Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[verzoekster] ,
Rechtbank Amsterdam
Op 12 februari 2024 hebben verzoekers een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. A.C. Loman, bestuursrechter te Amsterdam, in het kader van een lopende beroepszaak (zaaknummer AMS 23/5383). Het wrakingsverzoek werd ontvangen door de rechter op de dag van de geplande mondelinge behandeling, om 15:30 uur, terwijl de zitting om 15:40 uur zou plaatsvinden. Verzoekers zijn niet verschenen op de zitting en hebben in hun verzoek aangegeven dat zij de behandeling van het wrakingsverzoek naar een andere rechtbank willen verwijzen en dit verzoek nader willen toelichten tijdens een mondelinge behandeling.
De rechtbank heeft het wrakingsverzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene Wet Bestuursrecht, dat stelt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. De rechtbank benadrukt dat een rechter op grond van zijn aanstelling vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij het tegendeel bewezen kan worden. De rechtbank verwijst naar een arrest van de Hoge Raad waarin is vastgesteld dat een rechterlijke beslissing op zich geen grond voor wraking kan zijn, en dat de motivering van een beslissing alleen kan leiden tot wraking als deze objectief gezien blijk geeft van vooringenomenheid.
De rechtbank concludeert dat de vaststelling van de mondelinge behandeling op 12 februari 2024 een procesbeslissing is die geen grond voor wraking kan opleveren. De overige argumenten van verzoekers dienen op de zitting naar voren te worden gebracht. Het verzoek wordt als kennelijk ongegrond beschouwd en een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is niet nodig. Bovendien wordt vastgesteld dat verzoekers het wrakingsmiddel lichtvaardig hebben ingezet, wat leidt tot de conclusie van misbruik van recht. De rechtbank besluit het wrakingsverzoek af te wijzen en bepaalt dat verdere verzoeken tot wraking in deze zaak niet in behandeling worden genomen.