ECLI:NL:RBAMS:2024:8215

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
C/13/756147 / HA RK 24-290
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in civiele procedure afgewezen

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Amsterdam op 24 oktober 2024 een verzoek tot wraking afgewezen. Het verzoeker, die woonachtig is in [woonplaats], had mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter, gewraakt. Het wrakingsverzoek was ingediend op 30 augustus 2024 en betrof een procedure waarin verzoeker als gedaagde partij was aangemerkt. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 augustus 2024, die gelijktijdig met een andere zaak werd behandeld, ontstond er onduidelijkheid over de bevoegdheid van de rechter en de gang van zaken. Verzoeker stelde dat de rechter fouten had gemaakt die de schijn van partijdigheid wekten. De rechter had echter aangevoerd dat hij de behandeling mocht voortzetten, omdat er geen gemotiveerd wrakingsverzoek was gedaan. De wrakingskamer oordeelde dat de aangevoerde gronden niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig was. De wrakingskamer benadrukte dat een wrakingsverzoek alleen succesvol kan zijn bij bijzondere omstandigheden die wijzen op partijdigheid. De rechter had de regie van de zitting en mocht ook een toehoorder horen. De beslissing van de wrakingskamer is openbaar uitgesproken en er staat geen voorziening open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer
Zaaknummer: C/13/756147 / HA RK 24/290
Beslissing van 24 oktober 2024 op het bij de rechtbank op 30 augustus 2024 ingekomen verzoek tot wraking van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. T.M.A. van Löben Sels, kantonrechter.

1.De procedure

1.1.
De wrakingskamer heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
- het schriftelijke en aanvullende wrakingsverzoek met bijlagen, ingekomen bij de wrakingskamer op 30 augustus 2024;
- de zittingsaantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling in de zaak met zaaknummer 11024982 / CV EXPL 24-3409 van 22 augustus 2024;
- de schriftelijke reactie van de rechter op het wrakingsverzoek van 26 augustus 2024.
1.2.
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 9 oktober 2024. Het verzoek is gelijktijdig behandeld met het wrakingsverzoek van zijn medegedaagde [naam] , welke zaken door de rechter gelijktijdig op 22 augustus 2024 werden behandeld. Verschenen zijn de gemachtigde van verzoeker, de rechter en de heer [gemachtigde] . De gemachtigde heeft ter terechtzitting pleitaantekeningen overgelegd.
1.3.
Op het op 14 oktober 2024 ingekomen aanvullende verzoek kan geen acht worden geslagen, omdat dit na het sluiten van de behandeling op 9 oktober 2024 is ingediend.

2.De feiten

2.1.
Bij de rechter is een procedure aanhangig met zaaknummer 1127343 / CV EXPL 24 -9384 met verzoeker als gedaagde partij. Op 22 augustus 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, gelijktijdig met de zaak van de medegedaagde. Blijkens de zittingsaantekeningen van de griffier waren de gemachtigde van verzoeker, de medegedaagde en de gemachtigde van de wederpartij bij de mondelinge behandeling aanwezig, alsmede een voormalig bestuurder als toehoorder.
2.2.
Na aanvang van de mondelinge behandeling heeft de rechter verwezen naar het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaanstad, van 11 juli 2024 waarbij de zaak is verwezen naar de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam. Voorts is meegedeeld dat de medegedaagde naar aanleiding van zijn verzoek tien minuten extra spreektijd zou krijgen. Ook de gemachtigde van verzoeker zou, indien nodig, extra spreektijd toekomen. Bij aanvang heeft de gemachtigde van verzoeker blijkens de griffiersaantekeningen verklaard:
“Verzoeker is niet gedagvaard, dus ik vraag mij af of ik hier wel goed zit.”Nadat de wederpartij de vordering had toegelicht is blijkens de griffiersaantekeningen verklaard:
Medegedaagde:
“Ik vraag mij af waarom u de zaak niet ambtshalve heeft doorverwezen naar de rechtbank. Het gaat om een waarde hoger dan 25.000 dus ik begrijp niet wat ik hier kom doen. Ik begrijp uw houding niet. Kunt u mij uitleggen wat we hier gaan doen?”
De rechter:
“Ik ben kantonrechter. Ik ben hier om u te horen.”
Medegedaagde:
“U bent toch rechter? Kent u 93 Rv. Waarom verwijst u het niet door. Het is een rekensommetje. Kent u 93 Rv, of niet?”
De rechter:
“Ja dat ken ik”
Medegedaagde:
“U kunt het nu doorverwijzen. Ja of nee. Anders ga ik de wrakingskamer vertellen wat u hier doet. Anders heeft u andere intenties om hier mee door te gaan”
De rechter:
U heeft vandaag de gelegenheid om te reageren op de stukken die er al zijn gewisseld”
Medegedaagde:
“U moet zich onbevoegd verklaren. 1 of 2. Ik heb er tabak van. Anders moet u de wrakingskamer nu bij elkaar roepen.”
De rechter:
“Wilt u verweer voeren?”
Medegedaagde:
“U bent gewraakt.”
De rechter:
“Wilt u mij uitleggen waarom u mij wraakt?”
Medegedaagde:
Nee dat leg ik aan de wrakingskamer voor.”
De rechter:
“Dan stel ik vast dat u niet heeft toegelicht waarom u heeft gewraakt.”
Medegedaagde:
“Nee dat mag u niet vaststellen.”
De medegedaagde en de gemachtigde van verzoeker hebben hierna de zittingszaal verlaten. Nadat de wederpartij had gevraagd of zij ook weg moesten, heeft de rechter het volgende medegedeeld:
“Nee, de zitting is nog niet gesloten. [naam] heeft geen reden gegeven voor de wraking. Dan weet ik dat de wrakingskamer vindt dat ik mag doorgaan met de zitting.”
Hierna heeft de gemachtigde van verzoeker de zittingszaal weer betreden en heeft hij verklaard:
“U heeft geschorst vanwege een wraking. Daarom moet u nu stoppen en niet meer met de andere partij praten.”
Waarop de rechter heeft geantwoord:
“Wilt u de deur dichtdoen?”
Vervolgens heeft de gemachtigde van verzoeker de zittingszaal opnieuw verlaten en heeft de rechter het volgende medegedeeld aan de aanwezigen in de zittingszaal:
“Er is geen reden gegeven voor de wraking. Daarom mag ik doorgaan met de mondelinge behandeling.”
Vervolgens heeft de wederpartij de vordering nog kort toegelicht en heeft de rechter medegedeeld:
“We laten u zo snel mogelijk weten wanneer er vonnis komt. Een vonnisdatum krijgt u nog te horen. Mijn beslissing is dat de zaak doorgaat.”
De wederpartij heeft hierna de vordering tegen verzoeker ingetrokken omdat er was betaald. Na een korte schorsing heeft de rechter medegedeeld:
“Er verandert niets. U hoort nog een vonnisdatum.”
Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de medegedaagde een handgeschreven wrakingsverzoek ingediend bij de Centrale Balie. De rechter heeft de behandeling van die zaak na kennisneming van het schriftelijke wrakingsverzoek alsnog geschorst.

3.Het verzoek

3.1.
De gronden van het schriftelijke wrakingsverzoek hebben betrekking op de gang van zaken voor, tijdens en na de mondelinge behandeling van 22 augustus 2024. Verzoeker heeft in zijn schriftelijke verzoek – samengevat weergegeven – aangevoerd dat
Bij de behandeling van de zaak heeft de rechter diverse “foutjes” gemaakt die ieder voor zich de schijn onpartijdigheid hebben gewekt. Na het verlaten van de zittingszaal is de gemachtigde van verzoeker teruggegaan om te constateren of de rechter de zitting daadwerkelijk had geschorst en heeft hij de rechter verzocht te melden waarom hij de zitting niet schorste. De rechter bleef het antwoord schuldig. Vervolgens verlieten de gemachtigde van de wederpartij en de toehoorder de zaal. Zij werden korte tijd later als enigen binnengeroepen en ook de inmiddels gearriveerde bestuurder, terwijl de medegedaagde en de gemachtigde van verzoeker op de gang zaten. Uit het vonnis van de rechtbank Noord-Holland, locatie Zaandam blijkt dat de zittingsdatum na overleg met de rechter is bepaald. Hij heeft er dus zelf de hand in gehad dat verzoeker werd opgeroepen in plaats opnieuw gedagvaard. Kennelijk stelt de rechter er persoonlijk belang in om deze zaken in behandeling te nemen, terwijl hij daartoe absoluut onbevoegd was. De rechter verschuilt zich ten onrechte achter het vonnis. De gemachtigde van verzoeker is niet voor de zitting opgeroepen. De rechter heeft daarvoor wel zijn excuus aangeboden bij de behandeling, maar wilde kennelijk voorkomen dat verzoeker de bijstand van een gemachtigde had. De rechter heeft ten onrechte de zitting niet geschorst en heeft na de latere schorsing niet alle partijen weer naar binnengeroepen. Hij kon de vragen over zijn bevoegdheid ook niet beantwoorden.
Aanvullend is gesteld dat de rechter de aanwezige oud-bestuurd ten onrechte het woord heeft gegeven, terwijl zij de wederpartij niet kon vertegenwoordigen. De aantekeningen van de griffier zijn ongeloofwaardig omdat deze suggereren dat er na de schorsing geen vragen aan de bestuurder van de wederpartij zouden zijn gesteld. Aan het einde van de zitting heeft de wederpartij de vordering tegen verzoeker ingetrokken. De rechter heeft daarna verklaard:
“Er verandert niets. U hoort nog een vonnisdatum.”De rechter heeft in strijd met artikel 247 Rv verzoeker niet in de gelegenheid gesteld zich nog uit te laten. Als geen van partijen er blijk van geeft het geding te willen voortzetten, kan de zaak pas van de rol worden gehaald. Uit de brief van de griffier van de wrakingkamer van 27 augustus 2024 blijkt echter dat achteraf is bepaald dat de zaak voor uitlating partijen naar de rol werd verwezen. Dit is bekend gemaakt via het informele circuit van de wrakingskamer. Bovendien wist de rechter dat verzoeker niet kon reageren op deze brief omdat de behandeling van de zaak was geschorst wegens de indiening van het wrakingsverzoek.

4.De reactie van de rechter

4.1.
De rechter heeft, onder verwijzing naar de zittingsaantekeningen, aangevoerd dat de medegedaagde de wrakingsgrond tijdens de mondelinge behandeling niet bekend wilde maken. Volgens de rechter mocht hij de mondelinge behandeling voortzetten, omdat een ongemotiveerd wrakingsvezoek werd gedaan. De gemachtigde van verzoeker en de medegedaagde hebben uit eigen beweging de zittingzaal verlaten, zonder een wrakingsgrond te noemen. De rechter heeft daarom de mondelinge behandeling voortgezet en afgemaakt. Het is juist dat de medegedaagde om extra spreektijd had gevraagd. De dag voor de zitting, dus tijdig, heeft de griffier hem laten weten dat hij tijdens de mondelinge behandeling tien minuten extra spreektijd zou krijgen. Bij aanvang van de mondelinge behandeling is hem dat nogmaals meegedeeld en ook de gemachtigde van verzoeker zou indien nodig extra spreektijd krijgen. Verzoeker is niet in zijn verdediging geschaad. Van partijdigheid, of de schijn daarvan, is geen sprake.
4.2.
Bij de mondelinge behandeling heeft de rechter aangevoerd dat hij over de bevoegdheid nog geen beslissing had genomen. Hij wilde de partijen eerst horen. Dat heeft hij de partijen ook duidelijk gemaakt. De rechter wilde eerst voldoende geïnformeerd zijn om over zijn bevoegdheid te beslissen. Hij wilde eerst de standpunten van partijen vernemen, alvorens over zijn bevoegdheid te beslissen. Dat behoort tot het rechterlijk domein en daar blijkt geen vooringenomenheid uit. Hij mocht de behandeling voortzetten buiten aanwezigheid van verzoeker en het wrakingsverzoek buiten behandeling stellen, omdat geen grond voor de wraking werd gegeven. Er was dus geen aanleiding om de mondelinge behandeling als beëindigd te beschouwen. De rechter heeft de behandeling geschorst toen wel een gemotiveerd wrakingsverzoek was gedaan. Dit heeft hij diezelfde dag, na afloop van de mondelinge behandeling, ontvangen. Het verzoek om extra spreektijd is even blijven liggen. Dat was onhandig, maar het verzoek is alsnog toegekend. Daar blijkt geen vooringenomenheid uit. De bestuurder van de wederpartij is niet aanwezig geweest in de zittingszaal. De gemachtigde van de wederpartij had er geen bezwaar tegen om de behandeling van start te laten gaan.

5.De beoordeling van het verzoek

5.1.
De aangevoerde gronden slagen naar het oordeel van de wrakingskamer niet, ook niet als deze in onderlinge samenhang worden beschouwd. Daartoe is het volgende redengevend.
5.2.
Op grond van artikel 36 Rv dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Een wrakingsverzoek is alleen succesvol in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van partijdigheid bij de rechter, althans dat de vrees van de verzoeker dat de rechter vooringenomen is, objectief gerechtvaardigd is.
5.3.
In zijn arrest van 25 september 2018 (ECLI:NL:HR:2018:1413) heeft de Hoge Raad overwogen dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen meebrengt dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het gerecht dat over het wrakingsverzoek moet oordelen (de wrakingskamer) komt geen oordeel toe over de juistheid van de (tussen)beslissing noch over het verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
Bij de beantwoording van de vraag of de motivering van een dergelijke (tussen)beslissing getuigt van vooringenomenheid, moet uitgangspunt zijn dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich evenzeer ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
5.4.
In de kern ziet het wrakingsverzoek op de beslissingen van de rechter om niet direct op zijn gestelde onbevoegdheid in te gaan en vervolgens te beslissen dat hij de mondelinge behandeling kon voortzetten buiten aanwezigheid van verzoeker. Gelet op de toelichting van de rechter bij de behandeling van het wrakingsverzoek wilde hij wel met partijen over zijn bevoegdheid in gesprek gaan, maar hij wilde hierover niet direct beslissen en de partijen eerst horen. Hoewel de rechter hierover duidelijker had kunnen communiceren, duidt dit niet op de (schijn van) partijdigheid. De rechter heeft de regie bij de behandeling, die in dit geval kennelijk nogal hectisch is verlopen. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 16 maart 2021 (ECLI:NL:HR:2021:370) bepaald in welke gevallen een behandelend rechter een wrakingsverzoek buiten behandeling kan stellen, onder andere in de situatie dat iedere motivering ontbreekt. De wrakingskamer constateert dat de rechter de stelling van verzoeker dat aan de bevoegdheid van de rechter werd getwijfeld en de verklaring van verzoeker dat hij zich tot de wrakingskamer wil wenden als een wrakingsrond had kunnen opvatten. Verzoeker heeft echter na het verzoek van de rechter geweigerd alsnog een wrakingsgrond te noemen en enige toelichting te geven. De rechter had toen duidelijker moeten communiceren dat hij het wrakingsverzoek buiten behandeling stelde en dat hij dat op grond van de uitspraak van de Hoge Raad ook mocht, nadat verzoeker had verklaard dat de rechter niet mocht vaststellen dat er geen toelichting was gegeven. De rechter had ook moeten toelichten dat hij op grond van de uitspraak van de Hoge Raad in dit geval gerechtigd was de behandeling voort te zetten. Omdat de medegedaagde de rechter blijkens de zittingsaantekeningen voor gek verklaarde en de gemachtigd van verzoeker verklaarde: “
Nadat u bent gewraakt mag u niets meer doen. Doe je huiswerk man.”, en de gemachtigde van verzoeker en de medegedaagde toen direct de zaal verlieten, is het daar kennelijk niet meer van gekomen. Nadat de gemachtigd van verzoeker blijkens de zittingsaantekeningen weer terug was gekomen in de zittingszaal had de rechter alsnog moeten meedelen dat hij het verzoek redelijkerwijs niet als wrakingsverzoek kon opvatten, dat hij het daarom buiten behandeling had gesteld en dat de behandeling om die reden werd voortgezet.
Ook deze beslissingen zijn rechterlijke beslissingen die eventueel in hoger beroep aan de orde kunnen worden gesteld, ook als die beslissingen fout of minder juist zijn geweest. Daarmee vormen ook deze beslissingen geen grond voor het aannemen van (de schijn van) partijdigheid van de rechter. Voor de overige verwijten van verzoeker, het bepalen van een datum in overleg met de kantonrechter te Zaandam en het verwijzen naar de rol voor uitlating partijen, geldt hetzelfde.
5.5.
De rechter heeft de regie van de behandeling op een zitting. Het staat hem dus vrij om ook een toehoorder te horen.
5.6.
De wrakingskamer geeft in overweging dat, ten behoeve van een voortvarende voorzetting van de behandeling van de zaak, beide partijen opnieuw in de gelegenheid worden gesteld om – al dan niet tijdens een mondelinge behandeling op een tijdstip dat in afstemming met beide partijen is bepaald – verweer te voeren.
5.7.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 24 oktober 2024 door:
mr. P.B. Martens, voorzitter,
mrs. H.J. Tijselink en I.M. Bilderbeek, leden,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.