ECLI:NL:RBAMS:2023:4996

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
13/102802-22 en 13/156739-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, poging tot doodslag in vereniging en diefstal met geweld

Op 2 augustus 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2002, die werd beschuldigd van mishandeling, poging tot doodslag in vereniging en diefstal. De zaak betreft twee afzonderlijke parketnummers: 13/102802-22 (zaak A) en 13/156739-22 (zaak B). De rechtbank heeft de zaken gevoegd behandeld na een terechtzitting op 19 juli 2023. De officier van justitie, mr. B.S. Selier, heeft bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten gevorderd, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit voor de poging tot doodslag, met het argument dat de verdachte niet degene was die met een machete heeft gezwaaid.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de mishandeling van [aangever 1] op 26 november 2021 en aan de poging tot doodslag op [aangever 2] op 2 april 2022, waarbij hij samen met anderen geweld heeft gebruikt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er sprake was van een vooropgezet plan en dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de verdachte de telefoon van [aangever 2] heeft gestolen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 180 dagen jeugddetentie, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 200 uren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd ten aanzien van de slachtoffers. De benadeelde partij [aangever 1] heeft een schadevergoeding van € 500,- toegewezen gekregen voor immateriële schade, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/102802-22 (zaak A) en 13/156739-22 (zaak B) [1]
Datum uitspraak: 2 augustus 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002 ,
ter terechtzitting opgegeven adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 19 juli 2023
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.S. Selier en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. Vogelaar, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat door de benadeelde partij [aangever 1] (zaak A) en deskundige [reclasseringsmedewerker] (toezichthouder reclassering) naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
(zaak A)
mishandeling van [aangever 1] op 26 november 2021 te Amsterdam;
(zaak B)
1.
(mede)plegen van poging tot doodslag op [aangever 2] op 2 april 2022 te Amsterdam;
subsidiair ten laste gelegd als poging tot zware mishandeling;
meer subsidiair ten laste gelegd als openlijke geweldpleging.
2.
diefstal van een telefoon toebehorende aan [aangever 2] op 2 april 2022 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft – onder verwijzing naar het op schrift gestelde requisitoir – gerekwireerd tot bewezenverklaring van de in zaak A ten laste gelegde mishandeling, het in zaak B onder 1 primair ten laste gelegde medeplegen van poging tot doodslag en de onder 2 ten laste gelegde diefstal. De officier van justitie heeft de hiertoe relevante bewijsmiddelen opgesomd.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de in zaak A ten laste gelegde mishandeling van [aangever 1] .
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de in zaak B onder 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag op [aangever 2] , nu medeverdachte [medeverdachte] daarvan is vrijgesproken en enkel is veroordeeld voor het plegen van openlijk geweld. Verder heeft de raadsvrouw aangevoerd dat verdachte niet degene is geweest die met een machete heeft gezwaaid, gesneden of gestoken, noch dat hij wetenschap had van de aanwezigheid daarvan. Enkel het trappen, schoppen of slaan, kan niet leiden tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde feit.
Ten aanzien van de in zaak B onder 2 ten laste gelegde diefstal heeft de raadsvrouw geen verweer gevoerd.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Ten aanzien van zaak A
De rechtbank acht op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van [aangever 1] .
4.3.2.
Ten aanzien van zaak B
Uit het dossier volgt dat op 2 april 2022 op het plein aan de [straatnaam] te Amsterdam een confrontatie heeft plaatsgevonden, die heeft geleid tot aangifte door [aangever 2] [2] en [aangever 3] [3] , waarin zij verklaren over wat er is voorgevallen. Deze verklaringen komen overeen met hetgeen te zien is op de camerabeelden. Op de camerabeelden [4] is te zien dat [aangever 2] op een gegeven moment wordt ingesloten door een groepje van drie jongens, waarna een vechtpartij ontstaat tussen [aangever 2] en dat groepje. [aangever 2] wordt door NN1 onderuit geschopt en hard door hem in het gezicht getrapt. NN3 zwaait ondertussen met een machete. Op het moment dat [aangever 2] probeert op te staan, wordt hij weer door NN1 onderuit gehaald en wordt hij meermaals door NN1 en NN3 geschopt en geslagen. NN3 gebruikt zijn machete tegen [aangever 2] en maakt een stekende beweging naar hem. [aangever 2] wordt vervolgens opnieuw meerdere malen tegen het hoofd geschopt en geslagen door NN1 en NN3. Het lukt [aangever 2] om op te staan en weg te rennen, terwijl NN3 nogmaals een zwaai maakt met zijn machete in de richting van [aangever 2] . Vervolgens ziet NN1 de telefoon van [aangever 2] op het bankje liggen, pakt deze op en loopt hiermee weg. [aangever 2] heeft als gevolg van de vechtpartij een verwonding aan de bovenkant van zijn rechterhand overgehouden, die naar alle waarschijnlijkheid door de machete is toegebracht terwijl [aangever 2] met zijn handen voor zijn gezicht op de grond lag. [5]
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte één van deze personen is. Deze vraag moet bevestigend worden beantwoord. Allereerst heeft [aangever 2] verklaard dat de bijnamen van de daders [bijnaam 1] (ook wel ‘ [bijnaam 1] ’), [bijnaam 2] en [bijnaam 3] zijn. De politie heeft vervolgens onderzoek gedaan naar de social media-accountnaam ‘ [bijnaam 1] ’, waarna is gebleken dat verdachte in een andere zaak in beeld is gekomen als gebruiker van dit account. [6] Verder is na de aanhouding van verdachte onderzoek gedaan in de data van zijn telefoon. Hieruit bleek dat aan deze telefoon diverse accounts waren gekoppeld die door aangever waren genoemd als zijnde accounts of gebruikersnamen van [bijnaam 1] . Ook is een chatgesprek van 5 april 2022 aangetroffen waarin door [bijnaam 1] wordt besproken dat ‘ [bijnaam 4] ’ (de rechtbank begrijpt: [aangever 2] ) harde trappen gehad heeft en dat ze zijn telefoon hebben meegenomen. [7] De politie heeft ook onderzoek verricht in data in de telefoon van [persoon] , door wie [aangever 2] naar het plein was gelokt. In haar telefoon is een chatgesprek aangetroffen van 16 mei 2022 waarin zij met iemand spreekt over wat er is voorgevallen. Zij noemt daarbij de namen [bijnaam 1] , [bijnaam 3] en [bijnaam 2] en de rolverdeling die door haar wordt omschreven komt overeen met wat er op de beelden te zien is. [8] [persoon] heeft in haar verhoor bij de politie bevestigd dat [bijnaam 1] in het echt [verdachte] heet. [9] Op basis van deze bevindingen komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte ‘ [bijnaam 1] ’, dan wel ‘NN1’ is. Verdachte heeft hier geen verklaring tegenover gesteld die maakt dat de rechtbank tot een andere conclusie komt. Verdachte heeft zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen.
De rechtbank is van oordeel dat de handelingen die volgen uit voornoemde bewijsmiddelen kwalificeren als een poging van verdachte om [aangever 2] samen met anderen van het leven te beroven. Uit het dossier volgt dat nauw en bewust is samengewerkt in de uitoefening van geweldshandelingen: er is sprake geweest van een vooropgezet plan, waarbij de confrontatie met [aangever 2] is opgezocht en vervolgens gezamenlijk, intensief geweld is gebruikt. De bijdrage van verdachte aan het geweld is wezenlijk en significant geweest. Hoewel verdachte de machete niet vast heeft gehad, heeft hij meermaals tegen het hoofd van [aangever 2] geschopt. Er is hier sprake van inwisselbaarheid van rollen. Dat verdachte geen wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de machete, acht de rechtbank niet aannemelijk. Een machete is een groot wapen dat op de camerabeelden goed zichtbaar is. Het kan niet anders dan dat verdachte dit wapen heeft gezien. Hij heeft zich op geen enkel moment van de situatie gedistantieerd. Naar het oordeel van de rechtbank kan verdachte voor alle ten laste gelegde handelingen (mede) verantwoordelijk worden gehouden. Door met harde kracht tegen het hoofd te schoppen en gebruik te maken van een machete, waarmee tevens zwaaiende en stekende bewegingen zijn gemaakt, bestond een reële kans dat [aangever 2] om het leven zou komen. Het risico dat er sprake zou zijn van een fatale afloop hebben verdachten met hun handelen op de koop toe genomen. Verdachten hebben daarom voorwaardelijk opzet gehad op de dood van [aangever 2] .
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat het verweer van de raadsvrouw – dat medeverdachte [medeverdachte] is veroordeeld voor openlijke geweldpleging en dat dat dan ook voor verdachte zou moeten opgaan – niet slaagt. [medeverdachte] is vrijgesproken van betrokkenheid bij de geweldpleging jegens [aangever 2] en enkel veroordeeld voor openlijke geweldpleging jegens [aangever 3] . Dat feit staat op zichzelf en de vraag of verdachte daar al dan niet bij betrokken is geweest, is in onderhavige zaak niet aan de orde.
De rechtbank acht tot slot bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan diefstal van de telefoon van [aangever 2] . Voordat verdachte wegliep van het pleintje, heeft hij de telefoon van [aangever 2] van het bankje gepakt en meegenomen. Dit volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de aangifte, de camerabeelden en de bevindingen rondom het vaststellen van de identiteit van NN1, te weten verdachte.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 en
bijlage 2vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
(
zaak A)
op 26 november 2021 te Amsterdam [aangever 1] heeft mishandeld door die [aangever 1]
  • te duwen en
  • op de grond te gooien en
  • meerdere malen te schoppen.
(
zaak B)
1. (
primair)
op 2 april 2022 te Amsterdam, tezamen en in vereniging anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangever 2] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet, die [aangever 2] ;
  • met een trap tegens diens benen onderuit heeft geveegd en
  • meerdere malen tegen diens hoofd, met kracht heeft geschopt en/of getrapt en/of heeft geslagen en/of gestompt terwijl die [aangever 2] op de grond lag en
  • meerdere malen met een machete, stekende en/of snijdende bewegingen heeft gemaakt in de richting van het hoofd, in elk geval zijn lichaam, van voornoemde [aangever 2] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
op 2 april 2022 te Amsterdam, een mobiele telefoon die aan [aangever 2] toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf van 240 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht te volstaan met de oplegging van een taakstraf. Dit is een passende straf wanneer verdachte wordt vrijgesproken van de poging tot doodslag en in lijn met het advies om verdachte te berechten volgens het jeugdstrafrecht. Daarnaast dient de positieve lijn die is ingezet niet te worden doorkruist door detentie.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan poging tot doodslag op [aangever 2] . In plaats van dat [aangever 2] die avond zou ‘chillen’ met een vriendin, trof hij verdachten en medeverdachten die op hem inschopten en met een manchete zwaaiden waarbij hij in zijn hand is geraakt. [aangever 2] heeft het overleefd en geen blijvend letsel aan de gebeurtenis overgehouden, maar dit had ook anders kunnen aflopen. Uit de verklaringen van aangever blijkt dat dit feit een grote impact op hem heeft gehad. Ook dragen dit soort feiten bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
Daarnaast heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan diefstal van een telefoon van voornoemde [aangever 2] . Dit is een vervelend feit. Verdachte heeft het eigendom van een ander niet gerespecteerd. Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling van een klasgenoot. Verdachte heeft in een conflict zijn agressie niet kunnen reguleren. Dit heeft grote gevolgen gehad voor zijn klasgenoot, wat blijkt uit de toelichting op de vordering van de benadeelde partij. Andere klasgenoten en docenten zijn op school – een plek waar iedereen zich veilig moet kunnen voelen – ongewild getuigen geweest van het gewelddadig handelen van verdachte. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Adviezen met betrekking tot toepassing van het adolescentenstrafrecht en de straftoemeting
Verdachte was op het moment dat hij de strafbare feiten pleegde 18 (zaak A) en 19 (zaak B) jaar. Het uitgangspunt is dat het volwassenstrafrecht dan wordt toegepast. Echter, er kan aanleiding bestaan om het jeugdstrafrecht (adolescentenstrafrecht) toe te passen als sprake is van omstandigheden gelegen in de persoon van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd.
De rechtbank heeft allereerst acht geslagen op het Uittreksel uit de Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 17 mei 2023. Hieruit volgt dat verdachte in het verleden meermaals is veroordeeld voor geweldsdelicten. De laatste keer dat verdachte is veroordeeld (januari 2023), is hij nog volgens het jeugdstrafrecht berecht.
Uit het reclasseringsadvies van 5 juli 2023 volgt dat verdachte een belaste familiegeschiedenis heeft en in zijn jeugd is geconfronteerd met geweld. Voor verdachte is het gebruik van geweld lange tijd een coping mechanisme is geweest in het criminele circuit. Bij verdachte is sprake van een disharmonisch intelligentieprofiel, waardoor hij snel overschat en overvraagd kan worden. Het gezin van verdachte (vriendin en 3-jarig zoontje) wordt gezien als beschermende factor. Verdachte is sinds zijn vorige detentie in april 2023 begeleid gaan wonen bij [instelling] in [plaats] en hij heeft afstand genomen van zijn oude vriendengroep. Hij lijkt ook gemotiveerd dit zo te houden. Verdachte staat momenteel onder toezicht van de reclassering en draagt een enkelband. Hij houdt zich aan de afspraken en volgt de adviezen van zijn toezichthouder doorgaans op.
Voor het al dan niet toepassen van het adolescentenstrafrecht is verwezen naar het Pro-Justitia rapport van 12 oktober 2022. Hierin wordt geadviseerd tot toepassing van het minderjarigenstrafrecht, gelet op verschillende indicaties, zoals de beperkte handelingsvaardigheden van verdachte en het feit dat verdachte beperkt in staat is om de consequenties van zijn gedrag te overzien. Hoewel verdachte tot op zekere hoogte in staat is om voor zichzelf te zorgen, heeft hij hulp van anderen nodig om aan de verwachtingen van de maatschappij te kunnen voldoen. Pedagogische sturing en invloed worden als wenselijk gezien. In het huidige toezicht laat verdachte zich graag aansturen en maakt hij gebruik van begeleiding die hem wordt geboden. Dit maakt dat verdachte pedagogisch te beïnvloeden is. Ondanks dat er sprake is van verharding en de zorgen omtrent het sociale netwerk, wordt geen antisociale attitude gezien en lijkt het handelen van verdachte voort te komen uit een gebrek aan vermogen tot zelfsturen en inschatten van eventuele consequenties.
Door de reclassering wordt geadviseerd om een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen, omdat er al interventies lopen vanwege een eerdere veroordeling. Ook wordt er negatief geadviseerd over het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat dan het traject dat nu is opgestart zal stagneren en verdachte, die integratieproblemen ervaart, opnieuw het proces door zou moeten. Het huidige toezicht van verdachte verloopt goed. Het advies is om aan verdachte een taakstraf op te leggen, wat tevens goed is om arbeidsritme op te doen.
De toezichthouder van de reclassering, [reclasseringsmedewerker] , heeft voornoemd advies ter terechtzitting onderschreven en het belang ervan benadrukt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank bij de straftoemeting het adolescentenstrafrecht toepassen. De rechtbank acht dit zowel in het belang van verdachte als in het belang van de maatschappij.
Motivering van de straf
De rechtbank heeft acht geslagen op de oriëntatiepunten die strafrechters in Nederland hanteren (LOVS-oriëntatiepunten). Voor een mishandeling waarbij er meermaals is geschopt, geldt in het jeugdstrafrecht als uitgangspunt een taakstraf van veertig uur. Voor een diefstal van een telefoon, is het uitgangspunt een taakstraf van 30 uur. Er zijn geen oriëntatiepunten voor poging tot doodslag. De rechtbank heeft verder dan ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat in beginsel een langdurige jeugddetentie op zijn plaats is, gelet op de ernst van de feiten en de strafverzwarende omstandigheden die aanwezig zijn. Zo was er sprake van een vooropgezet plan, is één van de feiten in vereniging gepleegd, is gebruik gemaakt van een machete en hadden de slachtoffers een jonge leeftijd.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat verdachte een positieve wending heeft gemaakt. Het toezicht verloopt goed en het is niet wenselijk – voor verdachte en de maatschappij – dat dit wordt doorkruist.
Alles afwegende komt de rechtbank tot oplegging van een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaren. Hoewel dit niet door de reclassering is geadviseerd, zal de rechtbank bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk strafdeel verbinden. De rechtbank acht het van belang dat verdachte een contactverbod krijgt ten aanzien van [aangever 2] en [aangever 3] , degenen tegen wie het geweld in zaak B was gericht. Het voorwaardelijk strafdeel is bedoeld als flinke stok achter de deur, om verdachte er van te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan strafbare feiten. De rechtbank zal daarnaast de maximale taakstraf aan verdachte opleggen van 200 uren.
9. Ten aanzien van de benadeelde partij [aangever 1] (zaak A) en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangever 1] vordert € 4.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Zij geeft aan als gevolg van het tenlastegelegde moeite te hebben met ademhalen, last te hebben van rugpijn en moeite te hebben met lopen. Deze klachten ervaart zij nog steeds. Daarnaast ervaart zij trauma gerelateerde klachten, die ook deels zijn gelegen in een verder verleden (familiaire omstandigheden). Het door verdachte uitgeoefende geweld heeft deze klachten versterkt.
9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op het standpunt gesteld dat de vordering voor toewijzing vatbaar is, waarbij eventueel ruimte is voor matiging van het toe te wijzen bedrag.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering op de terechtzitting betwist. Zij heeft de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen, of de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in haar vordering. Het gestelde schadebedrag is niet onderbouwd. Mede doordat er sprake is van trauma’s die losstaan van het ten laste gelegde feit, is de vordering te ingewikkeld om in het strafproces te behandelen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit.
De benadeelde partij heeft geen bewijsstukken ter onderbouwing van haar fysieke klachten overgelegd. Uit het dossier blijkt wel dat de assistent van de huisarts heeft bevestigd dat de benadeelde partij op de datum van de mishandeling bij de huisarts is geweest en dat zij (licht) letsel had. Gelet hierop, de aard van de mishandeling en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 november 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de gestelde schade (waaronder trauma-gerelateerde klachten en aanhoudende pijn) onvoldoende is onderbouwd. Het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van [aangever 1] wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd. Gelet op de leeftijd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte stelt de rechtbank de daarbij horende gijzeling op nul dagen, zodat verdachte niet vast komt te zitten wanneer hij niet in staat zou zijn te betalen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 63, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 287, 300, 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
  • ten aanzien van zaak A:
  • ten aanzien van zaak B, feit 1 primair:
  • ten aanzien van zaak B, feit 2:
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
jeugddetentievoor de duur van
180 dagen.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 179 dagen, van deze jeugddetentie niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- veroordeelde mag gedurende de proeftijd van 2 jaren op geen enkele wijze – direct of indirect – contact opnemen, zoeken of hebben met [aangever 2] (geboren op [geboortedatum 1] ) en [aangever 3] (geboren op [geboortedatum 2] ).
Geeft aan de jeugdreclassering de opdracht als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 100 dagen.
Ten aanzien van zaak A:
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] toe tot een bedrag van € 500,- (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 november 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [aangever 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangever 1] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (26 november 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening. Wanneer er niet kan worden betaald, kan geen gijzeling worden toegepast.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.M.R. Vastenburg, voorzitter,
mrs. H.J. Bos en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 augustus 2023.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
[...]

2.[...]

[...]

Voetnoten

1.Ter terechtzitting gevoegd.
2.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022077700-6 van 20 april 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] (, doorgenummerde pag. 01-04).
3.Een proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2022078330-2 van 20 april 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] (, doorgenummerde pag. 05-08).
4.Een proces-verbaal van fotobijlage camerabeelden met nummer PL1300-077700 van 27 april 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] (, doorgenummerde pag. 47-58).
5.Een proces-verbaal van bevindingen (met fotobijlagen) met nummer PL1300-2022077700-7 van 21 april 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 4] en [opsporingsambtenaar 2] (, doorgenummerde pag. 11-21), meer specifiek de verklaring van [aangever 2] op p. 12 4e alinea en de foto p. 15 en een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022077700-55 van 24 juni 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] (, doorgenummerde pag. 116).
6.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022077700-19 van 24 april 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 6] (, doorgenummerde pag. 23).
7.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen (ongenummerd) van 5 juni 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] (, doorgenummerde pag. 61-89).
8.Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2022077700-58 van 21 juli 2022, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 5] (, doorgenummerde pag. 120-170).
9.Een proces-verbaal van verhoor met nummer PL1300-2022077700-25 van 8 juni 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 5] en [opsporingsambtenaar 7] (, doorgenummerde pagina 1008-1013).
10.De rechtbank begrijpt: [aangever 2] .