Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.MAATSCHAP [gedaagde 1] ,
[handelsnaam],
2.
[gedaagde 2] B.V.,
3.
[gedaagde 3],
1.Samenvatting
2.Hoe is de procedure tot nu toe verlopen?
- Nimatrasco heeft op 12 mei 2023 een dagvaarding uitgebracht, met bijlagen (productie 1, die bestaat uit 25 afzonderlijke stukken en producties 2 tot en met 20);
- de advocaat heeft daarop geantwoord met een conclusie van antwoord met bijlagen (producties 1 tot en met 6);
- de rechtbank heeft in een tussenvonnis van 27 september 2023 bepaald dat er een mondelinge behandeling moest komen;
- de rechtbank heeft in een e-mail van 20 december 2023 aangekondigd welke onderwerpen op de mondelinge behandeling aan de orde zouden komen;
- Nimatrasco heeft op diezelfde dag een e-mail gestuurd met een toelichting en een bijlage (productie 21);
- de advocaat heeft op 29 december 2023 een e-mail gestuurd met een toelichting en een bijlage (productie 7);
- op 10 januari 2024 heeft de rechtbank een mondelinge behandeling gehouden, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt. Op de mondelinge behandeling heeft de rechtbank bepaald dat vandaag het vonnis wordt uitgesproken.
3.Waar gaat deze zaak over?
application form) met bijlagen op de laatste dag van de termijn bij het Hof ingediend.
4.Wat is er misgegaan met het indienen van het verzoekschrift?
Rules of Court) van het Hof gewijzigd. Sindsdien staat in artikel 47 (
Rule 47):
5.Wat oordeelt de rechtbank?
“Common mistakes in Filling in the Application Form and How to Avoid Them”. Dit document is door het Hof gepubliceerd enkele maanden na het indienen van het verzoekschrift. In dit document staat:
“Mistake no. 6: where companies or organisations do not fill in the details of the application form identifying their official representative. Even where an organisation or company has a lawyer, it must also set out in the relevant fields (…) the name, contact details and function of the official in the organization authorized to act for it in bringing the case to the Court and to sign the authority section to appoint a lawyer. (…) Copies of the minutes, articles, extract from a domestic register or other form of authorisation proving that the official representative has the capacity to act must also be provided.”Mr. [gedaagde 3] was dus niet de enige die dit onderdeel van het nieuwe verzoekschriftformulier verkeerd had ingevuld. Omdat het document met
common mistakesin januari 2015 echter nog niet was gepubliceerd, wist zij niet van die veelvoorkomende fouten.
“The Interlaken process and the court (2014 report)”, een rapport van het Hof aan het comité van ministers over het jaar 2014. Ook dat rapport bevat echter geen aanwijzing dat beide kolommen van onderdeel C moesten worden ingevuld. In dat rapport staat weliswaar dat artikel 47 van het huishoudelijk reglement en de indieningsvereisten per 1 januari 2014 zijn aangescherpt, dat verzoekers het nieuwe verzoekschriftformulier moeten gebruiken, alle velden moeten invullen en alle noodzakelijke ondersteunende documenten moeten indienen, maar dat zijn slechts algemene opmerkingen. Daaruit kan niet worden afgeleid dat daadwerkelijk
allevelden van het verzoekschriftformulier, en dus beide kolommen van onderdeel C, moesten worden ingevuld. Het formulier bevat immers verschillende velden die niet op alle situaties van toepassing zijn, bijvoorbeeld zowel velden voor de verzoeker die een natuurlijke persoon is als velden voor de verzoeker die een rechtspersoon of organisatie is. Op het formulier staat ook dat onderdeel C helemaal niet hoeft te worden ingevuld als de verzoeker niet wordt vertegenwoordigd. Al met al kan het formulier, de toelichting, artikel 47 van het huishoudelijk reglement en het Interlaken-report niet anders worden begrepen dat alleen de
relevantevelden van het formulier moesten worden ingevuld. Omdat Nimatrasco werd vertegenwoordigd door een advocaat, bevatte de linkerkolom van onderdeel C, voor verzoekers die werden vertegenwoordigd door iemand anders dan een advocaat, geen relevante velden. Mr. [gedaagde 3] kan dus niet worden verweten dat zij die kolom niet heeft ingevuld. Dat betekent dat de beroepsfout niet wegens schuld aan de advocaat kan worden toegerekend.
“fourth instance complaint”, waarbij het Hof wordt aangeschreven als vierde beroepsinstantie. Zulke klachten worden door het Hof kennelijk ongegrond verklaard, zoals ook blijkt uit de
“Practical Guide on Admissibility Criteria”die het Hof zelf heeft opgesteld. Ook is er volgens de advocaat een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat het Hof de zaak vanwege haar
“Priority Policy”niet inhoudelijk zou hebben behandeld omdat het Hof voorrang geeft aan dingende klachten die het leven of de gezondheid betreffen, die de effectiviteit van het EVRM aan kunnen tasten, of die gaan over structurele problemen waarover het Hof nog niet eerder heeft beslist. De focus ligt daarbij op schending van de artikelen 2, 3, 4 en 5 van het EVRM, terwijl deze zaak ging om schending van artikel 6 van het EVRM en artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. De advocaat heeft er verder op gewezen dat klachten over schending van artikel 6 van het EVRM door het Hof worden afgewezen als de procedure in meerdere instanties
als geheeleerlijk is verlopen. Dat is hier het geval. De advocaat heeft er bovendien op gewezen dat staten bij klachten over artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM een ruime beoordelingsmarge hebben en dat het erom gaat of er een
“fair balance”was. Het Hof zou deze klacht dus niet snel gegrond hebben verklaard. Een billijke genoegdoening wordt volgens de advocaat bovendien pas toegekend als er een
“clear casual link”is tussen de schade en de schending van het verdragsartikel. Dat is in deze zaak niet het geval.