ECLI:NL:RBAMS:2024:903

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2024
Publicatiedatum
20 februari 2024
Zaaknummer
13/313653-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Poolse rechtstaat en verdedigingsrechten

Op 31 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de District Court in Wroclaw op 29 mei 2023, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft en gedetineerd is in een penitentiaire inrichting. De behandeling van het EAB vond plaats op 17 januari 2024, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk.

De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en onderzocht of de opgeëiste persoon recht had op een eerlijk proces, met name in het licht van de Poolse rechtsstaat. De raadsman voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon nooit een oproeping had ontvangen. De officier van justitie stelde echter dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat er geen schending van de verdedigingsrechten was.

De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon niet was verschenen op de zitting die leidde tot het vonnis in Polen, maar dat hij wel op de hoogte was van de procedure en de verplichtingen die hij had. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren en dat de overlevering kon plaatsvinden, ondanks de zorgen over de Poolse rechtsorde. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij zij zich baseerde op de informatie van de Poolse autoriteiten en de wettelijke vereisten van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/313653-23
Datum uitspraak: 31 januari 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 29 november 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 mei 2023 door
The District Court in Wroclaw,Polen, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] (Polen)
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in de [P.I.]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 januari 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
final and binding judgement of the Regional Court for Wroclaw-Krzyki in Wroclaw of 1 august 2022, reference symbol of documents: V K 161/22.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunt van de raadsman
Primair stelt de raadsman zich op het standpunt dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is en dat de overlevering moet worden geweigerd aangezien de opgeëiste persoon nooit een oproeping heeft ontvangen op het door hem aan de Poolse justitie doorgegeven adres. Er is geen sprake geweest van een officiële adresinstructie omdat nog niet duidelijk was of de zaak daadwerkelijk tot vervolging zou leiden. Daarbij is hij niet gewezen op de gevolgen als hij een nieuw adres niet zou doorgeven. Subsidiair verzoekt de raadsman om de behandeling van de zaak aan te houden om de ondertekende adresinstructie aan het dossier toe te voegen om de verdediging in de gelegenheid te stellen na te gaan hoe de adresinstructie is geformuleerd.
Standpunt van de officier van justitie
Op grond van de aanvullende informatie kan de rechtbank afzien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW en kan de overlevering worden toegestaan. Zij ziet geen aanleiding de behandeling van de zaak aan te houden.
Oordeel van de rechtbank
Uit de informatie van het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon niet is verschenen ter zitting van de rechtbank, die heeft geleid tot het vonnis van
the Regional Court for Wroclaw-Krzyki in Wroclawvan 1 augustus 2022 zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Dat betekent dat de rechtbank de overlevering zou kunnen weigeren op grond van artikel 12 OLW.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren, omdat overlevering naar haar oordeel geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon inhoudt. Zij vindt daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van 5 januari 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon voor de zitting is opgeroepen op het adres dat hij in de
prepatory proceedingsgedurende het verhoor als verdachte heeft opgegeven. Gedurende dit verhoor heeft de opgeëiste persoon een door hem ondertekende adresinstructie ontvangen waarin hij is gewezen op de verplichting om eventuele adreswijzigingen tijdig door te geven en is hij gewezen op de consequenties van het niet nakomen van deze verplichting. De opgeëiste persoon heeft zelf voor de ontvangst van de adresinstructie getekend.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie en door zich niet te informeren over het verloop van de procedure bij de rechtbank. Ten slotte overweegt de rechtbank dat zij op grond van het vertrouwensbeginsel uitgaat van de door de Poolse autoriteiten aanvullend verstrekte informatie en dat zij om die reden geen aanleiding ziet om het verzoek tot aanhouding van de raadsman in te willigen.

5.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [3]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]
aan
The District Court in Wroclaw(Polen) voor het feit zoals is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. P. Sloot en B. Kuppens, rechters,
in tegenwoordigheid van H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 januari 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
4.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (