ECLI:NL:RBAMS:2025:1123

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 februari 2025
Publicatiedatum
21 februari 2025
Zaaknummer
C 13 751249
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Nederlandse rechter in een zaak tegen buitenlandse gedaagden met betrekking tot misbruik van machtspositie door Google-entiteiten

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, staat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter centraal in een geschil tussen de rechtspersonen Dooyoo GmbH en Dooyoo UK Limited (gezamenlijk aangeduid als Dooyoo c.s.) en verschillende Google-entiteiten, waaronder Google Netherlands B.V. en Alphabet Inc. Dooyoo c.s. stelt dat zij schade heeft geleden door misbruik van machtspositie door Google c.s. op de markt voor online zoekdiensten, zoals vastgesteld door de Europese Commissie. De rechtbank heeft de zaak aangehouden in afwachting van de beantwoording van prejudiciële vragen door het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om kennis te nemen van vorderingen tegen niet-Nederlandse gedaagden. De rechtbank overweegt dat de antwoorden van het HvJ van belang zijn voor de beoordeling van de bevoegdheid in deze zaak, aangezien de vorderingen van Dooyoo c.s. tegen de buitenlandse gedaagden een nauwe band moeten hebben met de vorderingen tegen de Nederlandse gedaagden. De rechtbank heeft de zaak naar de parkeerrol verwezen totdat het HvJ de prejudiciële vragen heeft beantwoord.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/751249 / HA ZA 24-559
Vonnis in incident van 26 februari 2025
in de zaak van
de rechtspersonen naar buitenlands recht
1.
DOOYOO GMBH,
gevestigd te München (Duitsland),
2.
DOOYOO UK LIMITED,
gevestigd te Londen (Engeland),
eisende partijen in de hoofdzaak,
verwerende partijen in het incident,
advocaat: mr. H.M. Cornelissen,
tegen

1.GOOGLE NETHERLANDS B.V.,

gevestigd te Amsterdam,
2.
GOOGLE NETHERLANDS HOLDINGS B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
alsmede de rechtspersonen naar buitenlands recht
3.
GOOGLE LLC,
gevestigd te Californië (Verenigde Staten van Amerika),
4.
ALPHABET INC.,
gevestigd te Californië (Verenigde Staten van Amerika),
5.
GOOGLE UK LIMITED,
gevestigd te Londen (Verenigd Koninkrijk),
6.
GOOGLE ITALY S.R.L.,
gevestigd te Milaan (Italië),
7.
GOOGLE SPAIN S.L.,
gevestigd te Madrid (Spanje),
8.
GOOGLE GERMANY GMBH,
gevestigd te Hamburg (Duitsland),
9.
GOOGLE FRANCE SARL,
gevestigd te Parijs (Frankrijk),
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
eisende partijen in het incident,
advocaat: mr. H.J. Pot.
Eiseressen in de hoofdzaak worden hierna afzonderlijk Dooyoo GmbH en Dooyoo UK genoemd, en gezamenlijk (in enkelvoud) Dooyoo c.s. Gedaagde partijen in de hoofdzaak worden hierna afzonderlijk aangeduid als respectievelijk: Google NL, Google NL Holdings, Google LLC, Alphabet, Google UK, Google IT, Google ES, Google DE en Google FR. Gezamenlijk worden zij aangeduid (in enkelvoud) als Google c.s.

1. De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de gelijkluidende dagvaardingen van 27 december 2023,
- de akte overlegging producties van Dooyoo c.s.,
- de incidentele conclusie houdende exceptie van internationale onbevoegdheid, tevens verzoek tot aanhouding, met producties, van Google c.s.,
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, met producties, van Dooyoo c.s.,
- het verzoek van beide partijen om een mondelinge behandeling in het incident,
- het bericht van de rechtbank van 14 oktober 2024, waarin een mondelinge behandeling in het incident is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 januari 2025 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De zaak en de beslissing in het incident in het kort

2.1.
De Europese Commissie (hierna: de Commissie) heeft vastgesteld dat Google LLC en Alphabet misbruik van hun machtspositie hebben gemaakt op de relevante nationale markten voor algemene onlinezoekdiensten. Dooyoo c.s. stelt dat zij daardoor schade heeft geleden. Zij vordert in de hoofdzaak een verklaring voor recht en schadevergoeding van meerdere Google-entiteiten.
2.2.
In dit vonnis staat de bevoegdheid van de Nederlandse rechter om kennis te nemen van de vorderingen tegen de niet-Nederlandse gedaagden centraal. Google c.s. stelt zich op het standpunt dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is kennis te nemen van de vorderingen tegen de niet-Nederlandse gedaagden. Dooyoo c.s. stelt dat die bevoegdheid wel bestaat.
2.3.
De rechtbank houdt de beslissing over haar bevoegdheid aan tot het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het HvJ) de door het hof Amsterdam in twee andere zaken gestelde prejudiciële vragen heeft beantwoord.

3.De feiten in het incident

3.1.
Dooyoo c.s. is actief geweest op het gebied van het aanbieden van online product- of prijsvergelijkingsdiensten.
3.2.
Google c.s. omvat verschillende entiteiten die onderdeel zijn van het Alphabet-concern. Alphabet is een holding, waaronder naast Google c.s. nog diverse andere bedrijven vallen.
3.3.
Google LLC (voorheen Google Inc.) staat aan het hoofd van de Google-tak binnen Alphabet. Zij is sinds 2 oktober 2015 een dochterentiteit van Alphabet. Google NL, Google NL Holdings, Google UK, Google IT, Google ES, Google DE en Google FR zijn allemaal (indirecte) dochtermaatschappijen van Google LLC en Alphabet.
3.4.
Google omvat een groot aantal verschillende (internet gerelateerde) producten en diensten, waaronder de zoekdienst Google Search. Zij is marktleider op de markt voor algemene onlinezoekdiensten.
3.5.
De Commissie heeft bij besluit van 27 juni 2017 (hierna: het Besluit) Google Inc. (thans Google LLC) en Alphabet beboet voor een bedrag van ruim 2,4 miljard euro voor een inbreuk op het Europese mededingingsrecht. Het gaat om misbruik van machtspositie als bedoeld in artikel 102 VWEU. Dat misbruik bestond eruit dat Google op dertien nationale markten voor algemene onlinezoekdiensten in de Europese Economische Ruimte (vanaf januari 2008 en vervolgens op verschillende data) haar eigen prijsvergelijkingsdienst (Google Shopping) (systematisch) gunstiger heeft gepositioneerd en gepresenteerd op de zoekresultatenpagina van Google Search dan concurrerende vergelijkingsdiensten voor online shopping. De Commissie heeft Google LLC en Alphabet ook gelast om de inbreuk binnen negentig dagen te beëindigen.
3.6.
Google LLC en Alphabet hebben beroep ingesteld tegen het Besluit. Bij arrest van 10 november 2021 heeft het Gerecht van de Europese Unie het Besluit op voor deze zaak relevante punten bevestigd. Het HvJ heeft het tegen het arrest van 10 november 2021 ingestelde hoger beroep op 10 september 2024 afgewezen. [1]
3.7.
Dooyoo c.s. bood gedurende de inbreukperiode ook vergelijkingsdiensten aan in een aantal landen waarin Google zich schuldig heeft gemaakt aan misbruik van machtspositie.

4.Het geschil in de hoofdzaak

4.1.
Dooyoo c.s. vordert – samengevat – dat de rechtbank, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
voor recht verklaart dat Google c.s. door misbruik van machtspositie te maken onrechtmatig heeft gehandeld jegens Dooyoo c.s.;
Google c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van alle schade die Dooyoo c.s. als gevolg van de inbreuk heeft geleden, met wettelijke rente en kosten, nader op te maken bij staat;
Google c.s. hoofdelijk veroordeelt in de proceskosten, met wettelijke rente.
4.2.
Dooyoo c.s. legt aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Dooyoo c.s. is één van de met Google c.s. concurrerende vergelijkingsdiensten die door de inbreuk is benadeeld. Doordat Google c.s. misbruik heeft gemaakt van haar machtspositie op de markt voor algemene onlinezoekdiensten, heeft Google c.s. Dooyoo c.s. op de aanpalende markt voor vergelijkingsdiensten verliezen berokkend en uiteindelijk van de markt gedrukt. De inbreuk heeft tot gevolg gehad dat Dooyoo c.s. haar activiteiten in februari 2018 heeft moeten staken. Dooyoo c.s. beoogt met deze procedure vergoeding te verkrijgen van de door haar als gevolg van de inbreuk geleden en te lijden schade. Dooyoo c.s. heeft een rapport van Charles River Associates overgelegd. Daaruit volgt volgens Dooyoo c.s. dat minst genomen aannemelijk is dat zij schade heeft geleden als gevolg van de inbreuk.
De aansprakelijkheid van Google c.s. vloeit volgens Dooyoo c.s. rechtstreeks voort uit het Unierecht. Onder het Unierecht bestaat een recht op volledige schadevergoeding voor benadeelden van een inbreuk op het mededingingsrecht van de Europese Unie. Met het Besluit van de Commissie staat de aansprakelijkheid van Google LLC vast, nu Google LLC rechtstreeks en opzettelijk aan de inbreuk heeft deelgenomen. Aangezien Google LLC een 100%-dochteronderneming van Alphabet is, terwijl Alphabet geen bewijs heeft geleverd ter weerlegging van het vermoeden van beslissende invloed, is Alphabet hoofdelijk aansprakelijk voor de schade als gevolg van de inbreuk. Naast Google LLC en Alphabet zijn – op grond van het mededingingsrechtelijke ondernemingsbegrip en het arrest-
Sumal– ook de andere gedaagde Google-entiteiten hoofdelijk aansprakelijk, omdat zij een economische eenheid vormen met Google LLC en Alphabet, aldus steeds Dooyoo c.s.
4.3.
Google c.s. heeft nog geen conclusie van antwoord genomen.

5.Het geschil en de beoordeling in het incident

Standpunt van Google c.s.
5.1.
Google c.s. vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zich (internationaal) onbevoegd verklaart om kennis te nemen van de vorderingen van Dooyoo c.s. jegens gedaagden 3 tot en met 9, althans de procedure aan te houden totdat de door het hof Amsterdam [2] gestelde prejudiciële vragen in de arresten-
Kartonverpakkingenen
Stroomkabelszijn beantwoord door het HvJ EU, met veroordeling van Dooyoo c.s. in de kosten van het incident.
5.2.
Google c.s. legt aan haar incidentele vordering het volgende ten grondslag. Voor de vorderingen op de buitenlandse gedaagden heeft de Nederlandse rechter geen rechtsmacht. De ankergedaagderegelingen in respectievelijk artikel 7 lid 1 Rv (voor de Amerikaanse gedaagden en Google UK) en artikel 8 lid 1 Brussel I bis-Verordening (voor de in de Europese Unie gevestigde gedaagden) vindt geen toepassing. Voor deze bevoegdheidsgronden is vereist dat tussen de vorderingen van Dooyoo c.s. op de Nederlandse gedaagden enerzijds en de vorderingen van Dooyoo c.s. op de buitenlandse gedaagden anderzijds een zodanige samenhang bestaat dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen of dat er een nauwe band bestaat tussen de vorderingen. Dat is hier niet het geval, omdat de vorderingen op de Nederlandse gedaagden evident ongegrond zijn. De Nederlandse gedaagden zijn niet aansprakelijk op basis van het
Sumal-arrest, omdat geen concreet verband bestaat tussen de economische activiteiten van de Nederlandse gedaagden en het voorwerp van de inbreuk. Ook is geen sprake van eenzelfde situatie feitelijk en rechtens, omdat de Nederlandse gedaagden geen adressanten zijn van het Besluit. De Nederlandse gedaagden kunnen dus niet fungeren als ankergedaagden. Bovendien is voor geen van de buitenlandse gedaagden voorzienbaar dat zij voor de onderhavige vorderingen voor de Nederlandse rechter moeten verschijnen.
Daarnaast heeft de Nederlandse rechter ook geen rechtsmacht op grond van respectievelijk artikel 6 sub e Rv of artikel 7 lid 2 Brussel I bis-Verordening, omdat Nederland niet kan worden aangemerkt als
Handlungsortof als
Erfolgsortvoor de schade die Dooyoo c.s. claimt.
5.3.
Voor zover de rechtbank zich niet meteen onbevoegd verklaart, heeft Google c.s. verzocht om de onderhavige procedure aan te houden tot het HvJ de door het hof Amsterdam in de zaken
Kartonverpakkingenen
Stroomkabelsgestelde prejudiciële vragen over de uitleg van artikel 8 lid 1 Brussel I bis-Verordening heeft beantwoord. Die uitleg is ook relevant voor de uitleg van artikel 7 lid 1 Rv, omdat artikel 7 lid 1 Rv is geënt op artikel 8 lid 1 Brussel I bis-Verordening.
Standpunt van Dooyoo c.s.
5.4.
Dooyoo c.s. voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de incidentele vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren hoofdelijke veroordeling van Google c.s. in de proceskosten, met wettelijke rente.
5.5.
Dooyoo c.s. beroept zich primair op de ankergedaagderegeling van respectievelijk artikel 7 lid 1 Rv en artikel 8 lid 1 Brussel I bis-Verordening voor de rechtsmacht van de Nederlandse rechter ten aanzien van de buitenlandse gedaagden. De Nederlandse Google-entiteiten, Google NL en Google NL Holdings, kunnen als ankergedaagde fungeren, omdat voldaan wordt aan de
Sumal-criteria. Er bestaat een concreet verband tussen de economische activiteiten van de Nederlandse Google-entiteiten en het voorwerp van de inbreuk. De Nederlandse dochters zijn om die reden hoofdelijk aansprakelijk. In deze fase van de procedure, de bevoegdheidsfase, hoeft de toetsing aan de
Sumal-criteria slechts summier te geschieden. Dit maakt dat wordt voldaan aan de vereisten voor de ankergedaagderegeling.
Daarnaast heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht met betrekking tot de vorderingen van Dooyoo c.s. op Google LLC, Alphabet en Google UK op grond van artikel 6 sub e Rv, omdat het schadebrengende feit zich heeft voorgedaan in Nederland. Nederland is het
Handlungsorten/of
Erfolgsort. Datzelfde geldt voor de vorderingen van Dooyoo c.s op de in de Europese Unie gevestigde gedaagden op grond van artikel 7 lid 2 Brussel I bis-Verordening.
5.6.
Dooyoo c.s. stelt zich verder op het standpunt dat geen aanleiding bestaat om deze procedure aan te houden in afwachting van de beantwoording van de prejudiciële vragen door het HvJ in de zaken
Kartonverpakkingenen
Stroomkabels. De rechtbank heeft in een met deze zaak vergelijkbare zaak, de
Wolfson-zaak, al bevoegdheid aangenomen ten aanzien van de Amerikaanse Google-entiteiten. [3] Daarnaast heeft de rechtbank in die zaak inmiddels ook ten gronde geoordeeld dat Google NL samen met de Amerikaanse Google-entiteiten een economische eenheid vormt en dat de vorderingen op grond van de inbreuk daarom terecht tegen Google NL zijn gericht. De rechtbank kan in deze zaak daarom de hoofdelijke aansprakelijkheid van de Nederlandse Google entiteiten voorshands aannemen. De nauwe band tussen de vorderingen kan gelet hierop niet ter discussie staan. In de zaken
Kartonverpakkingenen
Stroomkabelsstaat de hoofdelijke aansprakelijkheid van de Amsterdamse ankergedaagden geenszins vast. Dat verschilt met de onderhavige zaak, aldus Dooyoo c.s.
Oordeel van de rechtbank
5.7.
De rechtbank ziet aanleiding om de beslissing over de bevoegdheid van de Nederlandse rechter aan te houden totdat het HvJ de door het hof Amsterdam in de zaken
Stroomkabelsen
Kartonverpakkingengestelde prejudiciële vragen heeft beantwoord. De prejudiciële vraag 1a in die zaken beschrijft namelijk een situatie die voor de relevante aspecten vergelijkbaar is met de situatie in deze procedure. Dit maakt dat de antwoorden van het HvJ van belang zijn voor de beoordeling in deze zaak.
5.8.
Het eerste deel van de prejudiciële vraag onder 1a in de zaak
Stroomkabelsluidt als volgt [4] :
“Bestaat een nauwe band in de zin van art. 8 lid 1 Verordening Brussel I-bis tussen:
i. enerzijds een vordering tegen een hoofdverweerder (ook wel: ankergedaagde)
die geen geadresseerde is van een kartelbeschikking van de Commissie maar, als entiteit waarvan wordt gesteld dat zij behoort tot de onderneming in de zin van het Europese mededingingsrecht (hierna: de Onderneming), neerwaarts aansprakelijk wordt gehouden voor de vastgestelde inbreuk op het Unierechtelijk kartelverbod en
anderzijds een vordering tegen:
A) een medeverweerder die geadresseerde is van die beschikking, en/of
B) een medeverweerder die geen geadresseerde is van de beschikking ten aanzien van wie wordt gesteld dat deze als juridische entiteit behoort tot een Onderneming die in de beschikking publiekrechtelijk aansprakelijk is gehouden voor de inbreuk op het Unierechtelijk kartelverbod?
5.9.
In de onderhavige zaak gaat het om de vraag of de twee Nederlandse gedaagden (Google NL en Google NL Holdings), die geen geadresseerden zijn van het Besluit en die door Dooyoo c.s. neerwaarts aansprakelijk worden gesteld op basis van het
Sumal-arrest, als ankergedaagden kunnen fungeren voor de buitenlandse gedaagden. De vraag is of en onder welke voorwaarden in zo’n geval sprake kan zijn van de door artikel 8 lid 1 Brussel I bis-Verordening vereiste nauwe band tussen de vorderingen tegen de afzonderlijke gedaagden. De uitleg die aan artikel 8 lid 1 Brussel I bis-Verordening moet worden gegeven, is ook van belang voor de uitleg van artikel 7 lid 1 Rv.
5.10.
De omstandigheid waar Dooyoo c.s. op heeft gewezen, inhoudende dat in de vergelijkbare
Wolfson-zaak al een beslissing ten gronde is genomen over de aansprakelijkheid van Google NL, neemt niet weg dat de prejudiciële vraag 1a (zie 5.8) precies de onderhavige situatie beschrijft, zodat de beantwoording daarvan van belang is voor beoordeling van de bevoegdheid van deze rechtbank. Ook de omstandigheid dat de feiten in de zaken
Stroomkabelsen
Kartonverpakkingenverschillen van de feiten met de onderhavige zaak, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De prejudiciële vragen zijn immers breed ingestoken en de vraag onder 1a ziet op een situatie zoals die zich ook in de onderhavige zaak voordoet.
5.11.
De rechtbank zal de beoordeling van haar internationale bevoegdheid dus aanhouden totdat het HvJ een antwoord heeft gegeven op de prejudiciële vragen in de zaken
Stroomkabelsen
Kartonverpakkingen.
5.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
in het incident
6.1.
verwijst de zaak naar de parkeerrol van
1 oktober 2025in afwachting van de beantwoording door het HvJ van de door het gerechtshof Amsterdam op 19 september 2023 in de zaken
Stroomkabelsen
Kartonverpakkingengestelde prejudiciële vragen,
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.T. Kruis, rechter, bijgestaan door mr. P. Palanciyan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2025.

Voetnoten

1.Zaak C-48/22 P (ECLI:EU:C:2024:726)
2.Hof Amsterdam 19 september 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:2571 (
3.Rechtbank Amsterdam 1 mei 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:2292
4.In de zaak