ECLI:NL:RBAMS:2022:5266

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2022
Publicatiedatum
9 september 2022
Zaaknummer
21/3697
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit tot openbaarmaking van documenten inzake handelsvergunning voor diergeneesmiddel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 juli 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit inzake de openbaarmaking van documenten met betrekking tot een handelsvergunning voor een diergeneesmiddel. Eiseres had op 25 september 2019 een Wob-verzoek ingediend om openbaarmaking van alle stukken met betrekking tot de handelsvergunning, maar het primaire besluit van de minister om geen documenten openbaar te maken werd door de rechtbank eerder vernietigd. De rechtbank oordeelde dat de minister een nieuwe beslissing moest nemen op het bezwaar van eiseres. In het bestreden besluit van 2 juni 2021 weigerde de minister echter alsnog de openbaarmaking van bepaalde documenten, met als argument dat deze vertrouwelijke bedrijfsinformatie bevatten en dat openbaarmaking de internationale betrekkingen zou kunnen schaden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister onvoldoende gemotiveerd heeft waarom de documenten geheel geweigerd zijn en dat de weigeringsgronden niet op alle documenten van toepassing zijn. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en de minister opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij een dwangsom van € 100,- per dag is opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. Tevens is bepaald dat het door eiseres betaalde griffierecht vergoed moet worden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/3697

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 juli 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigden: mr. B.J.M. van Oorschot en mr. J.E. Janssen),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder

(gemachtigden: mr. E.M.H. Heunen en mr. M.K. Polano).
Als derde-belanghebbende is aangemerkt:
[belanghebbende], te Dublin (Ierland).

Procesverloop

Verweerder heeft met een besluit van 2 december 2019 (het primaire besluit) beslist op het verzoek van eiseres op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob). Met een besluit van 24 april 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank Amsterdam heeft het beroep van eiseres in haar uitspraak van 22 december 2020 gegrond verklaard, het besluit van 24 april 2020 vernietigd en verweerder opgedragen een nieuwe beslissing te nemen op het bezwaar van eiseres. [1]
De rechtbank heeft bij uitspraak van 4 juni 2021 het beroep van eiseres gericht tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op het bezwaar gegrond verklaard.
Met een besluit van 2 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de nieuwe beslissing op bezwaar genomen.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft de zogenoemde ongelakte stukken die onderwerp zijn van deze procedure ingezonden met een verzoek om geheimhouding op grond artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft de rechtbank toestemming gegeven kennis te nemen van de geheime stukken.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 mei 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. De derde-belanghebbende is zonder bericht niet verschenen.

Overwegingen

1. De derde-belanghebbende heeft op enig moment voorafgaand aan deze procedure een aanvraag gedaan om het diergeneesmiddel [productnaam] in meerdere Europese landen op de markt te brengen. De aanvraagprocedure verliep via de zogenoemde decentrale procedure, waarbij eerst overeenstemming wordt bereikt over de beoordeling in de betrokken lidstaten van de Europese Unie. Ierland is daarbij in dit geval aangewezen als ‘Reference member State’ (RMS). De procedure is dat, nadat tussen de betrokken lidstaten overeenstemming is bereikt over de beoordeling van het diergeneesmiddel, over de aanvraag voor een handelsvergunning wordt beslist overeenkomstig de beoordeling van de RMS.
2. Op 18 januari 2021 is een handelsvergunning verleend voor het diergeneesmiddel [productnaam] , waarmee de handelsvergunningaanvraagprocedure is afgerond.
3. Eiseres heeft op 25 september 2019 een Wob-verzoek ingediend. Zij heeft verzocht om openbaarmaking van alle stukken ten aanzien van de handelsvergunning voor het diergeneesmiddel [productnaam] , in het bijzonder de documenten ten aanzien van de Europese decentrale erkenningsprocedure. Met het primaire besluit heeft het BD/aCBG [2] namens verweerder besloten om geen documenten ten aanzien van het diergeneesmiddel [productnaam] openbaar te maken, omdat er in Nederland nog geen handelsvergunning was verleend voor het diergeneesmiddel .
4. Eiseres heeft haar Wob-verzoek gespecificeerd en aangegeven dat zij met name geïnteresseerd is in de volgende documenten:
de beoordeling van Ierland van de juridische basis van de aanvraag van een handelsvergunning voor het diergeneesmiddel [productnaam] ;
de overige analyses en onderzoeken ten aanzien van deze aanvraag die door Ierland aan Nederland zijn verstrekt gedurende de beoordelingsronde van de decentrale procedure;
alle documenten die Nederland aan Ierland heeft verstrekt, waaronder vragen over de beoordelingsronde en de juridische basis van deze aanvraag;
alle documenten die Ierland aan Nederland heeft verstrekt ten aanzien van het ontbreken van resultaten van toxicologische, farmacologische en klinische proeven;
alle documenten die Ierland aan Nederland heeft verstrekt aangaande de vergelijking tussen het oorspronkelijke geneesmiddel en [productnaam] in hun definitieve samenstelling, zoals opgenomen in het dossier;
alle documenten die Ierland heeft verstrekt aangaande de categorisering van pentosanpolysulfaatnatrium (PPS); en
alle documenten die het geneesmiddel noemen waarvan de ‘primary reference standard’ is gebruikt ten behoeve van de vergelijking met de ‘in house working standard’ van [productnaam] .
5. Omdat bij de aanvraag van de handelsvergunning de decentrale procedure is gevolgd, heeft verweerder aanleiding gezien om de beoordelingsautoriteit van de RMS (Ierland) ook om een zienswijze te vragen. Verweerder heeft een voorstel van de beperkt gelakte stukken, die zij openbaar wilde maken, voorgelegd aan de Ierse beoordelingsautoriteit, de Health Products Regulatory Autority (HPRA). De Ierse beoordelingsautoriteit heeft in zijn zienswijze - kortgezegd - gesteld dat de documenten zich niet lenen voor openbaarmaking. Volgens de Ierse beoordelingsautoriteit wordt het publieke belang niet beter gediend met het vrijgeven van meer informatie. Daarnaast heeft de Ierse beoordelingsautoriteit opgemerkt dat ook in Ierland deze documenten zijn opgevraagd en dat in verschillende beroepsprocedures (zowel door de beroepsautoriteit die oordeelt over verzoeken om informatie als door de
High Courtvan Ierland) is geoordeeld dat de betreffende documenten als vertrouwelijk dienen te worden beschouwd vanwege de grote hoeveelheid commercieel gevoelige informatie die zij bevatten. Verweerder heeft de zienswijze van de Ierse beoordelingsautoriteit gevolgd en besloten openbaarmaking van een deel van de gevraagde documenten te weigeren.
6. Verweerder heeft ook aan de belanghebbende een zienswijze gevraagd.
7. In het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit herroepen en (een gedeelte van) de gevraagde documenten openbaar gemaakt.
Wettelijk kader
8. De rechtbank stelt vast dat er geen specifieke Europese regelgeving is die ziet op de openbaarmaking van documenten over de Europese decentrale erkenningsprocedure van diergeneesmiddelen. Wel is er een beleidsregel betreffende geneesmiddelen, die uitdrukkelijk niet ziet op diergeneesmiddelen (hierna: het Europese beleidsdocument). [3] Tussen partijen is niet in geding dat op het verzoek van eiseres de nationale wetgeving van toepassing is.
9. Op 1 mei 2022 is de Wet open overheid (hierna: Woo; Staatsblad 2021, 499), zoals gewijzigd bij de Wijzigingswet Woo (Staatsblad 2021, 500), in werking getreden. Artikel 10.1 van de Woo bepaalt dat de Wob wordt ingetrokken. Er is niet voorzien in overgangsrecht. Dat betekent dat de Woo onmiddellijke werking heeft en dat met ingang van 1 mei 2022 besluiten op vóór de inwerkingtreding van de Woo ingediende Wob-verzoeken met inachtneming van de bepalingen van de Woo moeten worden genomen. Het besluit op bezwaar dat in deze zaak ter beoordeling staat, is genomen op 2 juni 2021, dus voor 1 mei 2022. Dat betekent dat bij de beoordeling van het bestreden besluit de Wob van toepassing is.
10. Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover dit bedrijfs- en fabricagegegevens betreft, die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld.
11. Op grond van artikel 10, tweede lid, van de Wob, voor zover van toepassing, blijft het verstrekken van informatie ingevolge deze wet achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere staten en met internationale organisaties;
(…)
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
g. het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
Beoordeling van de beroepsgronden
Ten aanzien van de gelakte passages in openbaar gemaakte stukken
12. Eiseres heeft aangevoerd dat de gelakte passages ten onrechte niet openbaar zijn gemaakt.
13. De rechtbank stelt allereerst vast dat tussen partijen het weglakken van bedrijfs- en fabricagegegevens, persoonsgegevens en gegevens die zien op internationale betrekkingen (bijvoorbeeld namen van landen) niet in geding is. De rechtbank heeft bij steekproefsgewijze controle van de betreffende passages vastgesteld dat de weigeringsgronden van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a en e, van de Wob op juiste wijze zijn toegepast op de betreffende (beperkte) onderdelen van de tekst. De beroepsgrond van eiseres dat verweerder bij het lakken van de openbaar gemaakte stukken in strijd met deze artikelleden heeft gehandeld, slaagt niet.
Ten aanzien van de geheel geweigerde stukken
14. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder ten onrechte de documenten betreffende de beoordeling van het diergeneesmiddel [productnaam] geheel heeft geweigerd, dat openbaarmaking niet geweigerd kan worden onder verwijzing naar het Europese beleidsdocument en dat de door verweerder toegepaste weigeringsgronden te restrictief zijn toegepast.
15. Verweerder heeft de openbaarmaking van de documenten betreffende de inhoudelijke beoordeling van [productnaam] en de documenten
restricted partgeheel geweigerd. Aan deze weigering heeft verweerder artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob (bedrijfs- en fabricagegegevens), artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob (schade internationale betrekkingen) en artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob (onevenredig bevoordeling of benadeling) ten grondslag gelegd.
16. Verweerder heeft verwezen naar de zienswijze van de Ierse beoordelingsautoriteit en de derde-belanghebbende, zoals weergegeven onder overwegingen 5 en 6. De Ierse beoordelingsautoriteit heeft aangegeven dat de betreffende documenten vertrouwelijk dienen te blijven omdat inzage in het beoordelingsproces zou kunnen leiden tot kennis bij eventuele toekomstige aanvragers over aspecten van de beoordeling in de betreffende staat. Daarnaast heeft de Ierse beoordelingsautoriteit aangevoerd dat openbaarmaking kan leiden tot schade bij de aanvrager doordat diens bedrijfsgegevens niet vertrouwelijk blijven. Tot slot heeft de Ierse autoriteit aangevoerd dat de gevraagde gegevens ook in Ierland zijn opgevraagd, maar daar niet zijn gegeven, en dat een en ander is getoetst in twee procedures, namelijk in een civiele procedure door de
High Courten door de Ierse beroepsautoriteit die oordeelt over informatieverzoeken. Verweerder heeft deze zienswijze overgenomen en op grond daarvan aan de weigering tot openbaarmaking zowel artikel 10, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wob (schade internationale betrekkingen) als artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob (onevenredig bevoordeling of benadeling) ten grondslag gelegd.
De derde-belanghebbende heeft in diens zienswijze aangegeven dat de documenten commercieel vertrouwelijke bedrijfsinformatie bevatten. Verweerder heeft ook deze zienswijze overgenomen en om die reden aan de weigering van openbaarmaking eveneens artikel 10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wob (bedrijfs- en fabricagegegevens) ten grondslag gelegd.
17. De rechtbank stelt allereerst vast dat, overeenkomstig vaste rechtspraak, verweerder per document of deel van een document dient aan te geven welke weigeringsgrond van toepassing is. Dat is in het onderhavige geval ten aanzien van de geheel geweigerde documenten niet gebeurd. Niet valt in te zien, zoals verweerder kennelijk heeft bedoeld te concluderen, dat alle drie de weigeringsgronden op het geheel van alle documenten van toepassing is. De besluitvorming van verweerder is reeds op grond daarvan onvoldoende gemotiveerd.
18. De rechtbank stelt voorts vast dat verweerder op basis van de nationale wetgeving gehouden is een eigen afweging te maken in de beoordeling van het verzoek van eiseres om openbaarmaking. In dat kader heeft verweerder, zo blijkt uit de stukken en het verhandelde ter zitting, aanvankelijk beoogd de gevraagde documenten (deels) openbaar te maken en een concept-openbaarmaking voor zienswijze aan de Ierse autoriteit toegestuurd en aan de
derde-belanghebbende. Verweerder heeft vervolgens, zoals eveneens hiervoor aangegeven, de zienswijzen tot de zijne gemaakt en de documenten alsnog geheel geweigerd. De rechtbank is van oordeel dat er geen grondslag is in wet- of regelgeving die maakt dat het nationale recht in dit geval ondergeschikt is aan internationale regelgeving of aan de nationale wetgeving van de andere staat. Reeds daarom kan verweerders argument dat de Ierse informatie-autoriteit dan wel de hoogste Ierse civiele rechter, een en ander op basis van Ierse wetgeving (
Freedom of information act), een oordeel hebben gegeven over een vergelijkbaar verzoek om openbaarmaking in Ierland verweerders besluitvorming niet dragen. Ook om die reden is het besluit onvoldoende gemotiveerd.
19. Daar komt bij dat uit de door verweerder gegeven informatie niet is gebleken dat er concrete aanwijzingen zijn dat de openbaarmaking van de gevraagde documenten de internationale betrekkingen schaadt. Er is ook geen Europese wetgeving of Europees beleid waaruit volgt dat een betrokken lidstaat geen documenten openbaar mag maken wanneer die documenten in een andere betrokken lidstaat zijn geweigerd. Ook deze weigeringsgrond kan niet leiden tot een algehele weigering van de stukken. Evenmin is afdoende gemotiveerd, anders dan in zeer algemene zin, dat openbaarmaking leidt tot onevenredige bevoordeling of benadeling. Ook in dat opzicht is in het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd waarom de stukken geheel zijn geweigerd.
20. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover dit ziet op de geheel geweigerde documenten. Verweerder dient de documenten openbaar te maken of nader te motiveren waarom deze documenten (deels) geweigerd blijven.
Conclusie
21. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor zover dit ziet op de beoordeling van de geheel geweigerde documenten. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank zal hiervoor een termijn stellen van zes weken na verzending van deze uitspraak. Op het nieuwe besluit van verweerder is de Woo van toepassing, zoals gemotiveerd in overweging 9 van deze uitspraak.
22. Gelet op het tijdsverloop van de procedure zal de rechtbank met toepassing van artikel 8:72, zesde lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) bepalen dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
23. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, zal de rechtbank bepalen dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
24. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten, omdat geen sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. [4] De advocaten die eiseres hebben vertegenwoordigd zijn immers beiden werkzaam bij het kantoor.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover dit betrekking heeft op de beoordeling van de geheel geweigerde documenten
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,‑;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 360,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, voorzitter, en mr. J.A.W. Jansen en mr. M.M. Verberne, leden, in aanwezigheid van mr. J.B. Bosma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2022.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

2.Bureau Diergeneesmiddelen/agentschap College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (BD/aCBG).
3.HMA/EMA Guidance document on the identification of commercially confidential information and personal data within the structure of the marketing authorization (MA) Application – Release of information after the granting of a marketing authorization (www.ema.europa.eu/en/documents).
4.Artikel 1, aanhef en onder a, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.