Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Rzeszów, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
Judgement of the District Court in Debicavan 5 september 2019 (met kenmerk II K 320/19). Bij dit vonnis is een voorwaardelijke straf opgelegd die bij
Decision van the District Court in Debicavan 18 februari 2021 ten uitvoer is gelegd. De reden voor deze tenuitvoerlegging is – zo blijkt uit het EAB – onder meer de veroordeling van opgeëiste persoon voor een strafbaar feit begaan gedurende de proeftijd, waarvoor zij is veroordeeld bij vonnis van
the District Court in Tarnowvan 1 oktober 2020, met kenmerk II K 1284/20.
the District Court in Debicavan 5 september 2019 (met kenmerk II K 320/19) voldoet namelijk niet aan de eisen als bedoeld in artikel 12 OLW. De opgeëiste person was niet aanwezig in die procedure en geen van de uitzonderingen doet zich voor. Ook is er geen reden af te zien van weigering. De opgeëiste person is namelijk niet goed opgeroepen voor de zitting die geleid heeft tot dit vonnis. In het EAB wordt het volgende vermeld: “
the sentenced person did not receive the summons”. De opgeëiste persoon zou bovendien op 9 april 2019 een adresinstructie hebben ontvangen. Het blijkt echter niet dat de oproep voor de zitting ook daadwerkelijk naar een door haar opgegeven adres is verstuurd. Gelet hierop is het niet aan de opgeëiste persoon te wijten dat zij niet op de hoogte was van de procedure en dient de overlevering geweigerd te worden.
the District Court in Tarnówvan 1 oktober 2020 (met kenmerk II K 1284/20), doet de opgeëiste persoon eveneens een beroep op de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. Weliswaar vermeldt de aanvullende informatie van 6 december 2024 dat dit vonnis persoonlijk is betekend aan de opgeëiste persoon en dat zij daarbij is geïnformeerd over het recht op een herziening of hoger beroep. De opgeëiste persoon ontkent echter een dergelijke beslissing te hebben ontvangen. Nu ook niet duidelijk is naar welk adres het vonnis zou zijn gestuurd, is wederom niet gebleken dat de opgeëiste persoon haar verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen en dient ook ten aanzien van deze procedure geconcludeerd te worden dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
sent to the correspondence address”. Niet is gesteld of gebleken dat zij een adreswijziging heeft doorgegeven.
the District Court in Debicais de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen. De beslissing tot tenuitvoerlegging is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [4]
4.Strafbaarheid
5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
6.Slotsom
7.Toepasselijke wetsbepalingen
8.Beslissing
[de opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Rzeszów, Polen voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.