De rechtbank berekent het geschatte voordeel van veroordeelde op basis van artikel 36e, derde lid, Sr. Dit artikel houdt onder meer in dat op vordering van het openbaar ministerie bij een afzonderlijke rechterlijke beslissing aan degene die is veroordeeld wegens een misdrijf dat naar de wettelijke omschrijving wordt bedreigd met een geldboete van de vijfde categorie, de verplichting kan worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, wanneer aannemelijk is dat
ofdat misdrijf
ofandere strafbare feiten op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat de betrokkene wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. In zo’n geval kan ook worden vermoed dat uitgaven die de betrokkene heeft gedaan in een periode van zes jaren voorafgaand aan het plegen van dat misdrijf, wederrechtelijk verkregen voordeel belichamen. Dit tenzij aannemelijk is dat deze uitgaven zijn gedaan uit een legale bron van inkomsten.
3.2.1.Vaststelling wederrechtelijk verkregen voordeel
Kasopstelling
De ontnemingsvordering is gebaseerd op een eenvoudige kasopstelling. Daarin is over een bepaalde periode berekend hoeveel contant geld [naam verdachte] heeft gehad en welk deel daarvan kan worden verklaard door contant geld dat zij al had of dat zij legaal heeft verkregen. Het contante geld dat daardoor niet kan worden verklaard, wordt als wederrechtelijk verkregen voordeel aangemerkt. De rechtbank acht deze berekening, gebaseerd op bewijsmiddelen, goed onderbouwd en voldoende aannemelijk gemaakt door het openbaar ministerie.
In ontnemingszaken is het dan vervolgens aan de veroordeelde om gemotiveerd en onderbouwd aannemelijk te maken dat de berekening van het openbaar ministerie niet juist is. [naam verdachte] heeft geen verweer gevoerd op de berekening van de kasopstelling, omdat ze niet ter zitting is verschenen.
De onderzoeksperiode
De onderzoeksperiode waarop de kasopstelling betrekking heeft, start op 1 januari 2016 en eindigt op 18 mei 2019. Dit betreft de dag waarop [naam verdachte] en [naam medeveroordeelde] zijn aangehouden.Ook is op 18 mei 2019 hun woning doorzocht, waarbij een geldbedrag in beslag is genomen van in totaal € 91.032,00.
Economische eenheid
Het wederrechtelijk verkregen voordeel betreft het gezamenlijk onverklaarbare vermogen van [naam verdachte] en [naam medeveroordeelde] , omdat zij een economische eenheid vormen. Daarbij is sprake van een vermenging van hun inkomende en uitgaande geldstromen. De twee veroordeelden hadden een liefdesrelatie, woonden samen, enhadden een gezamenlijke onderneming in Spanje.Daarnaast zijn zij bij vonnis van 5 december 2024 veroordeeld voor het medeplegen van witwassen.
De rechtbank is van oordeel dat [naam verdachte] samen met [naam medeveroordeelde] in de periode van 1 januari 2016 tot en met 18 mei 2019 wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. De rechtbank overweegt hiertoe op grond van de volgende berekening:
Beginsaldo contant geld € 100,-
+/+ Legale contante ontvangsten € 160.738,89
Bestaande uit:
Geldleningen Spaanse kredietinstellingen: € 12.000,00
Geldopnames Nederlandse bankrekeningen: € 13.100,00
Geldopnames Spaanse bankrekeningen: € 49.030,00
Geldopnames met Spaanse creditcards: € 24.170,00
Contante ontvangsten via moneytranfers: € 4.990,89
Inkomen van Spaanse onderneming: € 21.600,00
Verkoop inboedel: € 35.848,00
-/- Eindsaldo contant geld € 91.032,00
= Beschikbaar voor het doen van uitgaven (BES) € 69.806,89
-/- Werkelijk contante uitgaven (CO) € 346.857,20
- Geldstortingen Nederlandse bankrekeningen: € 81.702,00
- Geldstortingen Spaanse bankrekeningen: € 36.175,20
- Contante uitgaven via moneytransfers: € 228.980,00
= verschil (wederrechtelijk verkregen voordeel BES - CO) €-277.050,31
Uit dit onderzoek is gebleken dat in de onderzochte periode de contante stortingen door [naam verdachte] en [naam medeveroordeelde] hoger waren dan het beschikbare legale kasgeld. Het verschil bedraagt € 277.050,31. Aangezien niet is gebleken dat [naam verdachte] en [naam medeveroordeelde] een andere legale bron van inkomsten of vermogen hadden die dit verschil kan verklaren en zij hierover ook geen aannemelijke verklaring hebben afgelegd, kan het volgens de rechtbank niet anders zijn dan dat het bedrag van € 277.050,31 van misdrijf afkomstig is. Aannemelijk is dan ook, dat dit wederrechtelijk voordeel uit (andere) strafbare feiten is verkregen.
Al met al is de rechtbank op grond van het rapport van oordeel dat aannemelijk is dat ‘bepaalde strafbare feiten’ op enigerlei wijze ertoe hebben geleid dat [naam verdachte] en [naam medeveroordeelde] wederrechtelijk verkregen voordeel hebben genoten en schat zij het totale wederrechtelijk verkregen voordeel op basis van het rapport op in totaal € 277.050,31. Gedeeld door twee komt dit voor [naam verdachte] uit op een wederrechtelijk verkregen voordeel voor een bedrag van € 138.525,15.