ECLI:NL:RBAMS:2025:1258

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
13-122875-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot criminele organisatie en drugshandel

Op 30 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, België. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1985, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland gedetineerd is uit anderen hoofde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn voor de overlevering is verstreken, maar dat dit de verplichting van de rechtbank niet wegneemt om op het overleveringsverzoek te beslissen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, onder de voorwaarde dat de detentieomstandigheden in België voldoen aan de internationale standaarden. De rechtbank heeft daarbij de garanties van de Belgische autoriteiten in aanmerking genomen, die waarborgen dat de opgeëiste persoon niet zal worden onderworpen aan onmenselijke of vernederende behandeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/122875-24
Datum uitspraak: 30 januari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 29 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 april 2024 door de Onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd uit anderen hoofde in [Penitentiaire Inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. T.H.L. Kneepkens, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. Uit artikel 22, eerste lid, OLW volgt dat de beslistermijn start op het moment van de aanhouding [2] van de opgeëiste persoon op basis van een EAB. De opgeëiste persoon is in deze zaak echter niet op grond van het EAB aangehouden. Als startpunt van de beslistermijn wordt dan, in het geval een opgeëiste persoon uit anderen hoofde gedetineerd is, het moment genomen waarop de opgeëiste persoon had kunnen worden aangehouden, te weten de derde (vrije) dag na de ontvangst van het EAB. Uit de vordering van de officier van justitie blijkt dat het EAB al op 10 april 2024 is ontvangen, op welk moment de opgeëiste persoon niet vast zat. De rechtbank zal dan ook in het onderhavige geval – in lijn met de ratio van artikel 22 OLW - als startdatum uitgaan van de datum waarop de opgeëiste persoon vast kwam te zitten in de Nederlandse strafzaak met parketnummer 03/142159-18, te weten op 21 oktober 2024. Op dat moment had hij aangehouden kunnen worden op grond van het EAB. Dit betekent dat de beslistermijn van 90 dagen thans verstreken is. De vordering tot gevangenneming is dan ook ter zitting afgewezen.
Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Chinese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel tot aanhouding bij verstek van 10 april 2024, afgeleverd door de Onderzoeksrechter van de rechtbank van Eerste Aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [4]
In dat kader heeft het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden van de Dienst Internationale samenwerking in strafzaken bij brief van 6 januari 2025 ten behoeve van de opgeëiste persoon de volgende garantie gegeven:
“1. In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?
[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Gent indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.
2.
Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?

België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.

In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
-
De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
-
De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o
De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o
Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
-
De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
-
Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”

Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar van een dergelijke behandeling met deze garantie voor de opgeëiste persoon is weggenomen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Onderzoeksrechter van de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en E. de Rooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P. van Kessel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 30 januari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Dan wel de voorlopige aanhouding, zie rechtbank Amsterdam 2 maart 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:1186
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.