ECLI:NL:RBAMS:2025:1228

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2025
Publicatiedatum
26 februari 2025
Zaaknummer
13-161904-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een Europees Aanhoudingsbevel uit Polen wegens schending van grondrechten

Op 25 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Polen. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot behandeling van het EAB. De zaak betreft een opgeëiste persoon die in Polen wordt verdacht van strafbare feiten, maar de rechtbank oordeelde dat er een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van de grondrechten van gedetineerden in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander, omdat er onvoldoende garanties zijn dat hij zijn verblijfsrecht in Nederland niet verliest na overlevering. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de detentieomstandigheden in Polen, met name de beperkte persoonlijke ruimte en het aantal uren dat een gedetineerde buiten zijn cel kan doorbrengen, onvoldoende zijn om een eerlijk proces te waarborgen. De rechtbank heeft daarom besloten geen gevolg te geven aan het EAB, met toepassing van artikel 11, eerste lid, van de Overleveringswet (OLW).

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-161904-24
Datum uitspraak: 25 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 16 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 juli 2021 door
the Circuit Court in Warsaw, 8th Criminal Law Division,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1985,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 11 juli 2024
De behandeling van het EAB heeft eerst plaatsgevonden op de zitting van 11 juli 2024, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.C.A. Stallen, advocaat in Eindhoven. De opgeëiste persoon is tevens bijgestaan door een tolk in de Poolse taal.
De behandeling van de zaak is aangehouden om de beantwoording af te wachten van de op 6 juni 2024 in een andere Poolse-vervolgingszaak door de rechtbank geformuleerde vragen over de detentieomstandigheden in het Poolse
remand regime.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. Tevens heeft de rechtbank ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Zitting 11 februari 2025
De rechtbank heeft – met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling – de behandeling van het EAB hervat op de zitting van 11 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.H.M. van Dinten, advocaat in Eindhoven en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de wettelijke termijn waarbinnen de rechtbank op basis van de OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, is verstreken. [2] Dit ontslaat de rechtbank niet van haar verplichting om op het overleveringsverzoek te beslissen. Het betekent echter wel dat geen wettelijke grondslag meer bestaat voor gevangenhouding. [3]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
decision of the District Court for Warsaw-Śródmieście in Warsaw, the 2nd Criminal Law Divisionvan 22 februari 2021 met referentie II Kp 6/21, RP II Ds 5.2018.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [4]

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
meerdaadse samenloop van:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
en
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl
het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid,
van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
en
oplichting;
en
witwassen in de uitoefening van zijn bedrijf.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

Het standpunt van de raadsman
De raadsman verzoekt de rechtbank om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander om zo, in geval van veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering aan de uitvaardigende lidstaat, die straf vervolgens in Nederland te kunnen ondergaan.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon niet in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander, nu aan de hand van informatie van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND) de omschreven strafrechtelijke feiten ertoe kunnen leiden dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht verliest.
Oordeel van de rechtbank
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op basis van artikel 6, derde lid, van de OLW zijn voldaan aan de volgende vereisten:
1. de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
2. ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest als gevolg van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
Het antwoord op de vraag over de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht op verblijf in Nederland verliest als gevolg van de opgelegde straf of maatregel, beoordeelt de rechtbank de hand van informatie van de IND. Uit de brief van de IND van 6 augustus 2024 volgt dat niet is voldaan aan dit vereiste. De IND heeft namelijk meegedeeld dat de strafrechtelijke feiten die zijn omschreven in het EAB ertoe kunnen leiden dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht verliest en heeft dat ook onderbouwd. Omdat niet wordt voldaan aan het onder 2 genoemde vereiste, komt de opgeëiste persoon niet in aanmerking voor gelijkstelling met een Nederlander. De rechtbank zal daarom de stukken die zouden moeten aantonen dat de opgeëiste persoon voldoet aan het onder 1 genoemde vereiste, niet beoordelen. Een terugkeergarantie om een eventuele vrijheidsstraf in Nederland te kunnen ondergaan, hoeft gelet op het voorgaande niet te worden opgevraagd.

6.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [6]

7.Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden

Inleiding
De behandeling van de zaak is op 11 juli 2024 aangehouden om de beantwoording af te wachten van de op 6 juni 2024 door de rechtbank in een andere Poolse-vervolgingszaak geformuleerde vragen aan de Poolse autoriteiten over de detentieomstandigheden in het Poolse
remand regimeen dat er sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen
. [7] Op 1 oktober 2024 heeft de rechtbank geoordeeld dat de antwoorden op deze vragen niet hebben geleid tot een wijziging in de omstandigheden
. [8]
De officier van justitie heeft daarom op 7 oktober 2024 de volgende vragen gesteld:
A. In which remand prison will [opgeëiste persoon] most likely be detained after his surrender?
B. Could you confirm that the information attached to this e-mail (Annex II and Annex
III) with regard to the answers to abovementioned questions 1 and 3 is also applicable
to [opgeëiste persoon] ?
C. The Court understands from the CPT report that remand prisoners are provided with
a minimum of 3 square meters of personal space (excluding sanitary facilities) in a
multi-occupancy cell. In light of the judgment in Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857,
paragraphs 75-76), can it be guaranteed that the personal space available to [opgeëiste persoon]
in a multi-occupancy cell in the remand prison as meant
in question A will be at least 4 square meters (excluding sanitary facilities)? Or will he
only be provided with an amount of personal space between 3 and 4 square meters
(excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell?
D. How many hours per day would [opgeëiste persoon] at least spend outside his cell in the
remand prison as meant in question A?
E. How long does the procedure (including the legal remedy) take to obtain permission
to use the telephone and to receive visitors in the remand prison as meant in question A?
De Poolse autoriteiten hebben bij brief van 22 oktober 2024 de vragen als volgt beantwoord:
“Re. A the whereabouts of the temporary detainee, once transferred to Poland, will
depend on the means of transport by which he will be transported from the Kingdom of
the Netherlands. If he is transported by air and handed over to the Polish side at the
Warsaw Okęcie airport, he will be placed within in the territorial bounds of the
Metropolitan City of Warsaw, and due to the fact that he is at the disposal of the
Provincial Prosecuting attorney’s Office in Warsaw, upon surrender he will be
incarcerated in the Detention Center Warsaw-Bialolęka in Warsaw.
Ad. B I confirm that the information provided in the letters of the Regional Prosecutor’s Office in Poznan (in Annexes II and III) will apply to [opgeëiste persoon] with
the exception of the target detention center.
Re. C According to the current legal norms on how to measure living quarters for inmates - Article 110 Paragraph 2 of the Executive Criminal Code - the surface area of a residential cell, per convict, is no less than 3 square meters. The surface area of the living quarters referred to in the first sentence of Article 110 Paragraph 2 of the Executive Criminal Code does not include the window and radiator recesses, as well as the area outside the internal bars and separate sanitary corners.
Re. D I would like to inform you that there is no specific number of hours that an inmate can spend outside the cell each day. The inmate may participate in cultural and educational activities, take a walk, participate in procedural activities within the detention center and outside the detention center, participate in visitation with relatives and the like.
Ad. E . An inmate has the right to obtain visitation in accordance with Article 217 of the Executive Criminal code. In the case of an order granting permission for a visit issued by the body at whose disposal the detainee is temporarily detained, in the case of [opgeëiste persoon] of the Provincial Prosecuting Attorney’s Office in Warsaw, the condition for signing up for a visit is sending a properly completed form (providing all the required data). (…) The use of means of communication by a pretrial detainee is stipulated by Article 217c of het Executive Criminal code. In accordance with this provision and the provision of Paragraph 22 item 8 of Order No. 29/2024 of the Director of the Detention Center in Warsaw Bialolęka, temporarily detained person may use at least twice a week, from Monday to Sunday from 8:00 a.m. to 6:00 p.m., excluding the time set aside for the serving of meals and the time for the performance of official activities by the ward, a self-dialing telephone apparatus for contact with family and other relatives after obtaining permission from the disposing authority to use the self-dialing telephone apparatus with the person indicated in the order, at his own expense or at the expense of the caller. Detailed rules for use are set forth in the schedules available in the residential wards. ln turn, according to the provision of Paragraph 22 item 10 of the above Order, a temporary detainee may use at least once a week, Monday through Friday, from 8:00 a.m. to 6:00 p.m., a self-dialing telephone to contact a defense attorney, an attorney who is a lawyer or legal counsel, and a representative who is not a lawyer or legal counsel, who has been approved by the President of the Chamber of the European Court of Human Rights to present the pretrial detainee before this court, without lime limitation. The above must also be approved by the authority at which disposal the relevant order is.
Vervolgens zijn door het Openbaar Ministerie op 6 november 2024 aanvullende vragen gesteld:
1. If [opgeëiste persoon] chooses to participate in all of the offered activities, how many hours per day would he spend outside of his cell, at a minimum?
2. How long does the procedure take (including a possible legal remedy) to get permission to use the phone and receive visits?
3. Could you please inform us if a detainee can receive a generic order in respect of one person (visitor/caller), or must he seek permission separately for each phone call or visit? For example: does he need to seek permission for every phone call / visit from (p.e.) his spouse, or can the permission be given for all visits/calls from the spouse?
De Poolse autoriteiten hebben bij brief van 29 november 2024 de vragen als volgt beantwoord:
Re. 1 According to the rules and regulations of the Detention Center in Warsaw
Bialolęka, there is no specific number of hours that an inmate can spend outside his cell
each day. The inmate may participate in cultural and educational activities, take a walk,
participate in procedural activities on the premises of the detention center and outside
the premises of the detention center, take part in visitation with relatives and the like.
According to the provision of Article 217 of the Criminal Executive Code, a pretrial
detainee may be granted visitation upon the issuance of an order of consent to visitation
by the authority at whose disposal he remains. In the case where a temporary detainee is
at the disposal of several authorities, the consent to visitation of each of them is
required, unless the authorities order otherwise. The practice is that when a request for
visitation is received by the authority at whose disposal the detainee remains, it is
immediately recognized and served on the applicant. The applicant may also receive the
order on consent to visitation in person at the headquarters of the disposing authority,
what shortens the time of the procedure. In certain cases the applicant may receive the
consent even on the day of the application. Subsequently, the person. who has received
the order on consent to visitation goes to the Detention Center where the temporary
detainee was incarcerated and signs up for the visit in accordance with the Detention
Center's rules indicated in the letter dated October 22, 2024. Pursuant to the provision
of Article 217 c of the Executive Penal Code, the procedure is similar in the case of
consenting to the use by a temporary detainee of a self-dialing telephone. Such consents
are also issued immediately upon application by the detainee or by the next of kin and
are then sent to the applicant and to the Director of the Detention Center.
Re. 3 The temporary detainee has the right to at least one visit per month with a person
closest to him. The next-of-kin must apply for permission to visit each time. The situation
is different for the suspect's defense counsel. The defense counsel obtains consent for
multiple visits, valid for the duration of the preventive measure. In the case of permission
for the temporary detainee to use a self-dialing telephone, those are also issued
immediately and for multiple use. It should also be noted that the situation of each
suspect is considered individually. In the event that the personal or health situation of
the suspect in question is complicated and requires frequent contact with a person
closest to him, the disposing authority may authorize more frequent contacts.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de antwoorden van de Poolse autoriteiten onvoldoende duidelijkheid bieden over de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon zal worden gedetineerd, met name over hoeveel uren de opgeëiste persoon buiten zijn cel kan verblijven. Daarmee is er een risico dat de opgeëiste persoon na overlevering slechts 3 m2 persoonlijke leefruimte heeft en nagenoeg 23 uur per dag op cel moet doorbrengen. Dit zou een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) betekenen. Reden waarom volgens de raadsman aan het EAB geen gevolg moet worden gegeven.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat gelet op grond van de informatie die er ligt, de opgeëiste persoon het risico loopt op schending van zijn grondrechten zoals neergelegd in artikel 4 van het Handvest. Aan het EAB moet daarom geen gevolg worden gegeven en de officier van justitie moet niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het algemene reële gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen, voor de opgeëiste persoon niet is weggenomen door de aanvullende informatie van 22 oktober en 29 november 2024.
Het kernpunt bij het vastgestelde algemene reële gevaar is dat slechts 3 m2 persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel (exclusief sanitair) is gegarandeerd voor de voorlopige gedetineerde, terwijl deze veelal 23 uren op zijn cel doorbrengt. Dit geldt ook voor de opgeëiste persoon in de
Detention Center Warsaw-Bialolęka in Warsaw. Voor hem is immers niet meer dan 3 m2 persoonlijke ruimte gegarandeerd, terwijl geen duidelijke garanties zijn verstrekt ten aanzien van het aantal uren dat hij buiten zijn cel kan verblijven.
Omdat door de aanvullende informatie het vastgestelde algemene gevaar niet is weggenomen, stelt de rechtbank vast dat er voor de opgeëiste persoon een individueel reëel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat.
Nu de beslistermijn is verstreken, is aanhouding van de behandeling van het EAB, om nadere vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten in het kader van artikel 11 OLW, niet meer mogelijk.
De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, OLW en zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

8.Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7, 11 OLW.

10.Beslissing

De rechtbank
GEEFTmet toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW
geen gevolg aan het EAB;
VERKLAART de officier van justitie niet-ontvankelijkin de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB;
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en M.J.D. Hartman, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 25 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22 OLW.
3.De termijn van vrijheidsbeneming (en mogelijkheden tot verlenging daarvan) moeten in samenhang worden bezien met de wettelijke beslistermijn.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.
6.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (Openbaar Ministerie (Recht op een gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld in de uitvaardigende lidstaat)).
7.Rb. Amsterdam 6 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3365.
8.Rb. Amsterdam 1 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6015.