ECLI:NL:RBAMS:2024:7618

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
13-005779-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) met betrekking tot detentieomstandigheden in Polen

Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB meerdere keren uitgesteld om informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden in Polen, na zorgen over mogelijke schendingen van de grondrechten van gedetineerden. Tijdens de zittingen op 21 februari, 26 maart, 22 mei, 11 juli, 8 oktober en 21 november 2024 zijn verschillende tussenuitspaken gedaan, waarbij telkens de termijn voor uitspraak werd verlengd. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van gedetineerden in Polen, en dat dit gevaar niet is weggenomen voor de opgeëiste persoon. Op basis van de ontvangen informatie van de Poolse autoriteiten, die onvoldoende garanties boden voor de detentieomstandigheden, heeft de rechtbank besloten geen gevolg te geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. De rechtbank heeft de geschorste overleveringsdetentie opgeheven en de overleveringsprocedure beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-005779-24
Datum uitspraak: 21 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 8 januari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 februari 2017 door
the Regional Court in Radom, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
verblijvende op het adres: [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De zitting van 21 februari 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 21 februari 2024, in
aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.P. Slewe, advocaat te Schiphol, en door een
tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek de gevangenhouding onder gelijktijdige schorsing ervan bevolen.
De tussenuitspraak van 6 maart 2024 [3]
Bij tussenuitspraak van 6 maart 2024 is het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie en de raadsman in de gelegenheid te stellen zich op een volgende zitting uit te laten over het rapport van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT) van 22 februari 2024 over de detentieomstandigheden in Poolse detentie-instellingen.
De zitting van 26 maart 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 26 maart 2024, in aanwezigheid
van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan
door zijn raadsman mr. F.P. Slewe en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd (artikel 22, vijfde lid (oud), OLW).
Tussenuitspraak van 9 april 2024
De rechtbank heeft op 9 april 2024 een tussenuitspraak gewezen. Daarin is het onderzoek
heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie de gelegenheid te geven vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd (artikel 22, vijfde lid (oud), OLW), onder gelijktijdige verlenging van de (geschorste) gevangenhouding (artikel 27, derde lid, OLW).
De zitting van 22 mei 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 22 mei 2024, in aanwezigheid
van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan
door zijn raadsman mr. F.P. Slewe en door een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft de beslistermijn verlengd met 30 dagen (artikel 22, vijfde lid (oud), OLW), onder gelijktijdige verlenging van de (geschorste) gevangenhouding (artikel 27, derde lid, OLW).
Tussenuitspraak van 5 juni 2024 [4]
Bij tussenuitspraak van 5 juni 2024 is – kort gezegd – geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen. Het onderzoek is heropend en geschorst om via de officier van justitie nadere vragen te stellen aan de Poolse autoriteiten over de detentieomstandigheden na overlevering in het concrete geval van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd (artikel 22, vijfde lid (oud), OLW), onder gelijktijdige verlenging van de (geschorste) gevangenhouding (artikel 27, derde lid, OLW).
De zitting van 11 juli 2024, de raadkamers van 21 augustus 2024 en 25 september 2024
Op de (MK IRK-)zitting van 11 juli 2024 en de raadkamerzittingen van 21 augustus 2024 en 25 september 2024 is – in afwachting van nadere informatie uit Polen omtrent de detentieomstandigheden – de beslistermijn telkens verlengd met 30 dagen op grond van artikel 22, vijfde lid (oud), OLW, onder gelijktijdige verlenging van de (geschorste) gevangenhouding (artikel 27, derde lid, OLW).
De zitting van 8 oktober 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 8 oktober 2024, in aanwezigheid
van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan
door zijn raadsman mr. F.P. Slewe en door een tolk in de Poolse taal.
Tussenuitspraak van 22 oktober 2024 [5]
Bij tussenuitspraak van 22 oktober 2024 is – kort gezegd – geoordeeld dat het algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen, voor de opgeëiste persoon niet is weggenomen, zodat de rechtbank er daarom van uitgaat dat er voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst, en de beslissing over de overlevering aangehouden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW, waarbij een redelijke termijn van 30 dagen is vastgesteld, om na te gaan of bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar alsnog kan worden uitgesloten zoals bedoeld in artikel 11, vierde lid, OLW.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 60 dagen verlengd (artikel 22, vierde lid, sub c OLW), onder gelijktijdige verlenging van de (geschorste) gevangenhouding (artikel 27, derde lid, OLW).
De zitting van 21 november 2024
De behandeling van het EAB is met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 21 november 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman mr. F.P. Slewe en door een tolk in de Poolse taal. De rechtbank heeft op de zitting van 21 november 2024 direct uitspraak gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon (opnieuw) verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 6 maart 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 6 maart 2024. Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB, de strafbaarheid van de feiten en de garantie als bedoeld in artikel 6 OLW al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen over de detentieomstandigheden in de tussenuitspraken van 6 maart 2024, 9 april 2024, 5 juni 2024 en 22 oktober 2024. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 22 oktober 2024 vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan. Omdat er een mogelijkheid bestond dat bij wijziging van de omstandigheden het reële individuele gevaar alsnog kan worden uitgesloten, heeft de rechtbank een redelijke termijn van 30 dagen bepaald. De rechtbank zal thans beoordelen of sprake is van een dergelijke wijziging van omstandigheden.
Na de tussenuitspraak van 22 oktober 2024 is aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten aan het dossier toegevoegd.
Bij brief van 18 oktober 2024 hebben de Poolse autoriteiten bericht dat de opgeëiste persoon minimaal 3 m2 persoonlijke celruimte zal hebben en dat hij ten minste 1 uur per dag kan wandelen. Verdere informatie of garanties kunnen niet worden gegeven.
De rechtbank stelt vast dat deze brief van 18 oktober 2024 niet is meegenomen in de tussenuitspraak, aangezien de rechtbank, verdediging en officier van justitie daarover kennelijk nog niet de beschikking hadden.
Op een nadere vraag van het IRC over het aantal uren dat de opgeëiste persoon ten minste buiten zijn cel kan doorbrengen, hebben de Poolse autoriteiten bij brief van 8 november 2024 als volgt geantwoord:
"Under the current regulations, a person in temporary custody is entitled to at least one hour of walking and 8 hours of sleep per day (24 hours) (Article 112 § l of the Executive Penal Code in connection with Art. 209 of the Executive Penal Code).
(…)
The court is not able to answer this question with more details.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de door de Poolse autoriteiten gegeven antwoorden niet afdoende zijn om het individuele gevaar van schending van grondrechten voor de opgeëiste persoon alsnog uit te sluiten, zodat geen sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds de laatste tussenuitspraak. De officier van justitie moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het antwoord dat door de Poolse autoriteiten is gegeven onvoldoende is en zij ziet geen mogelijkheid meer om de Poolse autoriteiten duidelijker te maken welke informatie nog nodig is. De officier van justitie heeft daarom verzocht om geen gevolg te geven aan het EAB en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn is verstreken zonder dat er informatie is ontvangen die een wijziging van omstandigheden inhoudt. De aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten van 18 oktober en 8 november 2024 is immers niet voldoende om het individuele gevaar voor de opgeëiste persoon alsnog uit te sluiten.
De rechtbank zal daarom op grond van artikel 11, eerste lid, OLW in samenhang met artikel 28, derde lid OLW geen gevolg geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren, waarmee de overleveringsprocedure wordt beëindigd.

5.Toepasselijke artikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 11 OLW.

6.Beslissing

De rechtbank
GEEFT GEEN GEVOLGaan het EAB.
VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
HEFT OPde geschorste overleveringsdetentie.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James - Pater, voorzitter,
mrs. H.H.J. Zevenhuijzen en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en M.J.D. Hartman, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 21 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.