ECLI:NL:RBAMS:2024:8216

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
C/13/755772 / HA RK 24-276
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen mr. T.M.A. van Löben Sels in civiele procedure

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 23 oktober 2024 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker, die zich niet kon vinden in de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling op 22 augustus 2024. Verzoeker had de wraking aangevraagd tegen mr. T.M.A. van Löben Sels, de kantonrechter die de behandeling leidde. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter partijdig was en niet onbevoegd wilde verklaren, ondanks verzoekers verzoek om extra spreektijd. Tijdens de mondelinge behandeling was er onduidelijkheid over de bevoegdheid van de rechter, en verzoeker voelde zich benadeeld doordat hij niet voldoende tijd had gekregen om zich voor te bereiden.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter de mondelinge behandeling voortgezet had, omdat verzoeker geen gemotiveerde wrakingsgrond had opgegeven. De rechter had de regie over de zitting en was niet verplicht om de behandeling te schorsen zonder een duidelijke reden voor de wraking. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden van verzoeker niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was. De beslissing van de rechter om de behandeling voort te zetten, ondanks het wrakingsverzoek, werd als een rechterlijke beslissing beschouwd die in hoger beroep aan de orde kon worden gesteld, maar niet als een reden voor wraking.

De wrakingskamer concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de rechter in twijfel trokken. Het verzoek tot wraking werd afgewezen, en de wrakingskamer bepaalde dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zou worden genomen. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de wrakingskamer, bestaande uit mr. P.B. Martens als voorzitter en mrs. H.J. Tijselink en I.M. Bilderbeek als leden, met mr. K.P.M. Smeets als griffier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Zaaknummer: C/13/755772 / HA RK 24/276
Beslissing van 23 oktober 2024 op het bij de rechtbank ingekomen verzoek tot wraking van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het schriftelijke wrakingsverzoek, ingekomen bij de wrakingskamer op 22 augustus 2024, de toelichting met bijlagen, ingekomen op 29 augustus 2024 en het (aanvullende) wrakingsverzoek, ingekomen bij de wrakingskamer op 14 oktober 2024;
  • de zittingsaantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling in de zaak met zaaknummer 11024982 / CV EXPL 24-3409 van 22 augustus 2024;
  • de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek van 26 augustus 2024.
1.2.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 9 oktober 2024. Het verzoek is gelijktijdig behandeld met het wrakingsverzoek van zijn medegedaagde [naam] , gemachtigde [gemachtigde] , welke zaken door de rechter gelijktijdig op 22 augustus 2024 werden behandeld. Verschenen zijn verzoeker, de rechter en de heer [gemachtigde] . Verzoeker heeft ter terechtzitting pleitaantekeningen overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Bij de rechter is een procedure aanhangig met zaaknummer 11024982 / CV EXPL 24 -3409 met verzoeker als gedaagde partij. Op 22 augustus 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, gelijktijdig met de zaak van de medegedaagde. Blijkens de zittingsaantekeningen van de griffier waren verzoeker, de gemachtigde van de medegedaagde en de gemachtigde van de wederpartij bij de mondelinge behandeling aanwezig, alsmede een voormalig bestuurder van de wederpartij als toehoorder.
2.2.
Na aanvang van de mondelinge behandeling heeft de rechter meegedeeld dat verzoeker naar aanleiding van zijn verzoek tien minuten extra spreektijd zou krijgen. Ook de medegedaagde zou, indien nodig, extra spreektijd toekomen. Nadat de wederpartij de vordering had toegelicht is blijkens de zittingsaantekeningen van de griffier verklaard:
Verzoeker:
“Ik vraag mij af waarom u de zaak niet ambtshalve heeft doorverwezen naar de rechtbank. Het gaat om een waarde hoger dan 25.000 dus ik begrijp niet wat ik hier kom doen. Ik begrijp uw houding niet. Kunt u mij uitleggen wat we hier gaan doen?”
De rechter:
“Ik ben kantonrechter. Ik ben hier om u te horen.”
Verzoeker:
“U bent toch rechter? Kent u 93 Rv. Waarom verwijst u het niet door. Het is een rekensommetje. Kent u 93 Rv, of niet?”
De rechter:
“Ja dat ken ik”
Verzoeker:
“U kunt het nu doorverwijzen. Ja of nee. Anders ga ik de wrakingskamer vertellen wat u hier doet. Anders heeft u andere intenties om hier mee door te gaan”
De rechter:
U heeft vandaag de gelegenheid om te reageren op de stukken die er al zijn gewisseld”
Verzoeker:
“U moet zich onbevoegd verklaren. 1 of 2. Ik heb er tabak van. Anders moet u de wrakingskamer nu bij elkaar roepen.”
De rechter:
“Wilt u verweer voeren?”
Verzoeker:
“U bent gewraakt.”
De rechter:
“Wilt u mij uitleggen waarom u mij wraakt?”
Verzoeker:
Nee dat leg ik aan de wrakingskamer voor.”
De rechter:
“Dan stel ik vast dat u niet heeft toegelicht waarom u heeft gewraakt.”
Verzoeker:
“Nee dat mag u niet vaststellen.”
Verzoeker en de gemachtigde van de medegedaagde hebben hierna de zittingszaal verlaten. Nadat de wederpartij had gevraagd of zij ook weg moesten, heeft de rechter het volgende verklaard:
“Nee, de zitting is nog niet gesloten. [verzoeker] heeft geen reden gegeven voor de wraking. Dan weet ik dat de wrakingskamer vindt dat ik mag doorgaan met de zitting.”
Hierna heeft verzoeker de zittingszaal weer betreden en heeft hij verklaard:
“U heeft geschorst vanwege een wraking. Daarom moet u nu stoppen en niet meer met de andere partij praten.”
Waarop de rechter heeft geantwoord:
“Wilt u de deur dichtdoen?”
Vervolgens heeft verzoeker de zittingszaal opnieuw verlaten en heeft de rechter het volgende verklaard aan de aanwezigen in de zittingszaal:
“Er is geen reden gegeven voor de wraking. Daarom mag ik doorgaan met de mondelinge behandeling.”
Vervolgens heeft de wederpartij de vordering nog kort toegelicht en heeft de rechter verklaard:
“We laten u zo snel mogelijk weten wanneer er vonnis komt. Een vonnisdatum krijgt u nog te horen. Mijn beslissing is dat de zaak doorgaat.”
De wederpartij heeft hierna de vordering tegen de medegedaagde ingetrokken omdat er was betaald. Na een korte schorsing heeft de rechter verklaard:
“Er verandert niets. U hoort nog een vonnisdatum.”
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft verzoeker een handgeschreven wrakingsverzoek ingediend bij de Centrale Balie. De rechter heeft de behandeling van de zaak na kennisneming van het schriftelijke wrakingsverzoek alsnog geschorst.

3.Het verzoek

3.1.
De gronden van het schriftelijke wrakingsverzoek hebben betrekking op de gang van zaken voor, tijdens en na de mondelinge behandeling van 22 augustus 2024. Verzoeker heeft in zijn schriftelijke verzoek – samengevat weergegeven – aangevoerd dat de rechter absoluut onbevoegd is kennis te nemen van de vordering van de VvE. De rechter wilde zich bij aanvang van de mondelinge behandeling echter niet onbevoegd verklaren en ging door met de behandeling buiten aanwezigheid van verzoeker. Hiermee heeft de rechter de schijn van partijdigheid gewekt. Verzoeker heeft de rechter op 9 augustus 2024 verzocht om hem meer spreektijd toe te kennen. Pas op 20 augustus 2024 is dat verzoek toegewezen. Verzoeker stelt dat hij door de late mededeling in zijn verdediging geschaad, omdat hij zijn pleitaantekeningen voor de mondelinge behandeling niet meer behoorlijk kon voorbereiden.
3.2.
Naar aanleiding van de ontvangst van de zittingsaantekeningen heeft verzoeker aanvullend aangevoerd dat er in deze aantekeningen onjuistheden staan. Hierin staat ten onrechte vermeld dat een vertegenwoordiger van de wederpartij een bestuurder was, terwijl zij toehoorder was en heeft verklaard slechts aanwezig te zijn ter ondersteuning van een eveneens aanwezig bestuurslid. Omdat deze toehoorder geen vertegenwoordiger was van de wederpartij, had de rechter haar niet in de gelegenheid mogen stellen antwoorden te geven op zijn vragen. Er moeten vragen zijn gesteld aan de wederpartij die niet in de zittingsaantekeningen staan vermeld. Na de mededeling dat de vordering tegen de medegedaagde werd ingetrokken, heeft de rechter de zitting kort geschorst en daarna gesloten zonder de partijen te horen. Na deze schorsing had de rechter alle partijen moeten binnenroepen. De rechter heeft ten onrechte voorgewend dat verzoeker geen grond voor wraking zou hebben gegeven. Uit de zittingsaantekeningen blijkt ook dat een gedeelte van wat verzoeker heeft verklaard is verwijderd. Uit deze gang van zaken blijkt ook de (schijn van) partijdigheid van de rechter.
3.3.
In het op 14 oktober 2024 binnengekomen (aanvullende) wrakingsverzoek beschuldigt verzoeker de rechter van het voorliegen van de wrakingskamer door het onvolledig weergeven van gevorderde bedragen, hetwelk alleen maar kan zijn ingegeven door partijdigheid.

4.De reactie van de rechter

4.1.
De rechter heeft, onder verwijzing naar de zittingsaantekeningen, aangevoerd dat verzoeker de wrakingsgrond tijdens de mondelinge behandeling niet bekend wilde maken. Volgens de rechter mocht hij de mondelinge behandeling voortzetten, omdat een ongemotiveerd wrakingsvezoek werd gedaan. Verzoeker en de gemachtigde van de medegedaagde hebben uit eigen beweging de zittingzaal verlaten, zonder een wrakingsgrond te noemen. De rechter heeft daarom de mondelinge behandeling voortgezet en afgemaakt. Het is juist dat verzoeker om extra spreektijd had gevraagd. De dag voor de zitting, dus tijdig, heeft de griffier hem laten weten dat hij tijdens de mondelinge behandeling tien minuten extra spreektijd zou krijgen. Bij aanvang van de mondelinge behandeling is hem dat nogmaals meegedeeld. Verzoeker is niet in zijn verdediging geschaad. Van partijdigheid, of de schijn daarvan, is geen sprake.
4.2.
Bij de mondelinge behandeling heeft de rechter aangevoerd dat hij over de bevoegdheid nog geen beslissing had genomen. Hij heeft erop gewezen dat het petitum in de hoofdzaak een bedrag van € 2.787,40 aan hoofdsom noemt, te vermeerderen met buitengerechtelijke incassokosten en nog te vervallen (voorschot)bijdragen, tot een maximum bedrag van € 25.000,-. Hij wilde de partijen eerst horen. Dat heeft hij de partijen ook duidelijk gemaakt. De rechter wilde eerst voldoende geïnformeerd zijn om over zijn bevoegdheid te beslissen. Hij wilde eerst de standpunten van partijen vernemen, alvorens over zijn bevoegdheid te beslissen. Dat behoort tot het rechterlijk domein en daar blijkt geen vooringenomenheid uit. Hij mocht de behandeling voortzetten buiten aanwezigheid van verzoeker en het wrakingsverzoek buiten behandeling stellen, omdat geen grond voor de wraking werd gegeven. Er was dus geen aanleiding om de mondelinge behandeling als beëindigd te beschouwen. De rechter heeft de behandeling geschorst toen wel een gemotiveerd wrakingsverzoek was gedaan. Dit heeft hij diezelfde dag, na afloop van de mondelinge behandeling, ontvangen. Het verzoek om extra spreektijd is even blijven liggen. Dat was onhandig, maar het verzoek is alsnog toegekend. Daar blijkt geen vooringenomenheid uit. De bestuurder van de wederpartij is niet aanwezig geweest in de zittingszaal. De gemachtigde van de wederpartij had er geen bezwaar tegen om de behandeling van start te laten gaan.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1.
De aangevoerde gronden slagen naar het oordeel van de wrakingskamer niet, ook niet als deze in onderlinge samenhang worden beschouwd. Daartoe is het volgende redengevend.
5.2.
Op grond van artikel 36 Rv dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Een wrakingsverzoek is alleen succesvol in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van partijdigheid bij de rechter, althans dat de vrees van de verzoeker dat de rechter vooringenomen is, objectief gerechtvaardigd is.
5.3.
In zijn arrest van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft de Hoge Raad overwogen dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Bij de beantwoording van de vraag of de motivering van een dergelijke (tussen)beslissing getuigt van vooringenomenheid, moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
5.4.
Het tijdstip waarop de rechter op het verzoek om extra spreektijd heeft beslist, is een procesbeslissing van de rechter geweest. Zoals in voornoemd arrest is bepaald, vormt het bezwaar van verzoeker ten aanzien van het tijdstip waarop de rechter op zijn verzoek heeft beslist – te weten kort voor de zitting – geen grond om (de schijn van) partijdigheid van de rechter aan te nemen.
5.5.
In de kern ziet het wrakingsverzoek op de beslissingen van de rechter om niet direct op zijn gestelde onbevoegdheid in te gaan en vervolgens te beslissen dat hij de mondelinge behandeling kon voortzetten buiten aanwezigheid van verzoeker. Gelet op de toelichting van de rechter bij de behandeling van het wrakingsverzoek wilde hij wel met partijen over zijn bevoegdheid in gesprek gaan, maar hij wilde hierover niet direct beslissen en de partijen eerst horen. Dit duidt niet op (de schijn van) partijdigheid. De rechter heeft de regie bij de behandeling, die in dit geval kennelijk nogal hectisch is verlopen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 maart 2021 (ECLI:NL:HR:2021:370) bepaald in welke gevallen een behandelend rechter een wrakingsverzoek buiten behandeling kan stellen, onder andere in de situatie dat iedere motivering ontbreekt. De wrakingskamer constateert dat de rechter de stelling van verzoeker dat aan de bevoegdheid van de rechter werd getwijfeld en de verklaring van verzoeker dat hij zich tot de wrakingskamer wilde wenden, gezien de context waarin deze opmerkingen werden gedaan, als een wrakingsgrond had kunnen opvatten. Daar staat tegenover da
tverzoeker, ook na daartoe uitdrukkelijk te zijn uitgenodigd door de rechter, geweigerd heeft alsnog een wrakingsgrond te noemen en enige toelichting te geven. Ook indien geoordeeld moet worden dat de rechter de opmerkingen van verzoeker als een gemotiveerd wrakingsverzoek had moeten opvatten en de zaak had moeten schorsen, gaat het hier om een rechterlijke beslissing die eventueel in hoger beroep aan de orde kan worden gesteld. De beslissing vormt echter geen grond voor het aannemen van (de schijn van) partijdigheid.
5.6.
De rechter heeft vervolgens de mondelinge behandeling voortgezet buiten aanwezigheid van verzoeker. Dit heeft tot onbegrip geleid bij verzoeker. Het was duidelijker geweest als de rechter in aanwezigheid van verzoeker had kunnen toelichten dat hij op grond van de uitspraak van de Hoge Raad meende in dit geval gerechtigd te zijn de behandeling voort te zetten. Omdat verzoeker de rechter blijkens de zittingsaantekeningen voor gek verklaarde
(“U bent gek”)en verzoeker en de gemachtigde van de medegedaagde toen direct de zaal verlieten, is het van een uitleg kennelijk niet meer gekomen. Nadat de gemachtigde van verzoekers medegedaagde blijkens de zittingsaantekeningen weer terug was gekomen in de zittingszaal had de rechter alsnog moeten meedelen dat hij het verzoek redelijkerwijs niet al wrakingsverzoek kon opvatten, dat hij het daarom buiten behandeling had gesteld en dat de behandeling om die reden werd voortgezet.
Ook deze beslissingen zijn rechterlijke beslissingen die eventueel in hoger beroep aan de orde kunnen worden gesteld, met name als die beslissingen fout of minder juist zijn geweest. Daarmee vormen ook deze beslissingen geen grond voor het aannemen van (de schijn van) partijdigheid van de rechter.
5.7.
De rechter heeft de regie van de behandeling op een zitting. Het staat hem dus vrij om ook een toehoorder te horen.
5.8.
De wrakingskamer geeft in overweging dat, ten behoeve van een voortvarende voorzetting van de behandeling van de zaak, beide partijen opnieuw in de gelegenheid worden gesteld om – al dan niet tijdens een mondelinge behandeling op een tijdstip dat in afstemming met beide partijen is bepaald – verweer te voeren.
5.9.
In het – na de zitting van de wrakingskamer binnengekomen – (aanvullende) wrakingsverzoek herhaalt verzoeker zijn stelling dat de rechter vooringenomen is indien of omdat hij zich kennelijk absoluut bevoegd acht om over de vorderingen in de hoofdzaak te beslissen. Bovendien beticht hij de rechter van liegen tegen de wrakingskamer.
5.10.
Herhaald wordt dat een beslissing van de rechter – ook over zijn bevoegdheid – nimmer grond kan zijn voor wraking. Alleen in hoger beroep kan een dergelijke beslissing worden aangevochten. De stelling dat de rechter heeft gelogen tegen de wrakingskamer is niet onderbouwd en vormt alleen al daarom geen grond voor toewijzing van de wraking.
5.11.
Nu verzoeker bij herhaling met – in de kern – dezelfde argumenten tevergeefs om wraking van de rechter heeft gevraagd, ziet de wrakingskamer aanleiding om met toepassing van artikel 39 lid 4 Rv te bepalen dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.
5.12.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De wrakingskamer van de rechtbank:
-
wijst het verzoek af;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling wordt genomen.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 23 oktober 2024 door:
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. H.J. Tijselink en I.M. Bilderbeek, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.