ECLI:NL:RBAMS:2024:805

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
AMS 22/5072
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om openbaarmaking van documenten over diergeneesmiddel in het kader van de Europese decentrale erkenningsprocedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 23 januari 2024, in de zaak tussen Stek Advocaten B.V. en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, wordt het beroep van eiseres tegen de beslissing van verweerder van 12 september 2022 beoordeeld. Eiseres had op 25 september 2019 een Wob-verzoek ingediend voor de openbaarmaking van documenten met betrekking tot de handelsvergunning voor het diergeneesmiddel Osteopen, dat door het Ierse bedrijf Chanelle Pharmaceuticals Manufacturing Limited was aangevraagd. De rechtbank heeft de weigeringsgronden van verweerder, die onder andere gebaseerd waren op de Wet open overheid (Woo), getoetst aan de hand van eerdere uitspraken en de motivering van verweerder. De rechtbank oordeelt dat de weigering tot openbaarmaking van bepaalde documenten niet voldoende was gemotiveerd, terwijl andere documenten wel terecht als vertrouwelijk zijn aangemerkt. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen vier weken de inhoudelijke beoordelingsdocumenten openbaar moet maken, met uitzondering van de daarin gemarkeerde passages die onder de weigeringsgronden vallen. Tevens is het beroep gegrond verklaard, en is verweerder opgedragen het griffierecht aan eiseres te vergoeden.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/ 5072

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 januari 2024 in de zaak tussen

de besloten vennootschap Stek Advocaten B.V.,gevestigd in Amsterdam, eiseres (gemachtigden: mrs. B.J.M. van Oorschot en J.E. Janssen),
en
de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,verweerder (gemachtigde: mr. N.N. Bontje).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de beslissing van verweerder van 12 september 2022 op het verzoek van eiseres van 25 september 2019 op grond van de Wob.(1
Verweerder heeft de zogenoemde ongelakte stukken die onderwerp zijn van deze procedure ingezonden met een verzoek om geheimhouding op grond artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht. Eiseres heeft de rechtbank toestemming gegeven kennis te nemen van de geheime stukken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2023. Daarbij waren aanwezig: aan de zijde van eiseres haar gemachtigde Van Oorschot en mr. T. Kok en aan de zijde van verweerder zijn gemachtigde, [gemachtigde] en mr. M.K. Polano.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1.1.
Eiseres heeft op 25 september 2019 een Wob-verzoek ingediend. Zij heeft verzocht om openbaarmaking van alle stukken over de handelsvergunning voor het diergeneesmiddel Osteopen, aangevraagd door het Ierse bedrijf Chanelle Pharmaceuticals Manufacturing Limited.
1.2.
Het verzoek ziet in het bijzonder op documenten over de Europese decentrale erkenningsprocedure. Dit is een procedure in Europees verband waarin nationale autoriteiten gezamenlijk beoordelen of nieuwe diergeneesmiddelen kunnen worden toegelaten op de markt. De aanvrager vraagt aan één van de lidstaten waar hij de handelsvergunning wil verkrijgen om op te treden als 'Reference Member State' (RMS). De RMS voert dan mede namens de andere betrokken lidstaten ('Concerned Member States')(CMS) de beoordeling
van de aanvraag van een handelsvergunning uit. De CMS hebben tijdens de decentrale procedure overleg met de RMS op basis van uitgewisselde documenten. De betrokken lidstaten verlenen na een positieve afronding van de decentrale procedure ieder een handelsvergunning. In de procedure die heeft plaatsgevonden voor Osteopen heeft Ierland opgetreden als RMS, Nederland was dus één van de CMS.
1.3.
Met een besluit van 2 december 2019 '(het primaire besluit) heeft het BD/aCBG2 namens verweerder besloten om geen documenten over Osteopen openbaar te maken, omdat er in Nederland nog geen handelsvergunning was verleend voor het diergeneesmiddel. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
1.4.
Met een besluit van 24 april 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, omdat de handelsvergunningaanvraagprocedure nog steeds aanhangig was. Deze rechtbank heeft het beroep van eiseres in haar uitspraak van 22 december 20203 gegrond verklaard, het besluit van 24 april 2020 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres.
1.5.
Op 18 januari 2021 is de handelsvergunning voor Osteopen verleend, waarmee de handelsvergunningaanvraagprocedure is afgerond.
1 .6. Verweerder heeft voor de nieuw te nemen beslissing op bezwaar aanleiding gezien om behalve de vergunninghouder ook de Ierse beoordelingsautoriteit HPRA (4 om een zienswijze te vragen. Verweerder heeft een voorstel van de deels gelakte stukken, zoals zij die openbaar wilde maken, voorgelegd aan HPRA. De HPRA heeft in haar zienswijze gesteld dat de documenten zich niet lenen voor openbaarmaking. Volgens de HPRA wordt het publieke belang niet beter gediend met het vrijgeven van meer informatie. Daarnaast heeft de HPRA opgemerkt dat ook in Ierland deze documenten zijn opgevraagd en dat in verschillende beroepsprocedures in Ierland is geoordeeld dat de betreffende documenten als vertrouwelijk dienen te worden beschouwd vanwege de grote hoeveelheid commercieel gevoelige informatie die zij bevatten. Verweerder heeft de zienswijze van de HPRA gevolgd en besloten openbaarmaking van een deel van de gevraagde documenten te weigeren.
1.7.
Met een besluit van 2 juni 2021 heeft verweerder de nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Verweerder heeft het (primaire) besluit van 2 december 2019 herroepen en (een gedeelte van) de gevraagde documenten openbaar gemaakt. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
1.8.
Deze rechtbank heeft het beroep van eiseres in haar uitspraak van 19 juli 20225 opnieuw gegrond verklaard, het besluit van 2 juni 2021 voor de geheel geweigerde documenten vernietigd en verweerder wederom opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres.
1.9.
In de uitspraak van 19 juli 2022 heeft de rechtbank, samengevat, geconcludeerd dat verweerder de beslissing op bezwaar onvoldoende heeft gemotiveerd, om te beginnen omdat niet per document is aangeven welke van drie gestelde weigeringsgronden van toepassing is.
Verder is het besluit onvoldoende gemotiveerd omdat verweerder op basis van de nationale wetgeving gehouden is een eigen afweging te maken in de beoordeling van het verzoek.Bovendien heeft de rechtbank geoordeeld dat uit de door verweerder gegeven informatie niet is gebleken dat er concrete aanwijzingen zijn dat de openbaarmaking van de gevraagde documenten de internationale betrekkingen schaadt. Evenmin is afdoende gemotiveerd, anders dan in zeer algemene zin, dat openbaarmaking leidt tot onevenredige bevoordeling of benadeling. Ook in dat opzicht is in het besluit van 2 juni 2021 onvoldoende gemotiveerd waarom de stukken geheel zijn geweigerd.
1.10.
Verweerder heeft aanleiding gezien nadien nogmaals contact op te nemen met de HRPA en dat orgaan verzocht nader te motiveren waarom de onderliggende documenten zich niet lenen voor openbaarmaking. Op 23 augustus 2022 heeft verweerder hierop een reactie ontvangen.
2. Met het besluit van 12 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. Verweerder heeft het bezwaar gegrond verklaard voor zover het betreft de motivering van de eerdere integrale uitzondering van documenten. Verweerder heeft het primaire besluit herroepen en verweerder heeft (een gedeelte van) de documenten conform de laatstgenoemde uitspraak van de rechtbank openbaar gemaakt. Verweerder handhaaft de weigering tot openbaarmaking van de overige documenten.
Wettelijk kader
3.1.
Op I mei 2022 is de Woo in werking getreden. De Wob is ingetrokken en er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat bij de beoordeling van het bestreden besluit de Woo van toepassing is.
3.2.
Op grond van aitikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woo blijft het openbaar maken van informatie achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
3.3.
Op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Woo blijft openbaarmaking eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de betrekkingen van Nederland met andere landen en staten en met internationale organisaties.
3.4.
Op grond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder f, van de Woo blijft openbaarmaking eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de bescherming van andere clan in het eerste lid onder c genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevens.

Beoordeling door de rechtbank

4. In deze zaak gaat het alleen nog om de door verweerder geheel geweigerde documenten. Dit zijn de inhoudelijke beoordelingsdocumenten met nummers 2A, 2B, 4A, 8A, 9A, 1OA, 13A, 14 en 15A op de als bijlage 1 bij het bestreden besluit gevoegde In de zin van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob
inventarislijst, en de zogeheten 'restricted part' documenten met nummers 2C, 5A, 5B, 7, 11 en 12 op deze inventarislijst. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht geheel heeft geweigerd deze documenten openbaar te maken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
5. Eiseres stelt zich, kort samengevat, op het standpunt dat de weigering van verweerder niet in lijn is met de (hiervoor genoemde) uitspraken van deze rechtbank en het nieuwe toetsingskader van de Woo.
6. Verweerder stelt zich op standpunt dat met het bestreden besluit uitvoering is gegeven aan de laatstgenoemde uitspraak van de rechtbank. Per document is gemotiveerd waarom het document niet openbaar is gemaakt en onder toepassing van welke weigeringsgrond van de Woo. Volgens verweerder zijn op elk document de weigeringsgronden genoemd in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, en artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder f, van toepassing. Omdat door weglakking van passages die niet openbaar kunnen worden gemaakt de documenten zinledig zijn, is gehele weigering van de documenten gerechtvaardigd, aldus verweerder.
Bedrijfs- en fabricagegegevens die vertrouwelijk aan overheid zijn overgelegd en het belang van bedrijfs- en fabricagegegevens die niet als zodanig vertrouwelijk aan de overheid zijn overgelegd
7.1.
De rechtbank heeft bij wijze van steekproef kennis genomen van de ongelakte versie van de inhoudelijke beoordelingsdocumenten 2A en 2B. De rechtbank stelt vast dat in deze documenten passages zijn omcirkeld met een rode markering en voorzien van aantekening van een van de A-codes.8 Voor deze passages kan de rechtbank volgen dat de openbaarmaking is geweigerd op grond van de betreffende weigeringsgrond.
7.2.
De rechtbank heeft overigens ook gezien dat in deze documenten passages geel gemarkeerd zijn zonder dat daar kenbaar een betekenis aan wordt verbonden: dus geen vermelding van een code of anderszins. De rechtbank stelt verder vast dat, anders clan verweerder heeft betoogd, niet geconcludeerd kan worden dat alle passages volledig onder de weigeringsgrond van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, of van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder f, vallen. De stelling van verweerder op zitting dat het overgrote deel van de documenten gegevens bevatten die op grond van deze weigeringsgronden niet openbaar gemaakt worden, is dan ook onjuist en kan een weigering van openbaarmaking van die documenten, met uitzondering van de omlijnde passages, niet dragen.
7.3.
Dit leidt er in beginsel toe dat de inhoudelijke beoordelingsdocumenten openbaar gemaakt moeten worden met uitzondering van de daarin gemarkeerde passages die zijn voorzien van een weigeringsgrond. Zoals hiervoor geoordeeld, zijn deze omlijnde passages terecht niet openbaar gemaakt.
Het belang van de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties.
8.1. De conclusie in overweging 7.3. tot verplichting van openbaarmaking gaat echter niet op voor zover op een document als geheel de weigeringsgrond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van toepassing is, zoals verweerder heeft gesteld.
8.2.
Ter motivering van deze weigeringsgrond baseert verweerder zich op het standpunt van de HRPA en verwijst verweerder naar de uitkomst van de procedure bij de High Court van Ierland over het verzoek tot openbaarmaking van een cliënt van eiseres en waarbij ook de vergunninghouder partij was. Bovendien heeft verweerder op de zitting aangevoerd dat het standaardpraktijk is dat in een situatie als de onderhavige stukken 'geheim' worden gehouden, omdat dit anders de internationale verhouding tussen de betrokken landen schaadt.
8.3.
De rechtbank vindt deze visie van verweerder niet op voorhand onbegrijpelijk, maar oordeelt dat in deze specifieke situatie, mede gelet op het tijdsverloop en het feit dat de aanvraagprocedure voor de handelsvergunning in 2021 is afgerond en de vergunning voor Nederland is verleend, deze motivering op zich onvoldoende is. In de zienswijze van de HPRA wordt immers alleen inhoudelijk ingegaan op het belang van de vertrouwelijkheid van bedrijfs- en fabricagegegevens om de documenten niet te openbaren. De zienswijze behelst (hetgeen begrijpelijk is vanuit de positie van de HPRA) geen visie op en beoordeling van het risico dat de internationale betrekkingen tussen Ierland en Nederland, dan wel meer algemeen het beginsel van Europese samenwerking, worden geschaad indien de onderhavige documenten openbaar gemaakt zouden worden.
8.4.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder de weigeringsgrond van artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Woo niet als zodanig aan de gehele weigering van de aan orde zijnde documenten ten grondslag heeft mogen leggen voor zover het betreft de inhoudelijke beoordelingsdocumenten. Dit betekent dat de rechtbank zal bepalen dat verweerder documenten 2A, 2B, 4A, 8A, 9A, 10A, 13A, 14 en 15A openbaar moet maken met uitzondering van de daarin gemarkeerde passages die zijn voorzien van een weigeringsgrond.
De 'restrictecl part' documenten.
9. Wat betreft de 'restricted part' documenten 2C, 5, 5A, 5B, 7, 11 en 12 volgt de rechtbank wel het standpunt van verweerder dat deze integraal geweigerd moeten worden. De rechtbank heeft na kennisname van deze documenten vastgesteld dat deze documenten - mede - informatie bevatten met vertrouwelijke bedrijfs- en fabricagegegevens van een derde partij, in dit geval de fabrikant van de werkzame stof van het dierengeneesmiddel. Van belang is dat ook de vergunninghouder geen kennis heeft genomen van deze documenten/passages. Verder acht de rechtbank van belang dat juist in het kader van de Europese samenwerking tussen de beoordelingsautoriteiten van de lidstaten een beoordelingsprocedure is afgesproken. Daarbij is de beschermingsmethode met een 'restricted part' document, indien sprake is van een derde partij, overeengekomen. Hoewel sprake is van een zeker tijdsverloop tussen de aanvraagprocedure en deze uitspraak, is de rechtbank van oordeel dat verweerder afdoende heeft gemotiveerd dat de weigeringsgronden van artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woo en artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder f, van de Woo van toepassing zijn. De rechtbank vindt dat verweerder deze documenten terecht integraal heeft geweigerd openbaar te maken. Dat bepaalde passages in
deze documenten inhoudelijk gezien geen uniek onderdeel vormen van het 'restricted part' doet daar niet aan af. Voor zover immers sprake is van een dubbeling met een van de inhoudelijk beoordelingsdocumenten, heeft de rechtbank daarover onder 7.3. reeds geoordeeld en moeten in de inhoudelijke documenten passages die niet specifiek zijn aangemerkt met een weigeringsgrond openbaar gemaakt worden.
Conclusie
10. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is waar het betreft de omlijnde passages en de 'restricted part' documenten, en gegrond voor het overige. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en zelf in de zaak voorziend bepalen dat verweerder binnen vier weken de inhoudelijke beoordelingsdocumenten met nummers 2A, 2B, 4A, 8A, 9A, I0A, 13A, 14 en 15A openbaar maakt, met uitzondering van de daarin rood omlijnde passages voorzien van een weigeringscode. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de opdracht een dwangsom te verbinden. Er is geen aanwijzing dat verweerder niet binnen de termijn die de rechtbank stelt tot openbaarmaking kan overgaan. Voor het overige laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
I 1. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten, omdat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt zelf in de zaak dat verweerder binnen vier weken de inhoudelijke beoordelingsdocumenten met nummers 2A, 28, 4A, 8A, 9A,
10A, 13A, 14 en 15A openbaar maakt, met uitzondering van de daarin rood gemarkeerde passages voorzien van een weigeringscode;
laat voor het overige de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand;
draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, voorzitter, en mr. H.J. Tijselink en
mr. M.M. Verberne, leden, in aanwezigheid van mr. M. Oosterhuis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2024.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan .binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.
1 Wet openbaarheid van bestuur.
2Bureau Diergeneesmiddelen/agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (BD/aCBG).
3 ECLI:RBAMS:2020:6650 (geregistreerd onder zaaknummer AMS 20/3183)
4 Health Products Regulatory Authority.
5 ECLI:NL:RBAMS:2022:5266 (geregistreerd onder zaaknummer AMS 21/3697).
6 In de zin van artikel 10, tweede aanhef en onder g. van de wob
7 Wet open overheid.
8 Conform de codelijst die als bijlage 2 bij het bestreden besluit is gevoegd, waarin de A-codes specifieke aspecten van bedrijfs- en fabricagegegevens omschrijven