Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the District Court in Wrocław(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
final and valid judgement of the Regional Court in Środa Śląskavan
7 september 2021 met referentie
II K 632/20,
upheld on the strenght of the judgementdoor
the District Court in Wroclawvan 28 maart 2022 met referentie
IV Ka 1540/21.
4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
( [adres 2] )te hebben opgegeven. Hij weet in zijn geheel niets van de zaak af. De opgeëiste persoon zelf geeft aan zelfs nooit door de politie als verdachte gehoord te zijn in de zaak waarvoor zijn overlevering gevraagd wordt. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft niet aangetoond dat de oproepingen daadwerkelijk zijn verstuurd naar het genoemde adres en heeft niet aangetoond dat de opgeëiste persoon een advocaat gemachtigd zou hebben. Ook heeft de uitvaardigende autoriteit niet aangetoond op grond waarvan het adres met de opgeëiste persoon in verband kan worden gebracht. De overlevering dient op grond van het voorgaande geweigerd te worden, aldus het primaire standpunt van de raadsman. De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat aan Polen nadere vragen gesteld moeten worden.
IV Ka 1540/21aan artikel 12 OLW getoetst dient te worden.
IV Ka 1540/21heeft geleid. Weliswaar is in het EAB aangekruist dat de uitzondering als bedoeld in artikel 12 onder b OLW zich heeft voorgedaan: het is echter onduidelijk of deze informatie enkel ziet op de procedure in eerste aanleg, of ook op de procedure in hoger beroep. De vraag die hierover gesteld is, is nadrukkelijk niet beantwoord in de brief van 11 oktober 2024. Weliswaar staat vast dat – ook in hoger beroep – een advocaat bij het proces aanwezig was en ook daadwerkelijk de verdediging heeft gevoerd: het is echter niet duidelijk of deze advocaat dit op verzoek van opgeëiste persoon deed of
ex officiooptrad. In de tekst staat immers dat de opgeëiste persoon “
was “really defended” during the appeal hearing by the instituted by himself ex officio defence counsel”. Onduidelijk is wat hiermee bedoeld wordt. Ook blijkt dat de opgeëiste persoon voor het proces in hoger beroep
‘appropriately notified’is en dat hij tijdens de
‘preparatory proceedings’een verblijfadres in Polen heeft doorgegeven
( [adres 2] ). De opgeëiste persoon is erop gewezen dat hij eventuele adreswijzigingen door moest geven aan de Poolse autoriteiten, omdat hij anders in zijn afwezigheid berecht zou kunnen worden.
‘preparatory proceedings’op enig moment is gehoord als verdachte en op de hoogte is gebracht van de concrete verdenking die tot zijn uiteindelijke veroordeling heeft geleid. Tot slot is onduidelijk of de opgeëiste persoon voor de procedure ook in hoger beroep is opgeroepen op het adres dat hij zelf heeft doorgegeven tijdens de
‘preparatory proceedings’, op welke wijze die oproeping plaatsgevonden heeft en of de adresinstructie die aan hem gegeven is ook uitdrukkelijk gold voor die procedure in hoger beroep. Omdat er binnen de beslistermijn nog ruimte is om over het voorgaande opheldering te vragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit, heropent en schorst de rechtbank het onderzoek om aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vragen voor te leggen:
Was de advocaat, die tijdens de procedure in hoger beroep (die heeft geleid tot het arrest met kenmerk IV Ka 1540/21) namens de opgeëiste persoon de verdediging heeft gevoerd, hiertoe door de opgeëiste persoon ook uitdrukkelijk gemachtigd?
Is de opgeëiste persoon, toen hij zijn adres doorgaf tijdens de ‘preparatory proceedings’, op de hoogte geraakt of gebracht van de concrete beschuldiging (op basis waarvan hij uiteindelijk ook veroordeeld is) en dat hij daarvoor strafrechtelijk zou (kunnen) worden vervolgd?
Is de opgeëiste persoon voor de procedure in hoger beroep (die heeft geleid tot het arrest met kenmerk IV Ka 1540/21) opgeroepen op het door hem in de ‘preparatory proceedings’ opgegeven adres ( [adres 2] ), en zo ja, op welke wijze heeft deze oproeping plaatsgevonden?
Gold de aan de opgeëiste persoon tijdens de ‘preparatory proceedings’ gegeven adresinstructie (inhoudende dat hij elke adreswijziging door moest geven aan de Poolse autoriteiten, omdat berechting anders in zijn afwezigheid plaats zou kunnen vinden) ook voor de procedure in hoger beroep? Zo ja, is hij hier uitdrukkelijk op gewezen?
5.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
tenuitvoerleggingvan vrijheidsstraffen in detentie-instellingen in Polen geen algemeen reëel gevaar van een onmenselijke en vernederende behandeling vastgesteld. De zorgen die momenteel bestaan voor wat betreft Poolse detentieomstandigheden zien enkel op de omstandigheden waaraan voorlopig gehechten worden onderworpen. De raadsman heeft, met zijn verwijzing naar een aantal rapporten van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT), geen voor de rechtbank nog niet bekende objectieve, nauwkeurige en bijgewerkte gegevens overgelegd die tot een ander oordeel moeten leiden. Ook het deel van het verweer dat ziet op de gestelde verplichting voor Poolse gevangenen om te dienen in het leger slaagt niet, nu dit door de raadsman geenszins onderbouwd is. De enkele opmerking van de raadsman dat hij deze informatie ‘van het internet’ heeft, is daartoe onvoldoende.
7.Evenredigheid
8.Slotsom
9.Beslissing
26 november 2024opnieuw op zitting wordt gepland.