ECLI:NL:RBAMS:2024:7677

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
10 december 2024
Zaaknummer
751847
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit bij levering van onroerend goed met gebrekkig dak en aansprakelijkheid van bestuurders

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 november 2024 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Stadswacht B.V. en verschillende gedaagden, waaronder [gedaagde 1] B.V. De rechtbank behandelt de vorderingen van Stadswacht, die zich beroept op non-conformiteit van een pand dat zij heeft gekocht. Stadswacht stelt dat het dak van het pand ernstige gebreken vertoont, wat leidt tot lekkages en overlast voor de huurders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden, ondanks toezeggingen, de gebreken niet of onvoldoende hebben hersteld. De rechtbank is voornemens een deskundige te benoemen om de omvang van de gebreken en de schade vast te stellen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 31 mei 2024, gevolgd door een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling op 10 oktober 2024. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vorderingen van Stadswacht niet zijn verjaard en dat er sprake is van non-conformiteit. De rechtbank heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en de vragen die aan deze deskundige moeten worden voorgelegd. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenbericht.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/751847 / HA ZA 24-608
Vonnis van 27 november 2024
in de zaak van
STADSWACHT B.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Stadswacht,
advocaat: mr. J.D. Poot,
tegen

1.[gedaagde 1] B.V.,

te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: [gedaagde 1] ,
2.
[gedaagde 2],
te [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: [gedaagde 2] ,
3.
[gedaagde 3],
te [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [gedaagde 3] ,
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden] .,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 mei 2024, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- het tussenvonnis van 21 augustus 2024, waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 10 oktober 2024 en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Samenvatting

2.1.
De rechtbank verwerpt het beroep van [gedaagden] . dat de vorderingen van Stadswacht gebaseerd op non-conformiteit zijn verjaard en stelt vast dat het pand niet voldoet aan hetgeen Stadswacht mocht verwachten. Het dak van het pand vertoont ernstige gebreken, waardoor huurders veel overlast van lekkages ervaren. [gedaagde 1] heeft de gebreken voor levering van het pand niet of ondeugdelijk hersteld, ondanks haar toezeggingen.
De rechtbank is voornemens een deskundige te benoemen om de omvang van gebreken en de schade te bepalen. Partijen krijgen gelegenheid zich bij akte over dit voornemen en de persoon van de deskundige uit te laten en om vragen aan de deskundige voor te stellen.

3.De feiten

3.1.
Op 1 juni 2021 is tussen Stadswacht en [gedaagde 1] een koopovereenkomst gesloten, waarbij Stadswacht het appartementsrecht rechtgevende op het uitsluitend gebruik van de woning gelegen op de begane grond van het gebouw, alsmede het uitsluitend gebruik van het dak gelegen op de eerste verdieping van het gebouw, plaatselijk bekend [adres] (hierna: het pand) heeft gekocht van [gedaagde 1] onder de ontbindende voorwaarde dat er voor Stadswacht geen bevredigende uitkomst zou zijn van een door haar uit te (laten) voeren
due diligence-onderzoek.
3.2.
In dit kader heeft op 17 juni 2021 een bouwkundige keuring plaatsgevonden door De Goede Toezicht (‘
DGT’). Uit het rapport van DGT van 23 juni 2021 volgde dat meerdere kamers in het pand last hadden van lekkages en dat er gebreken waren aan het dak.
3.3.
Dezelfde dag stuurde de heer [naam 1] van Stadswacht de verkopend makelaar, mevrouw [naam 2] (hierna: [naam 2] ), een mail naar aanleiding van het rapport. Hij gaf aan dat hij graag in overleg zou treden met [gedaagde 1] , over hoe zij deze problemen zouden gaan oplossen.
3.4.
Op 25 juni 2021 stuurde [naam 2] een mail aan [naam 1] , waarin zij voorstelde de termijn van de ontbindende voorwaarden uit de koopovereenkomst te verlengen, zodat er tijd zou zijn om tot een oplossing te komen voor de punten in het rapport, waar alle partijen zich in zouden kunnen vinden.
3.5.
Op 29 oktober 2021 mailde [naam 1] de heer [naam 4] , destijds bestuurder van [gedaagde 1] (hierna: [naam 4] ), met de vraag wat de stand van zaken was. [naam 4] mailde dezelfde dag terug, voor zover relevant:

(…) we zijn momenteel bezig uw eventueel toekomstige bezit in optima forma te perfectioneren.
3.6.
Op 15 december 2021 mailde [naam 2] aan [naam 1] dat [naam 4] haar ad gemeld dat de werkzaamheden in eigen beheer worden uitgevoerd.
3.7.
Op 14 januari 2022 mailde [naam 4] aan de heer [naam 5] (hierna: [naam 5] ), de vaste aannemer van [gedaagde 1] , met de verkopend makelaar en [naam 1] in kopie, voor zover relevant:

(…) Het ziet ernaar uit, dat de gemeente binnenkort “groen licht” geeft om verkopen mogelijk te maken. Kun jij met dit gegeven rekening houden om het dak te fixen en verslag uit te brengen van wat er allemaal is gedaan?
3.8.
Op 30 december 2022 is het pand geleverd aan Stadswacht.
3.9.
Op 10 januari 2023 mailde [naam 1] aan mevrouw [gedaagde 3] (de rechtbank begrijpt: [gedaagde 3] ), voor zover relevant:

(…) Wijlen heer [naam 4] heeft wat ik begreep alle reparaties laten uitvoeren welke naar voren zijn gekomen in het door mij opdracht uitgevoerd bouwkundig rapport, dit onder regie van ene meneer [naam 5] . Dus wij gaan er vanuit dat de werkzaamheden naar behoren zijn uitgevoerd en dat wij u niet hoeven lastig te vallen met reparaties, mits uiteraard de werkzaamheden onbehoorlijk zijn uitgevoerd.
3.10.
Begin februari 2023 had [naam 1] met de huurders van het pand een kennismakingsgesprek. Op 7 februari 2023 mailde de heer [naam 7] , huurder van een kamer in het pand, aan [naam 1] , voor zover relevant:

Middels deze mail breng ik jullie op de hoogte van de gebreken die ons momenteel huis heeft. Deze gebreken zijn al langere tijd bekend en zijn tevens met de voormalige verhuurder (mw. [gedaagde 3] ) gecommuniceerd.
1.
Non-conformiteit dak
Het huis heeft een plat dak met meerdere ramen. Regelmatig maken wij het dak schoon om deze te ontdoen van bladeren, maar desalniettemin is er veelvuldig sprake van lekkage. De lekkages bevinden zich met name rondom de ramen, maar ook op andere plekken op het plafond is regelmatig sprake van lekkage. De reparaties die verricht zijn, zijn een tijdelijke oplossing, maar deze zijn zeker geen oplossing voor de langere termijn. Vermoedelijk dient het volledige dak te worden vervangen. (…)’
Dezelfde dag heeft [naam 1] een mail gestuurd aan [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [naam 2] , waarbij hij de bovenvermelde mail van de huurders van het pand heeft doorgestuurd met de vraag hoe zij dit zouden gaan oplossen.
3.11.
In augustus 2023 heeft Stadswacht opdracht gegeven aan DGT om onderzoek uit te voeren naar de oorzaak van de lekkages. Op 9 september 2023 heeft DGT haar inspectierapport uitgebracht. Volgens dit rapport werden de verschillende lekkages veroorzaakt doordat de lijmverbindingen van de dakbedekking loslaten. Verder volgde uit dit rapport dat er aandachtspunten zijn bij de aansluitingen van de goot en dat de hemelwaterafvoer en de nood overstorten moeten worden aangepast. Het advies van DGT was om de hele dakbedekking te vernieuwen.
3.12.
Op 18 september 2023 heeft [naam 1] mr. Koning, destijds advocaat van [gedaagde 1] , gemaild, waarbij hij melding heeft gemaakt van de gebreken aan het dak en het rapport van DGT van 9 september 2023 heeft doorgestuurd.
3.13.
In het dossier bevindt zich een offerte van 25 september 2023, ingebracht in de procedure door Stadswacht, waarbij een kostenraming voor werkzaamheden aan het dak worden weergegeven van totaal € 60.161,20 (inclusief btw).
3.14.
Op 3 november 2023 vond er een inspectie aan het dak plaats door een namens [gedaagde 1] B.V. aangedragen deskundige/inspecteur van EP Bouwadvies B.V., Ing. M. Grundmann Msc. Beide partijen waren hierbij aanwezig.
3.15.
Op 29 december 2023 volgde het bouwkundig keuringsrapport. Daaruit volgde, kort gezegd, dat de gebreken aan het dak te wijten waren aan de afvoergoten.
Er werden gebreken geconstateerd aan de dakdoorvoeren en door de inspecteur werd geconstateerd dat het dak in het verleden niet goed was hersteld. De schade werd geraamd op een bedrag van € 7.175,00.
3.16.
Op 11 maart 2024 heeft Stadswacht [gedaagde 1] aansprakelijk gesteld voor de schade aan het dak en de daarmee gepaard gaande herstelkosten gevorderd.
3.17.
[gedaagde 1] is op 11 april 2023 ontbonden. Vereffenaars zijn [gedaagde 2] en [gedaagde 3] . [gedaagde 2] was bestuurder van [gedaagde 1] vanaf 2008 tot de datum van ontbinding op 11 april 2023. [gedaagde 3] was bestuurder vanaf 21 juli 2022 tot de datum van ontbinding.

4.Het geschil

4.1.
Stadswacht vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
- een verklaring voor recht, inhoudende dat sprake is van non-conformiteit, nu het dak van het Pand niet voldoet aan wat Stadswacht daarvan had mogen verwachten op basis van de gemaakte afspraken;
- verder vordert Stadswacht primair dat [gedaagde 1] wordt veroordeeld tot vergoeding van de door Stadswacht geleden en nog te lijden schade, voor herstel van het dak bepaalt op € 60.161,20 en voor overige herstelkosten en schade nader op te maken bij staat;
- subsidiair vordert Stadswacht dat sprake is van dwaling en doet zij een beroep op opheffing van het door haar geleden nadeel, bestaande uit de herstelkosten van het dak ad € 60.161,20 en de overige herstelkosten, nader op te maken bij staat;
- meer subsidiair vordert Stadswacht dat de koopovereenkomst partieel wordt ontbonden in die zin dat de koopsom wordt verminderd met een bedrag van € 60.161,20;
- ten aanzien van [gedaagde 2] en [gedaagde 3] geldt dat zij, als bestuurders en vereffenaars van [gedaagde 1] , aansprakelijk zijn voor de schade die Stadswacht heeft geleden en uit dien hoofde worden aangesproken tot betaling van deze schade, welke vordering zowel primair, subsidiair als meer subsidiair heeft te gelden;
- tot slot vordert Stadswacht dat gedaagden (hoofdelijk) worden veroordeeld in de kosten van de procedure en in de nakosten.
4.2.
Stadswacht legt – kort samengevat – het volgende aan haar vorderingen ten grondslag. [gedaagde 1] heeft aan Stadswacht een pand geleverd met een gebrekkig, namelijk: lek, dak. Het pand is daarmee niet geschikt voor normaal gebruik. Stadswacht mocht – op basis van de afspraken tussen partijen – verwachten dat het dak voor de levering deugdelijk zou zijn hersteld, dat was haar immers toegezegd. [gedaagden] . hebben echter de gebreken aan het dak niet of onvoldoende deugdelijk hersteld. [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben, nadat de vennootschap is ontbonden, (het grootste deel van) de koopprijs van het pand uitgekeerd aan de aandeelhouders in het kader van de vereffening en vervolgens onderling verdeeld, terwijl zij wisten van de (ernstige) gebreken aan het dak.
Door het doen van de selectieve betalingen is onvoldoende eigen vermogen bij [gedaagde 1] in kas om de schade van Stadswacht te voldoen. Hierdoor hebben [gedaagde 2] en [gedaagde 3] zowel als bestuurders als vereffenaars onrechtmatig gehandeld.
4.3.
[gedaagden] . voeren verweer. Als meest verstrekkende verweer doen [gedaagden] . een beroep op verjaring van de vorderingen van Stadswacht.

5.De beoordeling

5.1.
De eerste vraag die de rechtbank moet beoordelen is of de vorderingen van Stadswacht, die zien op non-conformiteit, zijn verjaard. De rechtbank komt tot de conclusie dat dit niet het geval is en gaat daarna in op de vraag of sprake is van non-conformiteit van het pand.
Geen sprake van verjaring
5.2.
[gedaagden] . hebben een beroep gedaan op artikel 7:23 van het Burgerlijk Wetboek (‘
BW’). Lid 1 van artikel 7:23 BW bepaalt, samengevat, dat de koper geen beroep meer kan doen op dat hetgeen is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt, indien hij de verkoper daarvan niet
binnen bekwame tijdnadat hij dit heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken, kennis heeft gegeven. Lid 2 bepaalt, kort gezegd, dat vorderingen gebaseerd op non-conformiteit verjaren twee jaar nadat mededeling is gedaan van het feit dat hetgeen dat is afgeleverd niet aan de overeenkomst beantwoordt/is geklaagd.
5.3.
[gedaagden] . gaan ervanuit dat er is geklaagd op 23 juni 2021. Toen heeft [naam 4] mr. Koning gemaild met het verzoek om zijn aannemer aansprakelijk te stellen nu hij kennelijk zijn werk niet of niet voldoende deugdelijk heeft uitgevoerd. [naam 1] is op deze mail in gekopieerd. De rechtbank begrijpt het standpunt van [gedaagden] . zo dat zij bedoelen dat die mail het gevolg moet zijn geweest van het feit dat [naam 1] bij [naam 4] heeft geklaagd. Volgens [gedaagden] . is de vordering van Stadswacht twee jaar later verjaard op 23 juni 2023.
5.4.
De rechtbank is van oordeel dat Stadswacht op tijd heeft geklaagd en dat de vordering van Stadswacht dat sprake is van non-conformiteit, niet is verjaard.
In de eerste plaats geldt, zoals ook is aangevoerd door Stadswacht, dat sprake moet zijn van een afgeleverde zaak. De levering van het pand heeft op 30 december 2022 plaatsgevonden. Begin februari 2023 heeft tussen [naam 1] van Stadswacht en de huurders van het pand een kennismakingsgesprek plaatsgevonden. Tijdens dat kennismakinggesprek werd [naam 1] , naar aanleiding van wat de huurders hem vertelden, duidelijk dat het dak van het pand gebreken vertoonde en dat veelvuldig sprake was van lekkages. De gebreken waren volgens de huurders al langere tijd aanwezig. Stadswacht kwam toen tot de conclusie dat [gedaagde 1] de herstelwerkzaamheden, naar aanleiding van het rapport van DGT van 21 juni 2021, die zij had toegezegd uit te voeren, niet of niet deugdelijk had uitgevoerd. Hij ontving op 7 februari 2023 een mail van de huurders van het pand, waarin zij de gebreken aan het dak en de lekkages hebben opgesomd. [naam 1] heeft direct dezelfde dag een mail gestuurd aan [gedaagde 2] , [gedaagde 3] en [naam 2] , waarbij hij de mail van de huurders van het pand van 7 februari 2023 heeft doorgestuurd met de vraag hoe dit op te lossen. Stadswacht heeft hiermee binnen bekwame tijd geklaagd, zoals bedoeld in artikel 7:23 lid 1 BW, en binnen twee jaar haar op non-conformiteit gebaseerde rechtsvordering ingesteld.
Er is sprake van non-conformiteit
5.5.
Stadswacht doet primair een beroep op non-conformiteit van de het pand. Het geleverde pand moet aan de koopovereenkomst beantwoorden (artikel 7:17 lid 1 BW). Dit is niet het geval indien het pand, mede gelet op de aard van het pand en de mededelingen die [gedaagden] . over het pand hebben gedaan, niet de eigenschappen bezit die Stadswacht op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. Stadswacht mag verwachten dat het pand de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan zij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen (artikel 7:17 lid 2 BW). Bij de beantwoording van de vraag wat Stadswacht aan eigenschappen van het pand mocht verwachten dienen alle omstandigheden in aanmerking te worden genomen. Daarbij geldt dat als Stadswacht aanleiding heeft om te twijfelen aan de staat waarin het pand zich bevindt en (daarom) aan de geschiktheid van het pand voor normaal gebruik, van haar mag worden verwacht dat zij daarnaar onderzoek zal laten verrichten (onderzoeksplicht). Daar staat tegenover dat als [gedaagden] . weten dat een zaak bepaalde gebreken heeft waarvan de aanwezigheid en/of de ernst niet zonder nader onderzoek kenbaar is, zij daarvan mededeling moeten doen aan Stadswacht (mededelingsplicht).
5.6.
Onder ‘normaal gebruik’ wordt in het algemeen verstaan dat de veiligheid van de woning in voldoende mate gewaarborgd dient te zijn, dat sprake dient te zijn van een redelijke mate van duurzaamheid en dat het woongenot niet wezenlijk wordt aangetast (zie ook HR 25 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR5383).
5.7.
Stadswacht beroept zich op de rechtsgevolgen van de non-conformiteit van de woning, zodat zij op grond van artikel 150 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (‘
Rv’) de stelplicht en de bewijslast draagt voor de feiten die zij daaraan ten grondslag legt.
5.8.
Stadswacht heeft zich op het standpunt gesteld dat [gedaagde 1] haar verplichtingen uit de koopovereenkomst niet deugdelijk is nagekomen. Het dak van het pand voldoet niet. Door [gedaagde 1] is aan Stadswacht toegezegd dat het dak ‘in optima forma’ zou worden gebracht en dat het dak zou worden ‘gefikst’. Dat blijkt echter niet of niet deugdelijk te zijn gebeurd. Uit de verschillende rapportages volgt dat sprake is van diverse problemen met het dak en de dakdoorvoeren, waardoor voortdurend lekkages ontstaan. Stadswacht mocht verwachten dat het dak door [gedaagde 1] – voor de levering van het pand – deugdelijk hersteld zou zijn. Nu dit niet het geval is, voldoet het pand niet aan wat Stadswacht hiervan mocht verwachten en is sprake van non-conformiteit. Het pand is met een lek dak bovendien niet geschikt voor normaal gebruik als kamergewijs verhuurde woning. Ook had [gedaagde 1] Stadswacht moeten mededelen dat er voorafgaand aan de levering van het pand door meerdere huurders lekkages waren gemeld.
5.9.
[gedaagden] . hebben zich op het standpunt gesteld dat na de totstandkoming van het inspectierapport van 17 juni 2021 tussen partijen geen concrete en rechtens afdwingbare afspraken zijn gemaakt. Verder hebben [gedaagden] . aangevoerd dat geen sprake is van non-conformiteit, nu al bij de eerste bezichtiging van het pand door [naam 1] van Stadswacht op 21 januari 2020 diverse lekkages zichtbaar waren. Stadswacht mocht daarom niet verwachten dat het pand vrij was van lekkages. Bovendien was [naam 1] al jaren bestuurslid van de VvE van het pand en, als zodanig, op de hoogte van de bouwkundige toestand van het pand. Stadswacht had zich op de ontbindende voorwaarde kunnen beroepen. Nu zij dit heeft nagelaten, zijn haar rechten verwerkt.
5.10.
De rechtbank stelt vast dat [gedaagde 1] een non-conform pand heeft geleverd aan Stadswacht. Dat er gebreken zijn aan het dak van het pand en er lekkages zijn en dat die ernstig zijn, is door [gedaagden] . niet betwist. [gedaagden] . hebben ook niet betwist dat huurders voorafgaand aan de levering van het pand lekkages hebben gemeld bij hun toenmalige verhuurder, [gedaagde 1] .
5.11.
[naam 1] heeft in juni 2021 een bouwkundige keuring uit laten voeren en daarmee voldaan aan zijn onderzoeksplicht. Uit mails naar aanleiding van het inspectierapport van 17 juni 2021 volgt dat tussen partijen wel degelijk afspraken zijn gemaakt. Kort nadat partijen de beschikking hadden gekregen over het inspectierapport werd de ontbindende voorwaarde verlengd, zodat partijen een oplossing konden bedenken voor de punten in het rapport. Uit de mail van [naam 4] van 29 oktober 2021 mocht [naam 1] afleiden dat [naam 4] met het herstellen van de gebreken bezig was. Uit de mail van 14 januari 2022 van [naam 4] aan [naam 5] en [naam 1] volgt dat [naam 4] zijn aannemer opdracht had gegeven om het dak te herstellen. [gedaagden] . hebben deze stelling niet betwist. Kortom: [naam 1] mocht er op basis van de mededelingen van [gedaagde 1] vanuit gaan dat de lekkages en de gebreken aan het dak ten tijde van de levering van het pand waren hersteld. Uit het feit dat meerdere huurders voorafgaand aan de levering lekkages hadden gemeld bij [gedaagde 1] , volgt dat [gedaagde 1] ook wist of had moeten weten dat de gebreken niet of niet deugdelijk waren hersteld. Zij had Stadswacht hierover moeten inlichten.
5.12.
[naam 1] heeft betwist dat hij in januari 2020 het pand heeft bezichtigd, maar – al was dit het geval geweest – dan was dit ver voordat Stadswacht het pand kocht en [gedaagde 1] haar had toegezegd de gebreken, zoals geconstateerd in het rapport van de bouwkundige keuring op 21 juni 2021, te herstellen. Dit gegeven is daarom niet relevant. Om deze reden gaat het ook het standpunt van [gedaagden] . niet op dat Stadswacht haar rechten heeft verwerkt, omdat zij zich op de ontbindende voorwaarde had kunnen beroepen. Ook het feit dat [naam 1] lid was van de VvE van het pand is niet van belang. [naam 1] heeft op zitting toegelicht dat het onderhoud van het dak niet viel onder de gemeenschappelijke delen van de VvE en hij daarom niet bekend was of behoefde te zijn met lekkages of gebreken aan het dak. Ook was hij op dat moment geen verhuurder. Huurders meldden lekkages bij de verhuurder. Dit is door [gedaagden] . niet betwist.
5.13.
Gelet op deze conclusie, komt de rechtbank aan de behandeling van de vorderingen gebaseerd op dwaling en partiële ontbinding (subsidiair en meer subsidiair) en hetgeen partijen hier over een weer over hebben aangevoerd, niet meer toe.
Omvang non-conformiteit en schade
5.14.
[gedaagde 1] dient de schade te vergoeden die Stadswacht door de tekortkoming lijdt. Zowel van de zijde van Stadswacht, als van de zijde van [gedaagde 1] bevinden zich rapporten in het dossier, waaraan gerefereerd is bij de feiten. Partijen zijn het niet eens over de omvang van de non-conformiteit, welke reparaties er moeten worden uitgevoerd om de gebreken aan het dak en de lekkages te verhelpen en welke kosten daarmee gemoeid zijn. Nu de rapporten niet eenduidig zijn qua wat nu precies de oorzaak is van de lekkages, wat de gebreken aan het dak zijn en wat er aan reparaties zou moeten gebeuren en partijen zo ver uit elkaar liggen qua schadeberaming, zal de rechtbank zelf een onderzoek door een deskundige gelasten om de omvang van de non-conformiteit en de daaruit voorvloeiende schade vast te stellen.
5.15.
Voordat tot de benoeming van de deskundige wordt overgegaan, zal de rechtbank partijen in de gelegenheid stellen zich uit te laten over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan de deskundige voor te leggen vragen.
5.16.
De rechtbank is voorlopig van oordeel dat kan worden volstaan met de benoeming van één deskundige op het gebied van bouw, dakbedekking en vochtproblemen en dat – in ieder geval – de volgende vragen moeten worden gesteld:
Wat is de oorzaak van de lekkages in het pand?
Welke maatregelen dienen te worden getroffen om de gestelde gebreken te herstellen?
Weke kosten zijn hiermee gemoeid?
Heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang kunnen zijn?
5.17.
De rechtbank ziet in de bewijslastverdeling aanleiding om te bepalen dat het voorschot op de kosten van de deskundige door Stadswacht moet worden betaald. In het eindvonnis zal de rechtbank beslissen wie van partijen uiteindelijk de kosten van de deskundige moet dragen.
5.18.
De rechtbank gaat ervan uit dat partijen in onderling overleg overeenstemming bereiken over de persoon die als deskundige gaat optreden. Voor zover partijen daarover geen overeenstemming kunnen bereiken en om die reden iedere partij zelf een deskundige voorstelt, moeten partijen gemotiveerd aangeven waarom zij de voorkeur geven aan de door henzelf voorgestelde deskundige en waarom de door de wederpartij voorgestelde deskundige niet voor benoeming in aanmerking mag komen. Daarbij valt te denken aan zwaarwegende redenen als gebrek aan deskundigheid of gerechtvaardigde twijfels met betrekking tot de onpartijdigheid van de deskundige. Die zwaarwegende redenen moeten worden onderbouwd. De rechtbank zal dan, na weging van de onderbouwing vóór en tegen de benoeming van een potentiële deskundige, een door partijen aangedragen deskundige of een eigen deskundige benoemen.
5.19.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen, zodat partijen zich hierover bij akte kunnen uitlaten. Partijen moeten de concept-akte uiterlijk een week vóór de roldatum naar elkaar toesturen, zodat zij in hun definitieve akte op de akte van de wederpartij kunnen reageren.
Vordering onrechtmatige daad vanwege selectieve betalingen
5.20.
Stadswacht spreekt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] aan in hun hoedanigheid als (voormalig) bestuurders van [gedaagde 1] en in hun hoedanigheid als vereffenaars van het vermogen van [gedaagde 1] . In die twee hoedanigheden zijn zij gehouden [gedaagde 1] deugdelijk te vertegenwoordigen, geen selectieve betalingen te verrichten en bij de vereffening te zorgen voor een eerlijke verdeling van de overgebleven middelen over de bekende schuldeisers. Stadswacht verwijt [gedaagde 2] en [gedaagde 3] dat zij, nadat [gedaagde 1] is ontbonden op 11 april 2023, een groot deel van de koopprijs van de rekening van [gedaagde 1] hebben afgehaald en slechts € 25.000,00 hebben overgelaten om de schade van Stadswacht te voldoen. Dat [gedaagden] . een groot deel van de koopprijs van de rekening van [gedaagde 1] hebben afgehaald, nadat de vennootschap was ontbonden, en onderling tussen [gedaagde 2] en [gedaagde 3] hebben verdeeld is door hen niet betwist.
Door [naam 6] is op zitting wel naar voren gebracht dat er volgens hem een hogere voorziening voor de schade van Stadswacht is getroffen, hij dacht een bedrag van € 40.000,00 of € 50.000,00. De rechtbank leest in de door Stadswacht overgelegde jaarrekening van [gedaagde 1] over 2023 dat het eigen vermogen op 31 december 2022 € 1.157.559,00 was en dat het eigen vermogen op 31 december 2023 € 24.770,00 was.
5.21.
Ook is van belang wanneer de betalingen van de rekening van [gedaagde 1] dan zijn gedaan: voor of nadat Stadswacht de offerte van € 60.161,20 met haar deelde. Volgens [gedaagden] . was het besluit tot dividenduitkering al ruim voordat zij bekend raakten met de offerte genomen. Een datum is door [gedaagden] . echter niet genoemd, terwijl dit wel op hun weg had gelegen om dat te doen.
Beoordelingskader bestuurdersaansprakelijkheid
5.22.
Het uitgangspunt is dat een rechtspersoon aansprakelijk is voor de gevolgen van zijn onrechtmatig handelen jegens een derde en dat die gevolgen in beginsel niet aan een bestuurder van een rechtspersoon in privé kunnen worden toegerekend. Dat uitgangspunt lijdt slechts uitzondering indien die bestuurder van zijn handelen of nalaten persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt (HR 8 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AZ0758, NJ 2006/659 (Ontvanger/Roelofsen) (rov. 3.6.1-3.6.3)).
5.23.
Uit de rechtspraak volgt dat bestuurdersaansprakelijkheid c.q. een persoonlijk ernstig verwijt kan worden aangenomen wanneer de bestuurder bij het aangaan van een verbintenis wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden.
Beoordelingskader onrechtmatig handelen vereffenaar
5.24.
Op grond van artikel 2:23a lid 1 BW geldt dat iedere vereffenaar dezelfde bevoegdheden, plichten en aansprakelijkheid heeft als een bestuurder, voor zover deze verenigbaar zijn met zijn taken als vereffenaar, tenzij de statuten anders bepalen.
5.25.
Ten aanzien van de schuldeisers zal een vereffenaar zorgvuldig te werk moeten gaan en een tekortschieten van een vereffenaar in een behoorlijke behartiging van belangen van de schuldeisers kan jegens hen onrechtmatig zijn. Gelet op het feit dat op de vereffenaar dezelfde aansprakelijkheid rust als op een bestuurder mag alleen dan worden aangenomen dat de vereffenaar jegens de schuldeisers van de ontbonden rechtspersoon onrechtmatig heeft gehandeld, indien hem, mede gelet op zijn verplichting tot een behoorlijke taakuitoefening als bedoeld in artikel 2:9 BW, een voldoende ernstig verwijt kan worden gemaakt.
5.26.
De rechtbank neemt op deze vordering van Stadswacht in dit vonnis nog geen beslissing. Het is immers nog niet duidelijk wat de schade van Stadswacht precies is. Wel is duidelijk dat als de gehele dakbedekking dient te worden vervangen en de kosten daarvan circa € 60.000,00 bedragen, zoals door Stadswacht is gevorderd, een voorziening van € 24.770,00 veel te weinig is.
5.27.
De rechtbank zal de overige beslissingen aanhouden tot na het deskundigenbericht.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 8 januari 2025voor het nemen van een akte door beide partijen, waarin zij zich uitlaten over het aangekondigde deskundigenbericht,
6.2.
bepaalt dat partijen elkaar uiterlijk een week vóór de genoemde roldatum de concept-akte moeten toesturen, zodat zij ieder in hun eigen akte nog kunnen reageren op de standpunten van de wederpartij,
6.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I. Struijkenkamp en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2024.