Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.[gedaagde 1]
2.
[gedaagde 2]
3.
[gedaagde 3],
4.
[gedaagde 4],
7. de rechtspersoon naar buitenlands recht
8.
[gedaagde 8],
[gedaagde 12],
13. de rechtspersoon naar buitenlands recht
14. de rechtspersoon naar buitenlands recht
15.
[gedaagde 15],
16. de rechtspersoon naar buitenlands recht
9.TRUST COMPANY AMSTERDAM B.V.,
11.
[gedaagde 11],
5.[gedaagde 5] ,
[gedaagde 6],
[gedaagde 10],
17.[gedaagde 17]
1.Waar gaat de zaak over?
2.De procedure
- de dagvaarding en akte overlegging producties,
- de eis in de incidenten van [gedaagde 1] (voor zichzelf en als erfgenaam van [erflater] ), [gedaagde 12] en Terra Peregrin, met producties,
- de eis in de incidenten van [gedaagde 1] kinderen en [gedaagde 3] , met producties,
- de eis in de incidenten van [gedaagde 4] ,
- de eis in het incident van [gedaagde 7] , met producties,
- de eis in de incidenten van [gedaagde 8] , met producties,
- de eis in de incidenten van Eurobic, met producties,
- de eis in het incident van BBCV, met producties,
- de eis in de incidenten van [gedaagde 15] , met productie,
- de conclusie van antwoord in de incidenten van Esperaza, met producties,
- het tussenvonnis van 6 maart 2024, waarin de mondelinge behandeling in de incidenten is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 30 september 2024, met de daarin genoemde stukken.
3.De feiten voor zover van belang voor de incidenten
De kern van het geschil in de hoofdzaak
[gedaagde 4]was in 2017 [naam functie 6] B van Esperaza.
[gedaagde 3]uit een eerdere relatie en vier kinderen met [gedaagde 1] : [minderjarige 1] , [minderjarige 2] , [minderjarige 3] en [minderjarige 4] [1] .
[gedaagde 5]als
[naam functie 3], tevens
[naam functie 4], en
[gedaagde 6]als
[naam functie 5].
[gedaagde 12]was in 2017 [naam functie 6] van Exem, samen met het Nederlandse trustkantoor
TCA.
[gedaagde 11]en
[gedaagde 10]waren toen de [naam functie 6] van TCA.
[naam functie 7]van BBCV en lid van de raad van bestuur van Eurobic. [gedaagde 15] had in 2017 een belang van 37,5% in zowel Eurobic als BBCV.
[gedaagde 7]. [gedaagde 8] heeft [gedaagde 1] en meerdere van haar vennootschappen geadviseerd.
vendor loanvan Sonangol aan Exem en zou worden voldaan uit de toekomstige dividenden van Esperaza. Deze verkoop wordt ook wel de Exem-transactie genoemd.
vendor loan(het restant van 85% van de koopsom) van afgerond € 64 miljoen euro te betalen in Angolese kwanza’s in plaats van euro’s.
4.Het geschil in de hoofdzaak
5.Het geschil in de incidenten
- incidenten om Sonangol op te roepen als bedoeld in artikel 118 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), door [gedaagde 1] (voor zichzelf en als erfgenaam van [erflater] ), [gedaagde 12] , Terra Peregrin en [gedaagde 4] ,
- (voorwaardelijk) incidenten om de overige gedaagden in vrijwaring op te roepen, door Eurobic en [gedaagde 15] ,
- incidenten tot aanhouding van de procedure tot:
- eisers in incidenten [gedaagde 1] als erfgenaam van [erflater] , [gedaagde 1] kinderen en [gedaagde 3] hebben gevorderd dat de rechtbank eiseres niet-ontvankelijk verklaart,
- tot slot hebben eisers in de incidenten [gedaagde 8] , Eurobic, BBCV en [gedaagde 15] verzocht om tussentijds hoger beroep open te stellen tegen dit vonnis indien de rechtbank zich bevoegd acht.
6.De beoordeling in de incidenten
Internationale bevoegdheid
zelfworden ingesteld betreffende de geldigheid van haar besluiten, maar alleen voor vorderingen die
tegende vennootschap worden ingesteld, gaat niet op. De rechtbank leest deze beperking niet in de tekst van artikel 24 lid 2 Brussel I-bis, noch in de door die gedaagden aangehaalde jurisprudentie.
Silver Liningarrest van de Hoge Raad. De bevoegdheidsgrond van artikel 24 lid 2 Brussel I-bis kan echter niet dienen voor het aannemen van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter voor de overige vorderingen van Esperaza. Deze bevoegdheidsgrond moet namelijk restrictief worden uitgelegd; dit artikel schept (voor zover relevant) slechts bevoegdheid ten aanzien van een geschil over de geldigheid van besluiten van een orgaan van de vennootschap en de overige vorderingen van Esperaza zien daar niet op. De Hoge Raad heeft in het genoemde arrest de restrictieve uitleg juist bevestigd. Dat in de door Esperaza aangehaalde literatuur voorbeelden worden genoemd waarin mogelijk wel een voor bevoegdheid relevant verband bestaat tussen de geldigheid van het besluit van de vennootschap en de gevolgen daarvan, maakt dit niet anders. De in de literatuur genoemde voorbeelden zijn hier immers niet aan de orde.
autonoomop grond van het unierecht te worden beoordeeld. Voor het naar de maatstaf van artikel 25 van de Brussel I-bis rechtsgeldig maken van een forumkeuze is vereist, maar ook voldoende, dat er sprake is van een daadwerkelijke instemming van partijen met de forumkeuze. [9] Hiervoor dient onderzocht te worden of over de forumkeuze wilsovereenstemming is tussen partijen die duidelijk en nauwkeurig tot uiting komt, waarbij de vormvoorschriften in artikel 25 lid 1 sub a-c van de Brussel I-bis ten doel hebben te waarborgen dat de wilsovereenstemming tussen partijen inderdaad vaststaat. [10]
4. Standard of Conflict
4. Conflict Law
“all Customers”en
“all of the Bank’s Products and Services”. Daar gaat de rechtbank echter niet in mee. Artikel 4.1 is inderdaad ruimer opgesteld dan de forumkeuze en de forumkeuze ziet alleen op geschillen die zijn ontstaan in de relatie tussen de bank en de klant en het toepassingsbereik van die forumkeuze is dus beperkter. De forumkeuze geldt voor geschillen die voortvloeien uit de één-op-één relatie van de bank met de klant en dat is hier niet aan de orde. Esperaza maakt Eurobic juist als ‘derde’ een verwijt. Daarom is de forumkeuze uit de algemene voorwaarden van Eurobic niet van toepassing op het onderhavig geschil.
prima facieof summier oordeel. [13] Daar leent deze zaak zich voor omdat er veel partijen en verschillende rechtsordes betrokken zijn en de gestelde onrechtmatige handeling betrekking heeft op ingewikkelde vennootschapsrechtelijke constructies die uiteindelijk hebben geleid tot het gestelde ‘wegsluizen’ van geld uit een Nederlandse vennootschap. Het kan in het kader van de bevoegdheidsvraag van de rechtbank niet worden gevergd om alle inhoudelijke betwistingen van alle gedaagden expliciet mee te wegen en de juistheid daarvan ten gronde te onderzoeken, omdat dat zou neerkomen op een onderzoek ten gronde en de noodzaak tot uitvoerige bewijslevering. Daarmee zouden in feite de stellingen en verweren in de hoofdzaak worden beoordeeld. Dat strookt niet met het doel dat de rechter zich gemakkelijk over zijn bevoegdheid moet kunnen uitspreken en geen gelegenheid hoeft te geven voor bewijslevering.
prima faciebeoordeling het volgende worden opgemaakt over de feitelijke rol van de gedaagden bij de Besluiten en de overboekingen van € 52,6 miljoen.
[naam functie 8]( [naam functie 8] ) van Exem. Aldus heeft hij (mede) bewerkstelligd dat Exem de Besluiten heeft genomen. Esperaza heeft in dat verband verwezen naar de enquêteprocedure bij de OK met betrekking tot Esperaza waarin [erflater] als [naam functie 8] van Exem het woord heeft gevoerd en naar het verslag van Van Andel en de in dat verslag aangehaalde verklaring van [gedaagde 4] over de rol van [erflater] bij de totstandkoming van de Besluiten. Esperaza heeft daarnaast gesteld dat [erflater] heeft meegewerkt aan het opzetten en in stand houden van een (vennootschaps)structuur bedoeld voor witwaspraktijken.
prima facie-beoordeling in dit bevoegdheidsincident is echter voldoende komen vast te staan dat elk van de feiten een noodzakelijke schakel vormde om tot de overboeking van € 52,6 miljoen uit het vermogen van Esperaza te komen. Het maakt daarbij niet uit dat de betrokkenheid van de gedaagden varieert naar tijdstip of hoedanigheid.
feitelijk. Bovendien speelt TCA (als [naam functie 6] van Exem) niet slechts een bijrol, maar een centrale rol in dit feitelijk handelen, bij de totstandkoming van de Besluiten en de overboekingen van de gelden.
rechtensomdat de rechtbank
prima facieervan uit gaat dat voor alle gedaagden geldt dat de juridische grondslag van de tegen hen ingestelde vorderingen is dat zij in groepsverband onrechtmatig hebben gehandeld. Bovendien maakt het voor een zelfde situatie ‘rechtens’ ook niet uit dat er verschillende rechtsgrondslagen zouden kunnen zijn (onrechtmatige daad, wanprestatie, onbehoorlijk bestuur). Datzelfde geldt voor het feit dat de vorderingen die tegen de gedaagden zijn ingesteld (mogelijk) naar het recht van verschillende rechtsstelsel dienen te worden beoordeeld. Ook dat staat aan de bevoegdheid van de Nederlandse rechter niet in de weg.
mogelijkzal ontstaan. Daar zit dan ook het probleem; een regresrecht van Eurobic en/of [gedaagde 15] jegens één van de medegedaagden bestaat op dit moment nog niet. De rechtbank heeft immers nog niet geoordeeld over de aansprakelijkheid van Eurobic en/of [gedaagde 15] , en omdat zij ook nog niets aan Esperaza hebben betaald uit hoofde van een eventuele hoofdelijke veroordeling, staat ook nog niet vast of Eurobic en/of [gedaagde 15] meer heeft betaald dan waartoe zij op grond van interne draagplicht gehouden zou zijn. Van een rechtsverhouding tussen Eurobic en/of [gedaagde 15] en de andere gedaagden die meebrengt dat de medegedaagden de nadelige gevolgen van de beslissing tegen Eurobic en/of [gedaagde 15] (deels) moeten dragen, is dus nog geen sprake. De vordering tot oproeping in vrijwaring van de medegedaagden is daarom niet toewijsbaar.
7.De beslissing
12 februari 2025voor het nemen van een akte door Esperaza over wat is vermeld onder 6.76 waarna gedaagden op de rol van zes weken daarna de eveneens onder 6.76 genoemde antwoordakte kunnen nemen,