ECLI:NL:RBAMS:2024:8475

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 december 2024
Publicatiedatum
17 januari 2025
Zaaknummer
13/286983-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel - artikel 12 OLW - weigeringsgrond niet van toepassing

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 december 2024 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1966 in Polen, die werd aangehouden op basis van dit EAB. De rechtbank heeft de procedure in eerste aanleg behandeld, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.B. Jobse, en een tolk in de Poolse taal. Tijdens de zittingen op 31 oktober en 26 november 2024 zijn verschillende vragen aan de Poolse autoriteiten voorgelegd, met betrekking tot de rechtsgeldigheid van de procedure in hoger beroep die had geleid tot het vonnis in Polen.

De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 14 november 2024 vastgesteld dat er meer informatie nodig was om te beoordelen of voldaan was aan de vereisten van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, die betrekking heeft op de rechtsgeldigheid van de verdediging in de procedure in hoger beroep, niet van toepassing geacht. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon wel degelijk vertegenwoordigd was door een advocaat die door hem was gemachtigd, ook al was deze advocaat vervangen door een andere advocaat tijdens de procedure.

De rechtbank heeft ook het verweer van de raadsman afgewezen dat de overlevering op grond van evenredigheid moest worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon verantwoordelijk is voor de zorg voor zijn vrouw en zoon. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die een weigering van de overlevering rechtvaardigden. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren, waardoor de overlevering werd toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/286983-24
Datum uitspraak: 10 december 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 13 september 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 27 augustus 2024 door
the District Court in Wrocław,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1966 te [geboorteplaats] (Polen)
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[BRB-adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 31 oktober 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. E.B. Jobse, advocaat in Rotterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak van 14 november 2024
Het onderzoek ter zitting is heropend onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de door de rechtbank inzake
artikel 12 OLW geformuleerde vragen aan de Poolse autoriteiten voor te leggen.
Zitting van 26 november 2024
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 26 november 2024 in aanwezigheid van
mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.B. Jobse en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 14 november 2024

De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 14 november 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:7131) beslissingen genomen over de grondslag van het EAB en over de strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht. Voorts heeft de rechtbank de gevoerde verweren inzake artikel 11 OLW en de evenredigheid verworpen.
De betreffende overwegingen 3, 5, 6 en 7 van de voornoemde tussenuitspraak worden in deze uitspraak als herhaald en ingelast beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Inleiding
In de tussenuitspraak van 14 november 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat enkel de procedure in hoger beroep die heeft geleid tot het arrest van 28 maart 2022 met kenmerk
IV Ka 1540/21aan artikel 12 OLW getoetst dient te worden.
Voorts heeft de rechtbank in deze tussenuitspraak vastgesteld dat zij meer informatie nodig heeft alvorens zij een beslissing kan nemen of voor wat betreft de procedure in hoger beroep is voldaan aan het vereiste van artikel 12 OLW. De rechtbank heeft hiertoe het onderzoek heropend en geschorst om aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vragen voor te leggen:
1.
Was de advocaat, die tijdens de procedure in hoger beroep (die heeft geleid tot het arrest met kenmerk IV Ka 1540/21) namens de opgeëiste persoon de verdediging heeft gevoerd, hiertoe door de opgeëiste persoon ook uitdrukkelijk gemachtigd?
2.
Is de opgeëiste persoon, toen hij zijn adres doorgaf tijdens de ‘preparatory proceedings’, op de hoogte geraakt of gebracht van de concrete beschuldiging (op basis waarvan hij uiteindelijk ook veroordeeld is) en dat hij daarvoor strafrechtelijk zou (kunnen) worden vervolgd?
3.
Is de opgeëiste persoon voor de procedure in hoger beroep (die heeft geleid tot het arrest met kenmerk IV Ka 1540/21) opgeroepen op het door hem in de ‘preparatory proceedings’ opgegeven adres ( [adres] ), en zo ja, op welke wijze heeft deze oproeping plaatsgevonden?
4.
Gold de aan de opgeëiste persoon tijdens de ‘preparatory proceedings’ gegeven adresinstructie (inhoudende dat hij elke adreswijziging door moest geven aan de Poolse autoriteiten, omdat berechting anders in zijn afwezigheid plaats zou kunnen vinden) ook voor de procedure in hoger beroep? Zo ja, is hij hier uitdrukkelijk op gewezen?
Bij e-mail van 15 november 2024 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit een reactie gestuurd op bovenstaande vragen.
Standpunt raadsman
De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is van toepassing en op grond daarvan moet de overlevering worden geweigerd. De situatie als bedoeld onder artikel 12 onder b OLW doet zich niet voor aangezien niet duidelijk is of de advocaat gedurende de procedure in hoger beroep is gemachtigd. Bovendien heeft deze advocaat een andere advocaat aangewezen om de opgeëiste persoon bij te staan en is er geen bewijs dat de opgeëiste persoon in zijn machtiging daartoe toestemming had gegeven. Daarnaast kan de rechtbank niet afzien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW aangezien de gegeven adresinstructie zich niet uitstrekt over de procedure in hoger beroep.
Standpunt officier van justitie
De opgeëiste persoon heeft zijn advocaat gemachtigd en deze machtiging gold ook voor de procedure in hoger beroep. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat het doorgeven van een machtiging aan een andere advocaat in beginsel de verdedigingsrechten niet schaadt.
Primair stelt de officier van justitie zich dan ook op het standpunt dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich niet voordoet aangezien de situatie als bedoeld in artikel 12 onder b OLW van toepassing is. Subsidiair kan de rechtbank afzien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, aangezien blijkens de aanvullende informatie van de uitvaardigende autoriteit de aan de opgeëiste persoon gegeven adresinstructie zich ook uitstrekt over de procedure in hoger beroep.
Oordeel van de rechtbank
In de brief van 15 november 2024 verstrekken de Poolse autoriteiten onder meer de volgende informatie:
“The defense attorney of [opgeëiste persoon] , who appeared at the appeal hearing, was a substitute defense attorney appointed by the main defense attorney, i.e. attorney Konrad Pawiński , authorized to defend by Krzysztof Pawiński on 29.06.2020. The authorization granted to attorney Konrad Pawiński by [opgeëiste persoon] enabled him to appoint a substitute defense attorney. The appeal in the case was personally signed by attorney Konrad Pawiński.”
De rechtbank leidt uit deze aanvullende informatie af dat de opgeëiste persoon weliswaar niet zelf aanwezig was bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, maar wel is vertegenwoordigd door een advocaat die daartoe door hem gemachtigd was. De rechtbank oordeelt dat daarmee zich de situatie voordoet als bedoeld in artikel 12, sub b, OLW.
De omstandigheid dat de door de opgeëiste persoon gemachtigde advocaat tijdens de procedure in hoger beroep is waargenomen door een andere advocaat doet daar niet aan af nu uit de verstrekte informatie blijkt dat de door de opgeëiste persoon verstrekte machtiging hiertoe ruimte gaf. Tevens overweegt de rechtbank dat op basis van het vertrouwensbeginsel uitgegaan moet worden van de juistheid van de in het EAB en aanvullende berichten verstrekte informatie van de Poolse autoriteiten en een enkele ontkenning van de opgeëiste persoon niet volstaat om aan die informatie te twijfelen.
De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is niet van toepassing. Het verweer wordt verworpen. [3]

5.Evenredigheid

De raadsman heeft de rechtbank wederom verzocht in het kader van de evenredigheid de overlevering te weigeren gezien de verantwoordelijkheid die de opgeëiste persoon heeft over de zorg voor zijn vrouw en zijn zoon en heeft daartoe aanvullende stukken overlegd aan de rechtbank. De rechtbank constateert dat dit verweer een herhaling betreft van het evenredigheidsverweer dat bij de tussenuitspraak van 14 november 2024 onder punt 7. reeds is afgewezen. De overlegde informatie betreft een vertaling van verscheidene medische stukken die de zoon betreffen van de opgeëiste persoon en waarvan de inhoud door de raadsman bij een eerdere zitting reeds mondeling was toegelicht. De rechtbank ziet in de aanvullende stukken geen aanleiding om haar oordeel te herzien dat geen sprake is van uitzonderlijke omstandigheden en wijst het verweer wederom af.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Wrocław(Polen) voor het feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en M. Westerman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier.
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 december 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.