geven aan het ASR.
De rechtbank stelt voorop dat als uitgangspunt geldt dat een jongvolwassen verdachte die op het moment van het strafbare feit meerderjarig is volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan voor jongvolwassenen tot 23 jaar besluiten om het ASR toe te passen als daarvoor aanleiding is gelet op de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan.
De rechtbank ziet in deze zaak, gelet op de voornoemde adviezen, aanleiding om op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht het ASR toe te passen. Hoewel verdachte zich aan ernstige feiten heeft schuldig gemaakt, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende indicatoren zijn voor toepassing van het ASR. Verdachte is nog relatief jong, lijkt niet goed in het aangeven van zijn grenzen, laat zich meeslepen in situaties en is beïnvloedbaar. Hij woont nog bij zijn moeder thuis en heeft een goede band met haar. De psycholoog en de reclassering verwachten dat een pedagogische aanpak goed zal uitpakken en een positieve invloed zal hebben op de ontwikkeling van verdachte.
De LOVS jeugd oriëntatiepunten gaan bij openlijke geweldpleging uit van een taakstraf van 40 uur of dienovereenkomstige jeugddetentie. Er wordt een aantal strafverzwarende omstandigheden genoemd, waarbij geldt dat iedere strafverzwarende factor in beginsel 40 uur taakstraf of 20 dagen jeugddetentie optelt bij de ‘basisstraf’. Bij een straatroof geldt het uitgangspunt dat er een taakstraf vanaf 60 uur of dienovereenkomstige jeugddetentie wordt opgelegd. Ook hierbij geldt weer dat er strafverzwarende factoren kunnen zijn, deze verhogen de ‘basisstraf’ per factor met 60 uur taakstraf of 1 maand jeugddetentie. Strafverzwarende omstandigheden (voor beide feiten) zijn bijvoorbeeld de ernst van het geweld of letsel, het gebruik van een wapen, de plaats van het delict en het georganiseerde karakter van de groep.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met een ander openlijk geweld gepleegd tegen [slachtoffer 2] . Daarbij is er met een vooropgezet plan gewerkt en is de confrontatie met het slachtoffer bewust opgezocht. De confrontatie heeft er uiteindelijk toe geleid dat [slachtoffer 2] is geslagen door verdachte en door een ander is geraakt met een mes. Verdacht heeft dus ook zelf geweld gebruikt. Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] blijkt dat hij voor zijn leven vreesde door het handelen van de jongens. Dat verdachte (al dan niet samen met de mededader) deze angstgevoelens heeft veroorzaakt bij het slachtoffer vindt de rechtbank kwalijk.
De straatroof waaraan verdachte heeft deelgenomen is nog zwaarder qua ernst en gevolgen. Ook bij dit feit is er berekenend te werk gegaan en is een mes gebruikt. [slachtoffer 3] heeft meerdere snijwonden opgelopen, waarvoor hij een dag moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Het had nog veel erger voor hem kunnen aflopen. Onder andere de door hem doorstane angst blijkt ook duidelijk uit zijn verklaringen.
Verdachte is in een korte periode meermaals in beeld gekomen met geweldsincidenten waarbij het gebruik van een mes kennelijk niet is geschuwd. De rechtbank ziet in het dossier aanwijzingen dat verdachte banden heeft met een problematisch sociaal netwerk. Zo blijkt een deel van de groep personen waarmee de feiten zijn gepleegd in verband te worden gebracht met de drillrapscene. Het is algemeen bekend dat in die scene het gebruik van geweld en messen als de norm wordt gezien. In de maatschappij is er ook onrust over de toename van geweld en (specifiek) het messengebruik onder jongeren. Dat zorgt voor algemene gevoelens van onveiligheid. De rechtbank maakt zich – net als de officier van justitie – ernstige zorgen om deze omstandigheden en weegt dit in het nadeel van verdachte mee.
Dat de feiten op de openbare weg plaatsgevonden, waar nietsvermoedende mensen worden geconfronteerd met dit soort geweld vindt de rechtbank een strafverzwarende factor. Dit geldt met name voor de straatroof bij Meer en Vaart, een plek waar vaker steekpartijen tussen jongeren plaatsvinden. Sterker nog, op dezelfde dag (in de middag) is daar een steekpartij geweest die wel fataal is afgelopen. Een andere strafverzwarende factor is de georganiseerde wijze waarop de groep bij beide feiten heeft gehandeld.
Persoonlijke omstandigheden
Uit de rapporten van de psycholoog en de reclassering komt – kort gezegd – naar voren dat verdachte een goede band heeft met zijn moeder hetgeen een beschermende factor vormt. Hoewel verdachte middelen gebruikt kan een stoornis op dit gebied niet worden vastgesteld. Er zijn zorgen over het sociale netwerk van verdachte. Het is zeer wenselijk dat verdachte zijn scholing voortzet en dagbesteding vindt. Hierin moet hij gestuurd worden. De psycholoog merkt op dat verdachte stapsgewijs naar zelfstandigheid geholpen moet worden. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden en het voortzetten van de Elektronische Monitoring (EM) voor maximaal 6 maanden als stok achter de deur (voor het realiseren van dagbesteding). Na de sluiting van het onderzoek heeft de reclassering (bij e-mail van 22 februari 2023) verzocht om in de bijzondere voorwaarden (over het begeleid wonen) specifiek de instelling Viittaa op te nemen.
De rechtbank komt alles afwegende tot oplegging van een jeugddetentie van 6 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met bijzondere voorwaarden conform het advies van de reclassering en een taakstraf van 40 uren. Omdat verdachte het onvoorwaardelijke deel van de jeugddetentie al heeft ondergaan in voorarrest, betekent dit dat hij niet terug hoeft naar de gevangenis.
Omdat de rechtbank – anders dan de officier van justitie – heeft geoordeeld dat verdachte van feit 1 moet worden vrijgesproken, komt zij dus tot een iets lagere (taak)straf dan de officier heeft gevorderd.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee misdrijven die zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van meer personen, te weten openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 2] en een diefstal met geweld tegen [slachtoffer 3] .
Gelet op de hierboven beschreven ernst van deze feiten en de rapporten over de persoon van verdachte, waaruit naar voren komt dat verdachte hulp en sturing nodig heeft, is de rechtbank van oordeel dat – zonder inzet van passende hulp – er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 77z van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.