ECLI:NL:RBAMS:2025:1405

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
10804516 \ CV EXPL 23-14773
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de kredietovereenkomst in het kader van online consumentenkoop en informatieplichten

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 7 februari 2025, staat de toetsing van een kredietovereenkomst centraal in het kader van een online consumentenkoop. De eisende partij, COEO Securitisation Limited, gevestigd in Dublin, heeft een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De zaak betreft een 'Buy Now Pay Later'-constructie via Klarna, waarbij de kantonrechter ambtshalve de bevoegdheid van de Nederlandse rechter toetst en de toepasselijkheid van het consumentenrecht onderzoekt. De kantonrechter oordeelt dat de overeenkomst een overeenkomst op afstand betreft en dat de informatieplichten van de verkoper, H&M, moeten worden nageleefd. De kantonrechter constateert dat H&M niet op duidelijke wijze heeft voldaan aan deze informatieplichten, met name met betrekking tot het ontbindingsrecht. Dit leidt tot de conclusie dat er een korting van 25% op de hoofdsom moet worden toegepast. Daarnaast wordt er gekeken naar de aanmaningskosten die door Klarna in rekening worden gebracht, die als buitengerechtelijke incassokosten worden aangemerkt. De kantonrechter is voornemens om een beding in de voorwaarden van Klarna te vernietigen, omdat deze kosten afwijken van de wettelijke regeling. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich uit te laten over het verdienmodel van Klarna en de informatieplichten die van toepassing zijn. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10804516 \ CV EXPL 23-14773
Vonnis van 7 februari 2025
in de zaak van
COEO SECURITISATION LIMITED,
gevestigd te Dublin (Ierland),
eisende partij,
gemachtigde: M.J.F. Bakkers,
tegen
[gedaagde],
wonende te [plaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Vanwege de buitenlandse vestigingsplaats van eisende partij moet ambtshalve de bevoegdheid van de Nederlandse rechter worden getoetst. Geoordeeld wordt dat de kantonrechter op grond van artikel 4 lid 1 van de in deze toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 bevoegd is om van de vordering kennis te nemen. Op grond van Verordening 593/2008 (Rome I) is Nederlands recht van toepassing.
2.2.
De overeenkomst die in deze procedure centraal staat is gesloten tussen een handelaar en een consument. In dat geval moet ambtshalve toetsing aan het consumentenrecht plaatsvinden. Onder meer moet worden onderzocht of eisende partij de op haar rustende informatieplichten heeft nageleefd. Ook moet worden getoetst aan Richtlijn 93/13/EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Tot slot moet in dit geval ook worden getoetst of sprake is van een krediet waarop de bepalingen van Titel 2A van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing zijn.
2.3.
Eisende partij stelt dat gedaagde partij diverse bestellingen heeft gedaan bij H&M. H&M biedt de mogelijkheid aan om achteraf te betalen (buy now pay later). Direct na de aankoop heeft H&M haar vordering op gedaagde partij gecedeerd aan Klarna Bank AB te Stockholm, Zweden (hierna: Klarna). Vervolgens is de vordering gecedeerd aan eisende partij.
Informatieplichten
2.4.
Gelet op de gestelde wijze van totstandkoming van de overeenkomst, is sprake van een overeenkomst op afstand. In dat geval moet H&M hebben voldaan aan de (essentiële) informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW en 6:230v BW.
2.5.
Eisende partij stelt dat H&M aan de informatieplichten heeft voldaan en verwijst ter onderbouwing van die stelling naar schermafdrukken van het online bestelproces. Gedaagde partij is naar het oordeel van de kantonrechter tijdens het bestelproces niet op duidelijke en begrijpelijke wijze geïnformeerd over het ontbindingsrecht (artikel 6:230m lid 1 sub h BW). Weliswaar is informatie over het ontbindingsrecht op de website van H&M te vinden, maar hiervoor moet in een digitaal winkelmandje worden geklikt op een hyperlink met zeer kleine tekst “Retourneren en terugbetalen”. Vervolgens opent een schermpje, waar ergens onderaan het woord “herroepingsrecht” staat met een plusje erachter. Pas met het klikken op dat plusje wordt informatie over het ontbindingsrecht verstrekt. Gedaagde partij krijgt tijdens het bestellen dus geen informatie over het ontbindingsrecht te zien, maar pas na een zoektocht en na meerdere klikken. Daarmee is gedaagde partij naar het oordeel van de kantonrechter niet op duidelijke en begrijpelijke wijze op de informatie gewezen.
2.6.
Uit het Arvato-arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2021:1677) volgt dat bij een voldoende ernstige schending van essentiële informatieplichten een sanctie moet worden opgelegd. Informatie over het ontbindingsrecht is aangemerkt als essentiële informatie. De kantonrechter zal voor het bepalen van de sanctie aansluiten bij de landelijke sanctierichtlijn die naar aanleiding van dit Hoge Raad arrest tot stand is gekomen. Hieruit volgt dat een korting op de hoofdsom zal worden toegepast van 25%.
2.7.
Uit het bestelproces volgt verder dat de bestelling wordt afgerond door te klikken op de knop “Aankoop voltooien”. Dat voldoet niet aan het bepaalde in artikel 6:230v lid 3 BW, waaruit kort gezegd volgt dat op de bestelknop moet staan dat het om een bestelling met betalingsverplichting gaat. Uit vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat uitsluitend rekening mag worden gehouden met de woorden die op de bestelknop staan (ECLI:EU:C:2022:269).
2.8.
De Hoge Raad heeft op 4 oktober 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1366) geoordeeld dat in verstekzaken bij schending van artikel 6:230v lid 3 BW de overeenkomst gedeeltelijk moet worden vernietigd, in die zin dat de vernietiging de rechten van de consument niet aantast en de verplichtingen van de consument vooralsnog in stand laat voor een zodanig gedeelte als nodig is om te voorkomen dat de sanctie voor de handelaar onevenredig zou zijn. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat een korting op de betalingsverplichting van de consument van één derde is in beginsel redelijk is te achten. De kantonrechter zal dan ook in verband met de hiervoor genoemde schending, naast voornoemde korting van 25% in verband met het ontbindingsrecht, een korting van één derde (33,3%) toepassen, zoals hierna vermeld.
2.9.
In totaal zal de hoofdsom derhalve worden gekort met 58,3%.
Toetsing van bedingen
2.10.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van H&M van toepassing verklaard. Vanwege de door gedaagde partij gekozen betalingswijze, waardoor de vordering van H&M op gedaagde partij direct wordt gecedeerd aan Klarna, zijn ook de voorwaarden van Klarna van toepassing.
2.11.
In de algemene voorwaarden van H&M staan geen bedingen die aan de onderhavige vordering ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd die als oneerlijk zijn aan te merken.
2.12.
In de voorwaarden van Klarna staat een beding op grond waarvan Klarna gerechtigd is om aanmaningskosten in rekening te brengen. Het beding luidt als volgt:
Wij rekenen € 0 voor het gebruik van Betaal later.
Als je nog niet aan Klarna hebt betaald op de uiterste betaaldatum genoemd in de betaalinstructies, wordt er per e-mail kosteloos een eerste herinnering gestuurd met een nieuwe betalingstermijn van 14 dagen. Bij die tweede herinnering zal Klarna € 13,50 aanmaningskosten in rekening brengen. Bij aankopen onder € 20,- wordt € 7,50 aanmaningskosten in rekening gebracht.
Blijft betaling dan uit dan kunnen deze kosten voor bedragen tot € 2.500,- oplopen tot 15% van het factuurbedrag, met een minimum van € 40,-.
2.13.
Deze kosten, hoewel anders benoemd, zijn aan te merken als buitengerechtelijke incassokosten. Het beding wijkt echter af van de regeling uit het BW (artikel 6:96 BW). Niet is immers vereist dat de vruchteloze aanmaning moet voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW, zoals nader gepreciseerd door de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:2704). Bovendien wijken de kosten ten nadele van de consument af van de wettelijke tarieven, met name bij hogere bedragen (vanaf € 2.500,-) nu die niet zijn gemaximeerd. Als ten nadele van de consument wordt afgeweken van dwingend recht, is sprake van oneerlijkheid (ECLI:NL:HR:2023:198). De kantonrechter is daarom voornemens het beding te vernietigen.
2.14.
Voordat tot vernietiging wordt overgegaan, mag eisende partij zich over dit voornemen uitlaten.
Kredietovereenkomst
2.15.
Gedaagde partij heeft gekozen voor uitgestelde betaling via Klarna. Uitgestelde betaling is een vorm van kredietverstrekking. Vraag is of deze vorm van kredietverstrekking valt onder de uitzondering genoemd in artikel 7:58 lid 2 onder e BW (kredietovereenkomsten zonder rente en andere kosten en kredietovereenkomsten waarbij het krediet binnen een termijn van drie maanden moet worden terugbetaald en slechts onbetekenende kosten worden aangerekend). Aan de Hoge Raad zijn hierover prejudiciële vragen gesteld, die door de Hoge Raad gedeeltelijk zijn beantwoord (ECLI:NL:HR:2023:1006). Voor het begrip ‘kosten’ moet worden aangesloten bij het begrip ‘totale kosten van het krediet voor de consument’ als bedoeld in artikel 7:57 lid 1 onder g BW. Vraag is of ook de bedongen aanmaningskosten (buitengerechtelijke incassokosten) onder de totale kosten van het krediet vallen. De vragen hierover heeft de Hoge Raad niet zelf beantwoord, maar gesteld aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Het Europese Hof heeft geantwoord, kort gezegd, dat vertragingsrente en/of buitengerechtelijke incassokosten onder de totale kosten van het krediet vallen als de kredietgever er, teneinde een economisch voordeel te verkrijgen, vanaf de sluiting van de kredietovereenkomst al op anticipeert dat de consument zijn betalingsverplichting niet zal nakomen (ECLI:EU:C:2024:895).
2.16.
Eisende partij dient zich daarom in het licht van het voorgaande uit te laten over het verdienmodel van Klarna. Daarbij wordt gewezen op het rapport “Buy Now, Pay Later, Verkenning van een nieuwe trend” van de AFM uit 2022, in het bijzonder paragraaf 4.5, waaruit volgt dat veel kredietverstrekkers die een achteraf betaalmethode aanbieden een substantieel deel van hun inkomsten genereren uit niet-betalende consumenten. Klarna is één van de kredietverstrekkers die door de AFM is onderzocht en daarom wordt op voorhand ervanuit gegaan dat dit ook (onderdeel van) het verdienmodel van Klarna is. Eisende partij krijgt de gelegenheid onderbouwd toe te lichten dat dit
niethet geval is. De kantonrechter wijst de eisende partij in dit kader, gelet op de aard van de gevraagde gegevens, op het bepaalde in artikel 22 lid 2 en 3 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en 22a lid 3 Rv. Mocht de eisende partij daarop een beroep willen doen, dan moet zij dit motiveren.
2.17.
Als de kantonrechter tot het oordeel komt dat de aanmaningskosten deel uitmaken van het verdienmodel en de kredietovereenkomst daarom niet is uitgezonderd van het toepassingsgebied van titel 7.2A BW, dan zal de kantonrechter ambtshalve moeten toetsen of de informatieplichten van de artikelen 7:60 en 7:61 BW zijn nageleefd en of de in artikel 4:34 Wft bedoelde kredietwaardigheidstoets is uitgevoerd. Als daar niet aan is voldaan, of als de eisende partij er niet in slaagt aan te tonen dat daaraan is voldaan, zal de kantonrechter daar, eveneens ambtshalve, consequenties aan verbinden. De kantonrechter zal de eisende partij in de gelegenheid stellen om ook op dit punt een toelichting, voor zover mogelijk onderbouwd met bewijsstukken, te geven.
2.18.
De zaak wordt voor akte uitlating eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.14 (voornemen tot vernietiging oneerlijk beding), 2.16 (verdienmodel kredietverstrekker) en 2.17 (informatieplichten krediet) verwezen naar de rol.
2.19.
Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.20.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
vrijdag 7 maart 2025 om 10.00 uurvoor akte uitlating eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.14, 2.16 en 2.17,
3.2.
bepaalt dat eisende partij de akte aan gedaagde partij moet toesturen, overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.19,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2025.
991