Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door de regionale rechtbank in Tarnobrzeg, Polen, is uitgevaardigd. Het EAB, dat dateert van 29 mei 2023, verzoekt om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 23 januari 2024 aangehouden om de opgeëiste persoon in de gelegenheid te stellen aanwezig te zijn bij de zitting. Tijdens de zitting op 31 januari 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet bij het proces is verschenen dat heeft geleid tot het vonnis in Polen, maar dat hij op de hoogte was van de oproeping. De rechtbank heeft de informatie van de Poolse autoriteiten als juist aangenomen, ondanks de verklaring van de opgeëiste persoon dat hij in Duitsland verbleef en de oproeping niet heeft ontvangen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) en dat de overlevering kan plaatsvinden.
De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat er geen structurele gebreken in de Poolse rechtsorde zijn die een reëel gevaar voor een eerlijk proces zouden opleveren. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij de relevante wetsbepalingen zijn toegepast. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter, voorzitter, en mrs. P. Sloot en A. Pahladsingh, rechters, in aanwezigheid van griffier F.M.H. Albarda.