ECLI:NL:RBAMS:2024:777

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
23/1793
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring wegens niet voldoen aan bindingseis en medische situatie

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 9 februari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring behandeld. Eiseres, die lijdt aan schizofrenie en in het verleden psychotische episodes heeft doorgemaakt, heeft een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring, omdat zij in een onzekere financiële situatie verkeert en dreigt dakloos te worden. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen op basis van de bindingseis, die vereist dat de aanvrager en zijn huishouden minimaal vier jaar onafgebroken in Amsterdam wonen. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij aan deze eis voldoet, aangezien haar dochter tot september 2022 in Amstelveen stond ingeschreven.

De rechtbank oordeelt dat het college terecht de bindingseis heeft gehanteerd en dat er geen ruimte is om de medische situatie van eiseres in deze beoordeling mee te nemen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, omdat eiseres niet voldoet aan de bindingseis en er geen acute levensbedreigende situatie is aangetoond die toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak benadrukt de strikte toepassing van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 en de noodzaak om aan de gestelde voorwaarden te voldoen voor het verkrijgen van een urgentieverklaring.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1793

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder, hierna: het college
(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring.
1.2.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 7 december 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 24 februari 2023 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 30 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het college. Ook was [naam] , verpleegkundig specialist GGZ van GGZ inGeest aanwezig tijdens de zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
De rechtbank beoordeelt of het college de aanvraag van eiseres voor een urgentieverklaring kon afwijzen op grond van de Huisvestingsverordening Amsterdam 2020 (Hvv). Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.2.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voldoet eiseres aan de bindingseis?
3.1.
Eiseres stelt dat het onredelijk is dat het college haar aanvraag voor een urgentieverklaring afwijst, omdat haar dochter in tot 12 september 2022 niet bij haar stond ingeschreven. Volgens eiseres kon haar dochter tijdelijk niet bij haar moeder wonen vanwege de medische situatie van eiseres. De dochter verbleef toen bij haar vader, de ex-partner van eiseres, in Amstelveen. Eiseres heeft schizofrenie en is in het verleden opgenomen geweest in een ggz-instelling vanwege psychotische episodes.
3.2.
Uit artikel 2.6.5, eerste lid, van de Hvv volgt dat het college de urgentieverklaring weigert wanneer geen sprake is van een of meerdere van de in a tot en met j genoemde omstandigheden. Dit is dus dwingend opgesteld. Een vereiste om in aanmerking te kunnen komen voor een urgentieverklaring is dat iemand - voorafgaand aan de aanvraag – met zijn of haar huishouden minimaal vier jaar onafgebroken in Amsterdam woont (de bindingseis). [1]
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college in beginsel bij het vaststellen of eiseres en haar dochter woonachtig zijn in Amsterdam uit mag gaan van de inschrijving in de Basisregistratie personen (Brp). Uit hoofdstuk 1, paragraaf 3, ad i) van de Nadere regels Hvv volgt dat de aanvrager en alle personen behorend tot zijn huishouden ten minste vier jaar onafgebroken in Amsterdam woont, zoals blijkt uit de inschrijving in de Brp. Eiseres heeft haar aanvraag gedaan op 24 oktober 2022. Eiseres staat sinds 6 mei 2016 ingeschreven in Amsterdam. De dochter van eiseres stond echter van 13 mei 2019 tot en met 12 september 2022 ingeschreven in Amstelveen. De dochter van eiseres staat pas sinds 12 september 2022 weer ingeschreven bij eiseres in Amsterdam. Er was dus op het moment van aanvraag nog geen vier jaar verstreken sinds de inschrijving van de dochter van eiseres in Amsterdam. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat zij vanwege haar medische situatie niet kon zorgen voor haar dochter. In de afgelopen jaren maakte eiseres driemaal een psychotische episode door en is ze opgenomen geweest in een ggz-instelling. De dochter van eiseres moest bij haar vader gaan wonen en zij stond drie jaar ingeschreven bij hem in Amstelveen. De dochter van eiseres ging wel vaak op bezoek bij haar moeder in de periodes dat zij niet was opgenomen in de ggz-instelling, maar zij woonde wel feitelijk bij haar vader. Zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van 24 mei 2023 heeft overwogen staat in de Hvv niet dat het college bij de beoordeling of voldaan is aan de regiobindingseis ook moet kijken naar de concrete feiten en omstandigheden. [2] Vanwege de strenge dwingende weigeringsbepaling is er naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte om de medische situatie van eiseres te betrekken bij de beoordeling van de regiobindingseis. Omdat nog geen vier jaren zijn verstreken tussen de inschrijving de dochter van eiseres in de Brp op 12 september 2022 en de aanvraag van eiseres op 24 oktober 2022 heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat niet voldaan is aan de regiobindingseis. Deze beroepsgrond slaagt niet.
3.4.
Omdat niet wordt voldaan aan de regiobindingseis van de Hvv, komt de rechtbank niet toe aan de vraag of voldaan is aan het in artikel 2.6.8. van de Hvv gestelde criterium dat eiser op grond van medische of sociale redenen dringend woonruimte nodig heeft. [3] Het college had daarom in dit kader ook niet een medisch onderzoek hoeven te laten verrichten. De rechtbank zal het gestelde over de gezondheidssituatie beoordelen in het kader van de hardheidsclausule.
Komt eiseres in aanmerking voor urgentie vanwege sociale redenen?
4.1.
Eiseres stelt dat zij in aanmerking komt voor een urgentieverklaring, omdat zij in onzekerheid leeft door haar financiële situatie en niet zelfstandig de woonlasten kan voldoen. De ex-partner van eiser betaalt op dit moment een groot gedeelte van de huur. In een brief van 30 november 2022 heeft de ex-partner aangekondigd te stoppen met de huurbetaling, omdat de wettelijke termijn om alimentatie te betalen is bereikt en zijn inkomen is gedaald.
4.2.
De rechtbank is allereerst, samen met verweerder, van oordeel dat deze beroepsgrond niet aan bod komt, omdat er al sprake is van een weigeringsgrond, namelijk de bindingseis. Verweerder toetst deze beroepsgrond in het bestreden besluit echter, subsidiair, wel. De rechtbank zal dit oordeel van verweerder hierna ook beoordelen.
4.3.
Op grond van artikel 2.6.8, eerste lid, onder b, van de Hvv kan op grond van sociale redenen urgentie worden verleend. Uit de Nadere Regels Hvv volgt dat dat een verhuizing naar een sociale huurwoning in het geval van hoge woonlasten alleen mogelijk is, indien in het kader van bijzondere bijstand een woonkostentoeslag is toegekend. [4] Eiseres heeft toegelicht dat het in haar geval niet mogelijk is om de woonkostentoeslag te ontvangen, omdat de huurovereenkomst van haar woning in Amsterdam op de naam van haar ex-partner staat. Naar het oordeel van de rechtbank mag verweerder als voorwaarde stellen dat aan eiseres een woonkostentoeslag is toegekend. Het valt de rechtbank in dit kader op dat de huurovereenkomst niet op de naam staat van eiseres, terwijl eiseres aangeeft dat de huurwoning de echtelijke woning was vóór haar scheiding. Eiseres zou in dat geval van rechtswege medehuurder zijn geworden van de echtelijke woning toen zij daar samenwoonde met haar ex-partner. Ook vindt de rechtbank van belang dat de ex-partner nog steeds een groot deel van de huur betaald, terwijl hij in november 2022 verklaarde daarmee te zullen stoppen. Het is daarom niet zeker dat de huur op korte termijn niet meer betaald kan worden.
Hardheidsclausule
5.1.
Eiseres stelt dat het college toepassing heeft moet geven aan de hardheidclausule. Eiseres leeft in grote onzekerheid door haar financiële situatie. Ze ervaart continu stress omdat ze dreigt dakloos te worden als haar ex-partner de huurbetaling stopt.
5.2.
De rechtbank heeft oog voor de omstandigheden waarin eiseres zich bevindt sinds de echtscheiding en haar medische situatie. Toch is de rechtbank van oordeel dat het college haar niet op grond van de hardheidsclausule alsnog urgentie hoeft te verlenen. Met urgentie krijgt iemand voorrang op andere personen die ook hard op zoek zijn naar een woning. Urgentie is dus de uitzondering op de regel. De hardheidsclausule is daar weer een uitzondering op, omdat iemand dan urgentie krijgt terwijl hij of zij eigenlijk niet aan de voorwaarden die de Hvv stelt voldoet. Om die reden, en tevens gelet op de enorme schaarste aan betaalbare huurwoningen in Amsterdam, past het college de hardheidsclausule zeer terughoudend en alleen bij zeer uitzonderlijke, zeer schrijnende, situaties toe. Volgens hoofdstuk 1 van de Nadere regels Hvv moet onder een schrijnende situatie bij medische problematiek worden verstaan dat er sprake is van een acuut levensbedreigend probleem, waarvoor een urgentieverklaring noodzakelijk is.
5.3.
De situatie van eiseres (ook in vergelijking met andere gevallen) kan niet worden aangemerkt als zeer uitzonderlijk of schrijnend. De rechtbank erkent dat de situatie van eiseres moeilijk is, maar eiseres heeft op grond van nadere stukken niet aangetoond dat er sprake is van een acuut levensbedreigend probleem. Eiseres is gediagnosticeerd met schizofrenie en een obsessieve-compulsieve stoornis. Uit de brief van GGZ inGeest van 21 oktober 2022 volgt dat eiseres meerdere psychotische episodes heeft meegemaakt die inmiddels met succes behandeld worden met medicatie. Eiseres heeft momenteel voornamelijk veel stress vanwege de onzekerheid rondom haar woonsituatie. Stress is een risicofactor om terug te vallen in een psychose. Daarnaast blijkt ook uit de brief dat de dochter van eiseres intensieve therapie ontvangt, waarbij extra tegenslagen haar herstel belemmeren. Eiseres heeft op de zitting toegelicht dat zij een nieuwe baan heeft voor vier dagen in de week. Vanwege de toenemende stress rondom de woonsituatie gaat het minder goed met haar en werkt zij minder. De medicatie van eiseres is hierdoor opgehoogd. Eiseres heeft verder toegelicht dat haar dochter is getraumatiseerd door haar psychoses en suïcidale gedachten heeft gehad, waardoor stressvolle situaties voorkomen dienen te worden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college er terecht op gewezen dat uit de brief van GGZ inGeest niet blijkt dat er sprake is van een acuut levensbedreigend probleem voor eiseres. Hoewel de rechtbank begrijpt dat de dochter van eiseres door een moeilijke periode gaat, heeft eiser de medische situatie van haar dochter niet met stukken onderbouwd en dus niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen sprake is van een zodanig schrijnende situatie dat dit de toepassing van de hardheidsclausule rechtvaardigt.
Conclusie en gevolgen

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van mr. G. dos Santos 't Hoen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 9 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 2.6.5, eerste lid en onder i, van de Hvv.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 24 april 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2010.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling van 20 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2520 en 1 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:422.
4.Dit volgt uit paragraaf 12, in samenhang gelezen met paragraaf 10, aanhef en onder a ii) van de Nadere regels Huisvestingsverordening Amsterdam 2020.