ECLI:NL:RBAMS:2024:743

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
13/084099-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van in- en uitvoer van cocaïne en witwassen van geldbedrag

Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het in- en uitvoeren van een grote hoeveelheid cocaïne en het witwassen van een geldbedrag. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar. De zaak kwam voort uit een opsporingsonderzoek dat in februari 2020 begon, na informatie van het Team Criminele Inlichtingen over een medeverdachte die betrokken was bij de cocaïnehandel. De verdachte was betrokken bij groepschats via de Sky-ECC-berichtendienst, waarin hij instructies gaf aan uithalers van de cocaïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als medepleger kan worden aangemerkt, omdat hij nauw en bewust samenwerkte met anderen in de uitvoering van de strafbare feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het witwassen van een geldbedrag van 11.000 euro en een Audi, maar vond hem schuldig aan het witwassen van 6.000 euro, dat hij niet kon verantwoorden. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, gezien de impact van cocaïnehandel op de volksgezondheid en de maatschappij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/084099-23
Datum uitspraak: 14 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
thans gedetineerd te: [naam JC] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 24 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. J.H. van der Meij en U.E.A. Weitzel, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.T.H.M. Mühren, naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig – maar niet gevoegd – behandeld met de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte] , hierna: [medeverdachte] (parketnummer 13/128079-23).
De rechtbank heeft op 24 januari 2024 het onderzoek onderbroken tot de zitting van 14 februari 2024. Op 14 februari 2024 heeft de rechtbank het onderzoek hervat, daarna direct gesloten en uitspraak gedaan.

2.Aanleiding opsporingsonderzoek en beschuldiging

2.1
Aanleiding opsporingsonderzoek
In februari 2020 verstrekt het Team Criminele Inlichtingen (TCI) informatie over [medeverdachte] aan het onderzoeksteam van de politie. De informatie is afkomstig uit
april 2018 en december 2019 en houdt, kort samengevat, in dat [medeverdachte] volop in de cocaïnehandel zit, in het bezit is van cryptotelefoons en 200.000 euro heeft geïnvesteerd in een cocaïnetransport.
Naar aanleiding van deze informatie start de politie een opsporingsonderzoek met de naam Porto. Eerst luistert de politie [medeverdachte] af, neemt telefoongesprekken op en observeert hem. Later maakt de politie gebruik van gegevens die zijn verkregen uit de hack van de Sky-ECC server. Het gaat om chatgesprekken die zijn gevoerd via de berichtendienst Sky ECC. De politie brengt [medeverdachte] en verdachte in verband met een partij cocaïne die in de haven van Antwerpen is gelost. Via een Europees Onderzoeksbevel (EOB) is ook informatie uit een Belgisch strafrechtelijk onderzoek verkregen en bij het onderzoek Porto betrokken. De politie heeft ook financieel onderzoek naar verdachte gedaan en zijn woning doorzocht. Mede naar aanleiding van de bevindingen van dat onderzoek heeft de politie verdachte in verband gebracht met witwassen.
2.2
Beschuldiging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan het:
medeplegen van het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland en België brengen, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren of aanwezig hebben van 650 blokken cocaïne, in de periode van 27 januari 2020 tot en met 29 januari 2020, in Amsterdam, Antwerpen en/of Verrebroek;
medeplegen van het opzettelijk binnen of buiten het grondgebied van Nederland en België brengen van 712,8 kilogram cocaïne, in de periode van 29 januari 2020 tot en met 30 januari 2020, in Amsterdam en/of Antwerpen;
medeplegen van het witwassen van 17.000 euro en een auto van het merk Audi.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de bijlage en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officieren van justitie zijn ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1
Ten aanzien van feiten 1 en 2 (in-/uitvoer en vervoer van cocaïne)
4.1.1
Inleiding
Uit het dossier blijkt dat de feiten 1 en 2 zien op twee containers met cocaïne, die met een schip vanuit Brazilië naar de haven van Antwerpen zijn gebracht en het verdere vervoer en uithalen van één van die containers. De rechtbank zal eerst op basis van het dossier de feiten en omstandigheden vaststellen, waaruit dit volgt. De officieren van justitie en raadsman gaan ook uit van deze feiten en omstandigheden.
De rechtbank zal vervolgens de vraag beantwoorden of verdachte als (mede)pleger van de hem ten laste gelegde strafbare handelingen met betrekking tot de cocaïne in de containers kan worden aangemerkt. De rechtbank komt uiteindelijk – in overeenstemming met het standpunt van de officieren van justitie en anders dan betoogd door de raadsman – tot een bevestigend antwoord op die vraag en dus tot een bewezenverklaring.
4.1.2
Vaststellingen ten aanzien van de twee containers met cocaïne
De rechtbank stelt op grond van wettige bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden vast. [1]
Vaarroute van het schip [naam schip]
Op 28 januari 2020 om 21:16 uur vaart het schip [naam schip] de Duitse Exclusieve Economische Zone (EEZ) uit en het Nederlandse EEZ-gebied in. [naam schip] vaart daarna in zuidelijke richting langs de Nederlandse kust. Op
29 januari 2020 om 09:37 uur vaart [naam schip] de Belgische wateren op en vervolgens om 12:33 uur de Nederlandse Westerschelde op. Om 14:48 uur vaart [naam schip] via de Schelde Belgisch grondgebied binnen, en om 15:38 uur meert [naam schip] af aan de kade van Europaterminal in Antwerpen. [2]
Container [nummer] gelost en vervoerd
Op 29 januari 2020 om 19.09 uur wordt de container [nummer] gelost van het containerschip [naam schip] op containerterminal PSA - kaai [nummer] .
Op 29 januari 2020 rijdt een vrachtwagen met kenteken [kenteken] richting Fast Gate PSA en opent om 19:22 uur de poort Fast Gate om terminal Kaai [nummer] op te rijden. Om 19:29 uur wordt de container [nummer] op het chassis van de vrachtwagen [kenteken] geplaatst. Enkele minuten later verlaat de vrachtwagen de insteekparking en begeeft zich naar Fast Gate Out. [3] De vrachtwagen met trekker met kenteken [kenteken] is na het ophalen van container [nummer] op kaai [nummer] naar industriegebied Beveren-Polder, [adres industriegebied] , gereden. [4]
Op 30 januari 2020 wordt tijdens een controle door de douane omstreeks 10 uur in de Europaterminal te Antwerpen vastgesteld dat de container [nummer] onvindbaar is. [5] Om 14:07 uur wordt container [nummer] opnieuw binnengebracht met de vrachtwagen met kenteken [kenteken] De vrachtwagen wordt geparkeerd op de insteekparking, waarna de container [nummer] door dezelfde straddle [nummer] van de vrachtwagen af wordt gehaald. [6]
Op 30 januari 2020 om 17:06 uur wordt de douane door de terminal manager van PSA Europaterminal meegedeeld dat de container [nummer] is teruggevonden op de terreinen van kaai [nummer] . [7] Bij controle van de container [nummer] stelt de douane vast dat de container afgesloten is met een zegel, die zij herkennen als een kopie-verzegeling. Het nummer [nummer] stemt overeen met de manifestgegevens, maar de layout van de zegel stemt niet overeen met de reeks van de andere containers. [8] Tijdens de controle van deze container op
30 januari 2020 [9] treft de douane een redelijk mooi gestapelde partij zakken met zout aan. In het midden van de lading zien zij een kleine verzakking. De douane controleert door middel van een peilstok de lading. Zij merken dat de zakken in het middelste gedeelte van de lading, waar de verzakking is, gemakkelijker te doorprikken zijn dan de zakken aan de zijkanten. Er worden geen verdovende middelen aangetroffen. [10]
Container [nummer] maakt deel uit van partij van vijf geloste containers
Container [nummer] maakt deel uit van een partij van in totaal vijf containers met als lading zakken zout.
Deze vijf containers werden geblokkeerd ter controle op verzoek van de Duitse autoriteiten middels een EOB
.Het betreft de volgende vijf containers:
[nummer]
• [nummer]
• [nummer]
• [nummer]
• [nummer] . [11]
Container [nummer] bevat cocaïne
Tijdens een controle van de douane op 30 januari 2020 om 10:25 uur wordt in container [nummer] in het midden van de lading een hoeveelheid van 712,8 kg cocaïne aangetroffen. [12] Tijdens de ontmanteling van de inhoud van de container worden zakken met telkens 3 pakketten cocaïne aangetroffen in het midden van de container. De zakken gesitueerd in de eerste vijf rijen en de laatste rij bevatten geen pakketten cocaïne.
In totaal worden 642 pakketten aangetroffen, waaronder 218 pakketten met een logo met een foto van een tijger. Eén pakket cocaïne wordt apart gewogen en blijkt 1,1 kilogram te bevatten. [13]
Container [nummer] bevat cocaïne en de cocaïne is uitgehaald
Uit de hiervoor weergegeven reisbewegingen van de container [nummer] blijkt dat deze container op 29 januari 2020 om 19:29 uur de haven van Antwerpen heeft verlaten en is verplaatst naar industriegebied Beveren-Polder, [adres industriegebied] , en vervolgens op 30 januari 2020 om 14:07 uur weer is teruggebracht naar de haven van Antwerpen. De hiervoor beschreven bevinding tijdens de controle van de container op 30 januari 2020 dat sprake is van een verzakking in het midden van de lading zakken zout, is een aanwijzing dat er mogelijk iets uit de lading in de container is gehaald.
In het dossier zijn chatgesprekken binnen de groepschat [groepschat 1] gevoegd, waaraan zes niet geïdentificeerde personen deelnemen. De in het dossier weergegeven berichten zijn door de deelnemers verzonden tussen 29 januari 2020 18:43 uur en 30 januari 2020 01:49 uur. Op 29 januari 2020 wordt om 19:03 uur een foto in de groepschat gedeeld van een container met nummer [nummer] . [14] Deze vaststellingen, in samenhang met de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden ten aanzien van container [nummer] , brengen de rechtbank tot de conclusie dat de groepschat ziet op container [nummer] , die op 29 januari 2020 om 19.09 uur is gelost van het containerschip [naam schip] .
De politie heeft berichten en foto’s uit groepschat [groepschat 1] weergegeven in een proces-verbaal en de berichten zo uitgelegd dat die zien op – kort samengevat – het transport van de container [nummer] van de Antwerpse haven naar een loods in Verrebroek, het controleren en uithalen van de lading en het verdere transport van uitgehaalde pakketten (650 blokken). [15] De rechtbank neemt die uitleg over.
De rechtbank stelt verder vast dat in de groepschat [groepschat 1] op 29 januari 2020 wordt gesproken over ‘each bag 3 blocks 650 total’ en ‘all same stamp this black tiger’. [16] Ook wordt in de groepschat op 29 januari 2020 gesproken over zakken en ‘Jawel wel zout in’. [17] Hieruit leidt de rechtbank af dat de container 650 blokken cocaïne bevatte. De afbeelding van de ‘tiger’ op de blokken komt namelijk overeen met de afbeelding op door de douane onderschepte blokken uit de container [nummer] , die tot dezelfde partij containers behoorde, waarvan is vastgesteld dat het cocaïne is. Verder komt de deklading – zout – in de containers [nummer] en [nummer] overeen
4.1.3
Betrokkenheid verdachte bij de twee containers met cocaïne
4.1.3.1 Chatgesprekken en verklaring verdachte
In het dossier zijn meerdere groepschats die zijn gevoerd via de Sky ECC-berichtendienst, gevoegd die van belang zijn met het oog op de beoordeling van de betrokkenheid van verdachte bij de twee containers met cocaïne. Naast groepschat [groepschat 1] , die de rechtbank hiervoor al heeft besproken, zijn het de groepschats [groepschat 2] en [groepschat 3] .
Verdachte heeft niet deelgenomen aan de groepschat [groepschat 1] .
De politie heeft verdachte wel geïdentificeerd als één van de deelnemers (Sky-ID [account] ) aan de groepschats [groepschat 2] en [groepschat 3] . [18] Verdachte heeft op de zitting van 24 januari 2024 verklaard dat hij inderdaad de gebruiker was van het Sky-ID [account] en aan de gesprekken in deze groepschats heeft deelgenomen.
De politie brengt de gesprekken in de groepschats in verband met de twee containers met cocaïne.
4.1.3.2 Juridische toetsingskaders
Verlengde in-/uitvoer
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat de cocaïne in de containers [nummer] (650 blokken) en [nummer] (712,8 kilogram) op het schip [naam schip] binnen het grondgebied van Nederland is gebracht en weer buiten het grondgebied van Nederland is gebracht en vervolgens binnen het grondgebied van België is gebracht. De cocaïne in de container [nummer] is vervolgens ook in België verder vervoerd.
Het dossier bevat geen bewijs voor feitelijke betrokkenheid van verdachte bij de transport van de cocaïne met het schip [naam schip] via Nederlandse wateren naar Antwerpen. In dat licht zijn voor de beoordeling van de betrokkenheid van verdachte bij het binnen en buiten het grondgebied van Nederland en binnen het grondgebied van België brengen van de cocaïne de definitiebepalingen in artikel 1, leden 4 en 5, van de Opiumwet (OW) van belang.
In artikel 1, lid 4, OW is bepaald:
Onder binnen het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, is begrepen: het binnen het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en elke op het verder vervoer, de opslag, de aflevering, ontvangst of overdracht gerichte handeling, met betrekking tot die middelen, die binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht, of tot de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn.
In artikel 1, lid 5, OW is bepaald:
Onder buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, is begrepen: het buiten het grondgebied van Nederland brengen van de voorwerpen of goederen, waarin die middelen verpakt of geborgen zijn en het met bestemming naar het buitenland vervoeren, ten vervoer aannemen of ten vervoer aanbieden, het ten uitvoer dan wel ten wederuitvoer aangeven, daaronder begrepen het doen van een summiere aangifte bij uitgaan of het in kennis stellen van de wederuitvoer, in de zin van Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PbEU 2013, L 269) of het in, op of aan een naar het buitenland bestemd vaar-, voer- of luchtvaartuig aanwezig hebben van die middelen, of van die voorwerpen of goederen.
Medeplegen
Verder zal de rechtbank, gelet op de beschuldigingen, moeten beoordelen of verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is alleen gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van de verdachte aan het delict van voldoende gewicht is. Een en ander brengt mee dat wanneer het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), op de rechter de taak rust om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering – dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging – dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip (zie HR 5 juli 2016, ECLI:NL:HR:2016:1316).
4.1.3.3 Standpunt van de officieren van justitie
Verdachte kan op basis van de bevindingen van de politie en zijn eigen verklaring worden geïdentificeerd als gebruiker van het Sky-ID [account] .
Uit de chatberichten van deze gebruiker in verschillende (groeps)chats volgt dat verdachte met [medeverdachte] de uithalers heeft geïnstrueerd voor, tijdens en na de uithaalwerkzaamheden. Er is sprake van een taakverdeling, waarbij de rol van verdachte en [medeverdachte] een aansturende en coördinerende was.
Gelet op de definitiebepalingen van artikel 1, leden 4 en 5, van de OW hebben verdachte en [medeverdachte] betrokkenheid bij de in- en uitvoer van de cocaïne in de twee containers. Dat geldt dus zowel voor de container waar de cocaïne is uitgehaald als voor de container die door de douane is onderschept. Wat betreft die laatste container volgt namelijk uit de gesprekken dat verdachte en [medeverdachte] vóór de inbeslagneming van de cocaïne door de douane handelingen hebben verricht en afspraken hebben gemaakt in het kader van de (verlengde) in- en/of uitvoer van de cocaïne. Het Kokosnootarrest [19] vormt in dit verband geen beletsel. In dit arrest is immers bepaald dat handelingen verricht ná de inbeslagneming van de cocaïne niet kunnen strekken tot de invoer of verdere vervoer en overdracht van die cocaïne. Daarvan is in dit geval geen sprake.
Verder kunnen verdachte en [medeverdachte] als medeplegers worden aangemerkt. Uit de chats blijkt immers steeds van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Het
gezamenlijke doel was het (verlengd) invoeren en uitvoeren in/uit Nederland en België van twee zeecontainers met cocaïne. Verdachte en [medeverdachte] hebben nauw en bewust samengewerkt met elkaar en met andere Sky-contacten, welke samenwerking in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering, waarbij de materiële bijdrage van verdachte en [medeverdachte] van voldoende gewicht is om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen.
De officieren van justitie concluderen dat verdachte en [medeverdachte] zich hebben schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk invoeren in Nederland en België, het uitvoeren uit Nederland, het vervoeren en het voorhanden hebben van 650 blokken/kilogram cocaïne en 712,8 kilogram cocaïne.
4.1.3.4 Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van de feiten 1 en 2.
Ten aanzien van feit 1, dat ziet op de container waar de cocaïne is uitgehaald, geldt dat de rol van verdachte niet kan worden gekwalificeerd als (mede)plegen. Verdachte heeft twee uithalers geregeld en met die twee personen en anderen via Sky-berichten contact onderhouden. De door verdachte gevoerde communicatie had alleen betrekking op het uithalen. De gedragingen van verdachte kunnen hooguit als medeplichtigheid worden aangemerkt en dat wordt niet ten laste gelegd..
Voor de beoordeling van feit 2, dat ziet op de container die door de douane is onderschept, is het Kokosnootarrest van belang. Verdachte wist pas op 29 januari 2020 dat sprake was van een tweede container met cocaïne. Op dat moment was de container al geblokkeerd voor controle. Verder heeft verdachte op 30 januari 2020 personen korte tijd stand-by laten staan. De cocaïne was toen al in beslag genomen. Alle (of in ieder geval het leeuwendeel van de) handelingen van verdachte hebben na de inbeslagname van de cocaïne plaatsgevonden. Gelet op het Kokosnootarrest moet verdachte dus worden vrijgesproken. Subsidiair geldt dat het enkel korte tijd stand-by laten staan van personen, die feitelijk niets hebben gedaan, een zodanig kleine rol oplevert dat dit niet kan worden gekwalificeerd als (mede)plegen.
4.1.3.5 Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat op basis van de chats kan worden vastgesteld dat verdachte als medepleger betrokken was bij de in- en uitvoer van de cocaïne in de containers [nummer] en [nummer] en bij het vervoeren van de cocaïne in container [nummer] . De rechtbank zal dat hieronder motiveren door de rol van verdachte te duiden aan de hand van de gesprekken. Tot slot volgt de bewezenverklaring.
4.1.3.5.1 Duiding van de rol van verdachte
De rechtbank heeft hiervoor al vastgesteld dat verdachte heeft deelgenomen aan de groepschats [groepschat 2] en [groepschat 3] . [20]
De rechtbank stelt ook vast dat deze chats zien op de cocaïne in de containers
[nummer] en [nummer] . In dit verband is de verklaring van verdachte op de zitting van 24 januari 2024 van belang. Hij heeft immers verklaard dat hij aan deze chats heeft deelgenomen. Verder heeft hij verklaard dat hij twee mannen heeft geregeld om cocaïne uit te halen en dat hij die mannen naar Antwerpen heeft gestuurd. Ook heeft hij verklaard dat hij een groepschat heeft aangemaakt (de rechtbank begrijpt: groepschat [groepschat 3] ) en informatie heeft doorgespeeld in de chat. Hij heeft verklaard dat het berichtje over het ‘risico van het vak’ gaat over het mislukken van de uithaal van de tweede lading. [21] Daarnaast is van belang dat de groepschats [groepschat 2] en [groepschat 3] in verband staan met de groepschat [groepschat 1] , waarvan de rechtbank al heeft vastgesteld dat die ziet op het transport van container [nummer] naar een loods, het controleren en uithalen van de lading en het verdere transport van uitgehaalde pakketten (650 blokken). De gebruikers met Sky-ID [account] en [account] nemen namelijk deel aan zowel groepschat [groepschat 1] als groepschats [groepschat 2] en [groepschat 3] in dezelfde periode. [22]
De rechtbank zal hieronder de berichten in de groepschats [groepschat 2] en [groepschat 3] , in het bijzonder die van verdachte en [medeverdachte] , bespreken en duiden.
Groepschat [groepschat 2]
De chat start op 27 januari 2020 rond 17:00 uur met gesprekken over de voorbereidingen voor het uithalen en vervoeren van de cocaïne uit de containers. Verdachte refereert aan de mensen (‘
soldaat’) en middelen (‘
auto’) die door hun groep worden geregeld. [account] vraagt om 17:01 uur ‘
Heeft die soldaat van jullie stash’en zegt om 17:01 uur ‘
Dat hij blokken meteen meeneemt’. Verdachte antwoordt ‘
Hij niet zelf’ en ‘
Ma die waggie van osn is garage nu ik vraag nu wnr et klaarmis’. [account] zegt ‘
Oké want het gaat donderdag nodig zijn’. [23]
Ook over de financiën wordt gesproken op 27 januari 2020. [medeverdachte] investeert 75.000 euro voor blokken die nu voor 29.000 euro worden verkocht (de groothandelprijs voor één kilogram cocaïne was in 2021 28.850 euro). [account] zegt ‘
En van die stuks moeten we alleen investering betalen 7.5 per stuk’, waarop [medeverdachte] antwoordt: ‘
Oké broer wanneer wil je die 75K hebben’. [account] reageert:
‘Als je klaar met verkoop’.[medeverdachte] zegt: ‘
Jaa geen probleem broer’, [account] laat weten ‘
Blokken staan nu 29’en
‘Dus is lekker meegenomen’. ‘
Jaa zeker!’antwoordt [medeverdachte] . [24]
Op 28 januari 2020 stuurt [account] het bericht ‘
En slecht nieuws is het bedrijf heeft de pins ontvangen dus ik moet de job niet meer doen maar we behouden onze meeloop wel maar moeten wel servicekosten betalen dan’.[medeverdachte] vraagt ‘
Hoeveel zijn de service kostte’ en ‘
10% van de invest? Of verkoop’ en zegt ‘
Oké goed, geen probleem houd me op de hoogte hoe nu verder alle betalingen worden meteen gebracht na verkoop’. [account] vraagt ‘
Wat voor spullen gaan het zijn bro’ en ‘
Weet je de stempel al’. Verdachte bericht tussendoor ‘
Me tel doet gek veel berichten kwamen niet aan’. [account] bericht ‘
Nee broer stempel zien we morgen’ en ‘
Is boli’. [25]
Op 29 januari 2020 worden er vanaf 13:00 uur berichten verstuurd over de loods, de boys in Antwerpen en het tijdstip van het lossen van de boot. [account] vraagt ‘
Wannee gaan ze na loods moeten gaan’. [account] zegt ‘
Die hulp gaat toch nodig zijn’ en vraagt ‘
Waar zijn die boys in Antwerpen’. [account] vraagt ‘
En kan je ze meeting punt geven’. Verdachte meldt daarop: ‘
Ja ze zijn ready’. De volgende instructies komen van [account] : ‘
Vanaf 16u beginnen ze aan die boot te lossen’en
‘Laat ze naar Beveren gaan’.Als [account] schrijft ‘
laat ze 16u antwerpen zijn’, reageert eerst [account] met ‘
[bijnaam account verdachte] zet ze in de groep’ ( [bijnaam account verdachte] is de bijnaam van het account van verdachte) en daarna zegt verdachte: ‘
ja dan moeten ze nu rijden’. Verdachte zegt vervolgens: ‘
in is al in de groep, die andere maakt zich nu klaar’.[account] zegt dan: ‘
oké want als ze die containers 16 uur van die boot gaan halen’en
‘gewoon ready zijn’.Verdachte zegt daarop: ‘
ja ze maken zich klaa rkm te vertrekken dan rijden ze’en vraagt
‘na waarmoeten ze rijdne antwerpen?En verdachte zegt ‘
is goed’op de opmerking van [account] ‘
als die container van de boot is krijg je adres van loods’. Op de vraag van verdachte ‘
En handschoenen mee?’antwoordt [account] ‘
ja handschoenen wel’en [account] zegt ‘
Maar geen pistool en dat soort gekkigheid’.[account] zegt ‘
Ook geen kniptang ofzo’en
‘Is daar al’.[account] bevestigt ‘
Kniptang is daar’. [26]
Op 29 januari 2020 om 14:04 uur bericht [medeverdachte] ‘
Me jongens zijn onderweg naar Antwerpen’. Op de vraag van [account] ‘
Is die kasbar open’ (in Antwerpen bevindt zich een shishalounge genaamd Kasbar Royal) antwoordt verdachte ‘
ja 16:00 uur’. Op het bericht daarna van [account] ‘
Niet dat ze op straat chillen snapje’antwoordt verdachte ‘
ja geen stress’, ‘Ze zij goed gen’en
‘Gwn eten drinken ontspannen wachten’. [medeverdachte] voegt daaraan toe: ‘
ja ze zijn gewoon in de buurt, ze weten geen probleem’en
‘Ze redden hun wel’.Uit berichten van [account] om 16:21 uur ‘
wij naderen bijna de lounge’en
‘Onderweg nog wel’met reactie daarop van verdachte ‘
is goed bro’en het bericht van [account] om 17:28 uur ‘
wij zijn in de lounge’, kan worden opgemaakt dat de uithalers (de jongens, de soldaten) in Antwerpen zijn aangekomen en wachten in de shisha-lounge. [27]
Op 29 januari 2020 om 19:00 uur stuurt [account] ‘
yes’. Verdachte zegt ‘
ze gaan nu’en daarna zegt [account] ‘
15 minuten’. [account] zegt ‘
als ze vragen wie jullie zijn zeg jullie komen via si senor om te helpen’, ‘maar ze weten ervan’en
‘jullie zijn met ze 2e toch’.Verdachte reageert ‘
ja ze zijn 2 mans’.Op de vraag van [account] ‘
al onderweg’schrijft verdachte om 19:10 uur ‘
6 min’en
‘zijn ze er’.[account] laat om 19:19 uur weten ‘
We zijn er maar zien Geen nummer 11’. [account] vraagt ‘
Maak is foto van waar jullie staan’. [medeverdachte] vraagt ‘
waar staan jullie precies dan’.[account] stuurt een foto en zegt
‘Altrad sta ik’.[account] zegt ‘
ik ben buiten’en stuurt een foto van een deur van een loods en vraagt
‘welke auto’, ‘Rijde jullie’. Daarop antwoordt verdachte ‘
Golf’ ‘
Blacka
.[account] bericht ‘
In orde’en [account] bericht ‘
gevonden’. [medeverdachte] reageert ‘
oké perfect’. [28]
Op 29 januari 2020 om 20:39 uur vraagt verdachte ‘
Zijn 2?’. [account] zegt ‘
En morgen is het andere loods is als het doorgaat’. Verdachte zegt ‘
Goed werk’.[medeverdachte] beaamt dat ‘
öké broeder’. Om 21:38 uur vraagt [account] ‘
Is iedereen uit de loods of word er nog gewerkt’. Om 21:40 uur stuurt [account] een audiobericht: ‘
er wordt nog gewerkt’. [29]
Op 30 januari 2020 om 11:38 uur vraagt verdachte ‘
Dan moesten die mannen al weg toch’, waarop [account] zegt ‘
Jas en hier Antwerpen’en ‘
Stand by staan’. Verdachte zegt ‘
Ze gaan er pas 15:00/15:30 kunnen zijn’. [account] zegt om 11:40 uur ‘
Laat ze nu planken’en ‘
Waar zijn ze’. Verdachte zegt ‘
Ze zijn vanaf 13:30 actoef’. [account] vraagt ‘
Moet ik andere manne fixe’. Verdachte zegt ‘
Ze kunnen vanaf 13:30 wegrijden’.Om 11:58 uur zegt [account] ‘
Jongens moeten niet komen’ [30] Daarna zegt [account] om 14:20 uur ‘
Ehhhh bak kwijt hè neef.’ [medeverdachte] reageert daarop: ‘
shitt man’en verdachte met ‘
is al officieel?’[medeverdachte] stuurt ‘
Jaa we blijven hopen’.Om 16:53 uur stuurt [account] ‘
nog steeds niks jongens’en
‘vrees ervoor’.[medeverdachte] stuurt dan om 17:07 uur
‘Shitt man’. [31]
Verdachte schrijft op 31 januari 2020 om 14:31 uur ‘
dus de helft is save’, ‘oja die vervallen dan ja klopt’, ‘risico van het vak’en vraagt
‘en die loods mannen?‘.[account] reageert: ‘
ik had ervoor met [naam] besproken dat jullie dat zouden regelen omdat ik geen service kosten aanreken maar had niet verwacht dat we een bak zouden verliezen maar ik zal ze wel betalen dan.’en vraagt
‘Hoeveel hadden jullie afgesproken?’.Uit het antwoord van verdachte ‘
jaa ik zei 10 gwn p.p.’blijkt dat hij kennelijk financiële afspraken heeft gemaakt met de door hen geregelde uithalers. [32]
Groepschat [groepschat 3]
[account] schrijft op 29 januari 2020 om 13:03 uur in de chatgroep [groepschat 2] ‘
[bijnaam account verdachte] zet ze in de groep’. Daarop maakt verdachte iets meer dan een uur later chatgroep [groepschat 3] aan met als eerste bericht: ‘
invite member to a new chat groep’.
Uit de inhoud van de communicatie blijkt dat [medeverdachte] en verdachte op
29 januari 2020 met anderen hebben samengewerkt, waarbij uithalers op
29 januari 2020 zijn afgereisd naar een loods in Verrebroek, deelgemeente Beveren. Daarvoor hebben de uithalers gewacht in een shisha-lounge in de omgeving. Tussen ongeveer 19:15 en 21:45 uur hebben die uithalers, zware werkzaamheden verricht. Daarna zijn zij teruggereisd naar Nederland, waar zij om 23:22 uur zijn aangekomen. Vervolgens heeft, zo kan worden begrepen, op 30 januari 2020 een ontmoeting plaatsgevonden tussen de uithalers, verdachte en [medeverdachte] .
Op 29 januari 2020 om 16:02 uur zegt verdachte ‘
Sideh, zeg je bent bijna bij lounge in groeps’.[account] zegt ‘
Abung’ en bericht in de andere groepschat inderdaad dat zij de lounge naderen. Om 17:28 uur zegt [account] ‘
Wachten op sein’. Om 18:45 uur vraagt [medeverdachte] ‘
Ai wat doen jullie’. [account] zegt ‘
Chillen we chillen yere’en verdachte zegt ‘
ja he even die tijd door komen’. [33]
Op 29 januari 2020 om 19:00 uur zegt verdachte ‘
lees groeps’, ‘nu heb adres’en
‘vertrekken’.Even later zegt verdachte ‘
reageer ook in die groep zodat die man ziet’en
‘loods’. [account] reageert om 19:10 uur ‘
ja hebben we al’, ‘zijn er bijna’en
‘6min’.Dat bericht over die 6 minuten wordt door verdachte weer in de andere groepsapp ( [groepschat 2] ) gedeeld. Verdachte stuurt om 19:14 uur ‘
aankloppen op de poort’en [medeverdachte] om 19:25 uur ‘
werkze boys houd ons op de hoogte’. [34]
[medeverdachte] informeert meermalen naar de voortgang en geeft aanwijzingen in de andere groepschat te kijken, daarin te reageren en beslist dat [account] – aangesproken met capo of sideh – de lading niet open en bloot in de achterbak mag doen. Verdachte geeft [account] de keuze om het gerezen probleem op te lossen voor extra geld en werk de volgende dag.
Zo bericht [medeverdachte] om 20:38 uur ‘
hoe gaat het daar’, ‘capo’, ‘kijk andere groep app’en
‘wil je dat?’Verdachte bericht ‘
Lees, dan kies jkj zelf is wel extra pap’ (jkj zijn de laatste drie letters van zijn eigen Sky-ID) en ‘
en morgen weer djun’. [account] meldt om 20:57 uur ‘
er is geen stash’en
‘dus kan niet’. [medeverdachte] zegt ‘
shit oké’en
‘zeg in groeps’. [account] zegt daarop ‘
anders moet het in de achterbak dats now’.[medeverdachte] zegt
‘nee NIET pier borsoe rijden’en
‘zeg in groeps’. Verdachte beaamt ‘
jaa zeg het in groeps’. Om 20:58 uur bericht [account] ‘
60%’en
‘over de helft nu’. [medeverdachte] vraagt ‘
Houd je het vol?’ en [account] antwoordt ‘
Jag
aat lekker’. Verdachte zegt ‘
jullie zijn echte soldaten’. [medeverdachte] zegt ‘
Reageer even in de groeps capo over die stash auto’. [35]
Om 21:14 uur bericht [account] ‘
70%’. [medeverdachte] reageert met een spierballen-emoticon en ‘
gas gas gas,
dan kunnen jullie lekker terug komen’. Om 21:21 uur stuurt [account] ‘
bijna klaar max 40 min’. [verdachte] zegt ‘
je bent een koulo topper man’en [medeverdachte] zegt ‘
uitstekend werk’en
‘ben trots op jullie’.Verdachte zegt ‘
baar die andere man voor me ben trots’en
‘zit erop boys’. [medeverdachte] zegt ‘
jullie kunnen naar huis bro’. [36]
Omstreeks 21:45 uur is de klus, tot grote tevredenheid van [medeverdachte] en verdachte, geklaard en gaan de uithalers terug naar huis blijkens de berichten van [account] ‘
job donee’en
‘omw home’. Verdachte zegt ‘
SOLDATENN!!’.[medeverdachte] zegt ‘
perfect’, ‘MPP SOLDATEN’en
‘heel veel heel veel strepen erbij’.Verdachte zegt ‘
Jaaa man rn hoe’. [medeverdachte] zegt ‘
Ik stel voor dat we morgen middag meette’. Verdachte stemt in met ‘
ja doen we’. [medeverdachte] blijft vervolgens [account] volgen en informeren ‘
jaa pak jullie rust’, ‘rijd voorzichtig dan komen we morgen bij elkaar’en
‘ben je al over de grens’. [37]
Nadere duiding van de groepschats
Verdachte en [medeverdachte] worden door hun gesprekspartners geïnformeerd over het binnenhalen van de containers; onder meer over het tijdstip van het lossen van de lading – de container – van de boot en over het moment waarop de uithalers naar Antwerpen moeten komen.
De informatie die zij over de invoer ontvangen, geven verdachte en [medeverdachte] op hun beurt door aan de uithalers. Met hen onderhouden verdachte en [medeverdachte] zeer intensief telefonisch chatcontact. Zo worden de uithalers geïnstrueerd over wanneer ze moeten vertrekken uit Amsterdam, de ontmoetingsplaats in Antwerpen en waar de uithaalplek zich bevindt. In de groepschat van de uithalers ( [groepschat 4] ) bevinden zich twee contactpersonen van verdachte en [medeverdachte] van wie zij horen hoe de werkzaamheden in de loods vorderen.
Verdachte en [medeverdachte] volgden de belangrijke momenten (op afstand) live via chatverkeer en hebben zich daarbij op geen enkel moment teruggetrokken. Achteraf vindt er op initiatief van [medeverdachte] een ontmoeting plaats.
De uithalers worden door verdachte en [medeverdachte] daarmee geïnstrueerd over handelingen in de voorbereiding, tijdens, en na de uithaalwerkzaamheden. Er is sprake van een taakverdeling waarbij de rol van verdachte en [medeverdachte] een aansturende en coördinerende was. [medeverdachte] had bovendien een financiële rol, als investeerder in dit cocaïnetransport.
Ook verdachte was op de hoogte van het cocaïnetransport, verdeeld over twee containers. Met verdachte wordt afgesproken dat op 30 januari 2020 in een andere loods de tweede container wordt uitgehaald. Door hem zijn reeds uithalers geregeld. Echter, nog voordat verdachte de uithalers het sein geeft om te vertrekken, volgt het bericht dat ze niet hoeven te komen, waarna blijkt dat een container kwijt is. De reacties van verdachte en [medeverdachte] (of het al officieel is, en dat ze blijven hopen) bevestigen hun (financiële) betrokkenheid bij het tweede deel van de partij cocaïne. Op 31 januari 2020 beschrijft verdachte hun bedrijfsrisico expliciet: de helft van de partij is gered en de andere helft niet. Ook blijkt dan dat verdachte vooraf financiële afspraken heeft gemaakt met de door hen geregelde uithalers.
Verlengde invoer/uitvoer van de cocaïne
Uit de tekst van de definitiebepaling in artikel 1 lid 4 en lid 5 van de Opiumwet blijkt wat onder het invoeren en uitvoeren van verdovende middelen wordt begrepen. Dat is dus niet alleen het binnen en buiten het grondgebied van Nederland brengen van de verdovende middelen zelf, maar ook het verrichten van handelingen die zijn gericht op het verdere vervoer, de opslag, de aflevering, ontvangst of overdracht van verdovende middelen die binnen het grondgebied van Nederland zijn gebracht, de zogenaamde ’verlengde invoer’. Onder uitvoer, het buiten het grondgebied van Nederland brengen, wordt ook begrepen het met bestemming naar het buitenland ten uitvoer aannemen of ten vervoer aanbieden van verdovende middelen; dat is de ’verlengde uitvoer’.
De Hoge Raad heeft in een al wat ouder arrest uitgemaakt dat de in artikel 1 lid 4 voorkomende term ‘op verdere vervoer gerichte handeling’ niet slechts betrekking heeft op handelingen verricht
nadatde middelen feitelijk Nederland zijn binnengebracht. [38] Het arrest had betrekking op een verdachte die een auto had gehuurd voor verder vervoer van hasj binnen Nederland voordat de hasj Nederland binnen was gebracht. De partij hasj is daarna met een schip uit Marokko getransporteerd, in de haven van Stavoren aangekomen en daar in beslag genomen. Met deze handeling heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van invoer van hasj.
In de onderhavige zaak is bij de invoer van de cocaïne gebruik gemaakt van de route waarbij het containerschip de haven van Antwerpen aandoet. De cocaïne is met één containerschip Nederland binnengebracht en vervolgens weer uitgevoerd naar België. De door verdachte en [medeverdachte] aangestuurde uithalers stonden klaar om de cocaïne uit de containers te halen en verder te vervoeren, hetgeen een op het verder vervoer gerichte handeling is. [39] Verdachte en [medeverdachte] hebben de cocaïne niet zelf getransporteerd maar waren betrokken bij de organisatie van het transport. [medeverdachte] was bovendien investeerder in een deel van de partij cocaïne. Een deel van de partij cocaïne werd vanuit de haven van Antwerpen in een container rechtstreeks naar een loods in Verrebroek gebracht. Verdachte en [medeverdachte] stonden voor, tijdens en na de uithaal intensief in contact met de uithalers. Zij waren op de hoogte van de loods in Verrebroek en hebben (samen met anderen) andere personen geïnstrueerd naar de loods te gaan, om daar de cocaïne uit de containers te halen. Uit één container zijn 650 blokken uitgehaald.
Daarnaast wisten verdachte en [medeverdachte] van de tweede container waar de rest van de partij cocaïne in zat, die de volgende dag zou moeten worden uitgehaald. Het opzet van verdachte en [medeverdachte] is gericht op de (verlengde) in- en/of uitvoer van die gehele partij cocaïne die, vanwege risicospreiding, in twee containers is binnengebracht. Beide containers hadden dezelfde bestemming en modus operandi: ophalen in de haven in Antwerpen, vervoeren naar een loods, uithalen en verder vervoeren. Voor de uithaalwerkzaamheden uit de andere container bleken de uithalers kort voor hun vertrek niet meer nodig te zijn, omdat de resterende 712,8 kilogram cocaïne was onderschept door de douane.
In het Kokosnootarrest is bepaald dat handelingen verricht na de inbeslagneming van de cocaïne, niet kunnen strekken tot de invoer of het verdere vervoer en de overdracht van die cocaïne. [40] In dit geval hebben verdachte en [medeverdachte] echter reeds voor de inbeslagneming handelingen verricht en afspraken gemaakt over de (verlengde) in- en/of uitvoer van deze partijen. Verdachte en [medeverdachte] namen actief deel aan gesprekken over de voortgang van het schip, het moment van het lossen van de lading, het stempel op de cocaïne (een tijger), wanneer de uithalers nodig waren, welke vervoermiddelen zij gebruikten, en wanneer de chauffeur met de container vertrok. [medeverdachte] heeft geïnvesteerd in een deel van de gehele partij, zo blijkt uit de chats van zowel [medeverdachte] als verdachte over twee containers (ze kwamen in twee bakken) en de gehalveerde winst, er zijn afspraken gemaakt met de betrokkenen in België, afspraken over en met de uithalers die met auto’s van Amsterdam naar de loods in Antwerpen zouden afreizen. Met de uithalers is gedurende een aantal dagen intensief contact onderhouden over wanneer zij naar Antwerpen moesten vertrekken. Zij worden door [medeverdachte] en verdachte aangestuurd en daarnaast fungeerden verdachte en [medeverdachte] als contactpersoon en verbinding tussen de mensen in België en die in Amsterdam. Op het moment dat duidelijk wordt dat één container kwijt is, worden de uithalers in Amsterdam daarover in kennis gesteld door verdachte en [medeverdachte] .
De gesprekken hebben overduidelijk betrekking op het veiligstellen van de lading en verdere distributie daarvan na aankomst van de containers in Antwerpen. Deze aansturende rol kan niet worden vervuld zonder dat verdachte en [medeverdachte] wetenschap hadden van de aard van de lading (cocaïne), van het feit dat de cocaïne in de containers per schip naar Antwerpen werd vervoerd en om welk schip het ging. Die wetenschap blijkt uit chats waaraan verdachten meededen en die al voor aankomst van het schip in Antwerpen zijn gestart.
Uit het dossier blijkt dat verdachte en [medeverdachte] daarmee voorafgaand aan de inbeslagname van de cocaïne een bijdrage geleverd hebben aan de ruime in- en uitvoer van de cocaïne, nu door hen uitvoeringshandelingen zijn verricht gericht op de ontvangst en het verdere vervoer van de cocaïne. De invoer van de cocaïne in Nederland via Nederlandse binnenwateren en de uitvoer naar Antwerpen is voltooid. Het opzet en de gedragingen van verdachte en [medeverdachte] was daarbij gericht op de verlengde in- en uitvoer. Het feit dat de cocaïne in de tweede container in de ochtend van 30 januari 2020 in beslag genomen is, maakt dit niet anders.
Medeplegen
Dat verdachte en [medeverdachte] niet alleen maar samen met anderen hebben geopereerd is duidelijk. Er is in deze zaak sprake van een rolverdeling tussen de personen die betrokken waren bij het distributieproces rondom de in- en uitvoer van cocaïne: de financier, de opdrachtgever, de vrachtwagenchauffeur, de havenmedewerker en de uithalers. Het is voor de kwalificatie medeplegen niet nodig dat vast komt te staan dat een verdachte weet heeft van de (exacte) gedragingen die later of eerder in het traject door anderen worden verricht.
Uit de chats blijkt steeds van gezamenlijk en op elkaar afgestemd handelen. Het
gezamenlijke doel was het (verlengd) invoeren en uitvoeren van cocaïne in/uit Nederland en België van een partij cocaïne, verdeeld over twee containers. Verdachte en [medeverdachte] hebben nauw en bewust samengewerkt met hun Sky-contacten en de andere betrokkenen, welke samenwerking in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering, waarbij de materiële bijdrage van verdachte en [medeverdachte] van voldoende gewicht is om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen.
4.1.3.5.2 Bewezenverklaring van feiten 1 en 2
De rechtbank acht op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden in de wettige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 27 januari 2020 tot en met 29 januari 2020 in Amsterdam en/of Antwerpen en/of Verrebroek, althans in Nederland en/of België, via de Westerschelde, in elk geval via de Nederlandse wateren, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen en buiten het grondgebied van Nederland en binnen het grondgebied van België heeft gebracht en opzettelijk heeft vervoerd
- 650 blokken cocaïne;
2.
omstreeks de periode van 29 januari 2020 tot en met 30 januari 2020 in Amsterdam en/of Antwerpen, althans in Nederland en/of België, via de Westerschelde, in elk geval via de Nederlandse wateren, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk via de Noordzee en de Westerschelde, binnen en buiten het
grondgebied van Nederland en binnen het grondgebied van België heeft gebracht
- 712,8 kilogram cocaïne.
4.2
Ten aanzien van feit 3 (witwassen)
4.2.1
Standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie vinden dat witwassen door verdachte van het in contanten in zijn woning aangetroffen geldbedrag van 17.000 euro kan worden bewezen. De verklaring van verdachte dat hij 11.000 euro van zijn zus heeft geleend en 6.000 euro heeft gespaard, weerlegt het sterke witwasvermoeden niet. De lening is namelijk niet met stukken onderbouwd en onduidelijk is waar het contante geld vandaan komt.
De officieren van justitie vinden dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van de Audi. Verdachte heeft verklaard dat de Audi is gekocht met geld verkregen door de verkoop van een Volkswagen T-Roc, die [medeverdachte] voor verdachte zou hebben gekocht. Uit de stukken blijkt dat [medeverdachte] de Volkswagen T-Roc heeft betaald. Gelet hierop kan niet worden bewezen dat de Audi is gekocht met geld dat uit misdrijf afkomstig is.
4.2.2
Standpunt van de raadsman
De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van het geldbedrag van 17.000 euro. Verdachte heeft namelijk verklaard dat hij 11.000 euro heeft geleend van zijn zus, welke verklaring wordt ondersteund door verklaringen van de zus en moeder van verdachte. Verder heeft hij verklaard een bedrag van 6.000 euro te hebben gespaard en dat hij dit heeft verkregen uit verschillende bronnen zoals familie, inkomsten uit loondienst en werkzaamheden voor de kledinglijn van [medeverdachte] .
Verdachte moet ook worden vrijgesproken van het witwassen van de Audi, omdat uit zijn verklaring, die is onderbouwd met stukken, volgt dat de Audi met legaal geld is gekocht.
4.2.3
Oordeel van de rechtbank
4.2.3.1 Vrijspraak van witwassen geldbedrag van 11.000 euro en de Audi
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het witwassen van een deel van het geldbedrag dat in zijn woning in contanten is aangetroffen, namelijk van het witwassen van 11.000 euro. Verdachte heeft verklaard dat hij dit geld heeft geleend van zijn zus, ten behoeve van de aanschaf van een nieuwe auto. De politie heeft onderzoek gedaan naar aanleiding van deze verklaring. De zus en moeder van verdachte zijn gehoord. Zij hebben bevestigd dat verdachte 11.000 euro in contanten had geleend van zijn zus, waarvan 8.000 euro afkomstig was van zijn moeder en 3.000 euro van zijn zus. De garagehouder is ook gehoord en heeft bevestigd dat verdachte op het punt stond een nieuwe auto aan te schaffen. De getuigenverklaringen ondersteunen dus de verklaring van verdachte. Met de verklaring van verdachte is het witwasvermoeden dus voldoende weerlegd.
De rechtbank zal verdachte, in overeenstemming met de standpunten van de officieren van justitie en de raadsman, ook vrijspreken van het witwassen van de Audi.
4.2.3.2 Bewezenverklaring van witwassen van geldbedrag van 6.000 euro
Op 25 april 2023 treft de politie in de woning aan de [adres] 17.000 euro aan contant geld aan in een plastic tas in een opbergvak, boven de kledingkast in een slaapkamer. [41]
Verdachte heeft op de zitting van 24 januari 2024 verklaard dat hij 11.000 euro van zijn zus heeft geleend en dat 6.000 euro van hem is. Uit deze verklaring volgt dat verdachte het bedrag van 17.000 euro, voorhanden had op 25 april 2023 in Krommenie.
De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat witwassen van 11.000 euro van het aangetroffen contante geld niet kan worden bewezen. Ten aanzien van de overige 6.000 euro van het aangetroffen contante geld dat verdachte voorhanden heeft gehad, kan witwassen wel worden bewezen.
Op grond van het dossier is niet meteen duidelijk uit welk specifiek misdrijf dit geld afkomstig is. De feiten en omstandigheden in het dossier (met name de omvang van het contante bedrag en de aangetroffen coupures, in combinatie met de vastgestelde betrokkenheid bij drugshandel) zijn zodanig dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen ten aanzien van dit geldbedrag.
Algemeen geldt dat, indien sprake is van een witwasvermoeden, van een verdachte mag worden verlangd dat hij een verklaring geeft waaruit de legale herkomst van het voorwerp blijkt. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Als uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp een legale herkomst heeft, en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van dat voorwerp worden bewezen.
Verdachte heeft tijdens zijn verhoor op 24 mei 2023 verklaard dat hij de 6.000 euro heeft gespaard over de afgelopen twee/drie jaar. Op de zitting van 24 januari 2024 heeft hij verder verklaard dat hij ook de kledinglijn van [medeverdachte] runde en dat hij daarvoor deels zwart en deels wit betaald werd.
Door de politie is, naar aanleiding van de verklaring van verdachte, onderzoek gedaan naar het inkomen van verdachte. Uit de bij de Belastingdienst bekende inkomens- en omzetgegevens van verdachte blijkt dat deze onvoldoende zijn om én van te leven én een bedrag opzij te leggen. [42] Alhoewel verdachte staat ingeschreven op het adres van zijn ouders, lijkt hij samen te wonen en een gezamenlijke huishouding te voeren met zijn partner en hun gezamenlijke kinderen. Daarom is ook onderzoek gedaan naar de financiële situatie van zijn partner. Zij heeft – buiten het saldo op haar bankrekeningen – geen vermogen, verdient onder modaal en ontvangt zorg- en huurtoeslag. [43] Ook als beide inkomens samengenomen worden is het onwaarschijnlijk dat verdachte legaal heeft kunnen sparen.
Het is daarmee onduidelijk op basis van welke legale inkomsten verdachte een bedrag van 6.000 euro heeft kunnen sparen in een periode van twee tot drie jaar. Uit het door de politie verrichte onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de 6.000 euro een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is. De verklaring van verdachte dat hij ook zwart geld ontving van [medeverdachte] , maakt dit niet anders. Voor zover verdachte zwarte inkomsten heeft gehad, geldt namelijk dat vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, kunnen worden aangemerkt als voorwerpen ‘afkomstig uit enig misdrijf’ in de zin van artikel 420bis Sr.
Gelet op het voorgaande kan het witwassen van de 6.000 euro door verdachte worden bewezen.
Bewezenverklaring van feit 3
De rechtbank acht op grond van de hiervoor vermelde feiten en omstandigheden in de wettige bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
3.
op 25 april 2023 in Krommenie een voorwerp, te weten een geldbedrag van 6.000 euro, heeft voorhanden gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.

5.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
Strafeis van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte ter zake van de door hen bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, met aftrek van voorarrest, en een geldboete van € 10.000, -. Ter onderbouwing van hun strafeis hebben de officieren van justitie het volgende aangevoerd.
Wat betreft de ernst van de feiten is van belang dat cocaïne een bedreiging voor de volksgezondheid vormt en dat de grootschalige handel in cocaïne in verband kan worden gebracht met zeer ernstige (gewelds)delicten. Verder gaat van witwassen in zijn algemeenheid een maatschappij-ontwrichtende werking uit. Het vormt een bedreiging voor de legale economie en het tast de integriteit van het financiële economische verkeer ernstig aan.
Verdachte vervulde bij de drugsfeiten de rol van coördinerend contactpersoon die de uithalers aanstuurde. Hij maakte zelf geen vuile handen. Hij liet anderen het vuile werk opknappen. Hij was de rechterhand van [medeverdachte] , die een leidinggevende rol vervulde.
Verdachte is in België veroordeeld voor de invoer van 882 kilogram cocaïne op
27 mei 2019 en het deelnemen aan een criminele organisatie. Op de dag dat hij in die zaak in vrijheid wordt gesteld, komt hij in bezit van een cryptotelefoon waarmee hij de onderhavige feiten heeft gepleegd. Na de aanhouding van verdachte in deze zaak is een telefoon van verdachte onderzocht en er is communicatie over havens, havensteden in Zuid-Amerika en Europa, testcontainers (testbakken), pin switchen en container shipping bedrijven aangetroffen. Het beeld ontstaat dat grootschalige internationale handel in cocaïne een
way of liveis voor verdachte.
Verdachte heeft geen verantwoordelijkheid genomen voor zijn strafrechtelijk handelen. Hij heeft zijn rol kleiner gemaakt dan die daadwerkelijk was.
Tot slot hebben de officieren van justitie zich bij het bepalen van de strafeis rekenschap gegeven van de oriëntatiepunten voor strafoplegging voor de rechtbank en gerechtshoven, de richtlijn van het Openbaar Ministerie en straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
7.2
Standpunt van de raadsman
Voor het geval de rechtbank tot bewezenverklaring van één of meerdere beschuldigingen zou komen, heeft de raadsman het volgende aangevoerd met het oog op de strafoplegging.
De raadsman heeft de rechtbank nadrukkelijk verzocht rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte over zijn eigen rol een verklaring heeft afgelegd en dus verantwoordelijkheid heeft genomen. Ook heeft hij de rechtbank nadrukkelijk verzocht rekening te houden met straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, waarbij hij veel jurisprudentie heeft aangehaald.
Verder heeft hij de rechtbank verzocht rekening te houden met de beperkte rol van verdachte bij de drugsfeiten, de omstandigheid dat het oude feiten betreft en dat verdachte nadien niet meer met de politie in aanraking is gekomen.
De raadsman heeft ook de persoonlijke omstandigheden van verdachte naar voren gebracht. Verdachte heeft een vriendin, jonge kinderen, kan werken na zijn detentie en de reclassering is positief over verdachte. Tijdens zijn detentie gedraagt verdachte zich voorbeeldig.
Een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal geen positieve invloed hebben. Verder is oplegging van een geldboete niet passend gelet op de draagkracht van verdachte.
Concluderend heeft de raadsman de rechtbank primair verzocht verdachte hooguit een gevangenisstraf van drie jaar op te leggen. Subsidiair heeft hij de rechtbank verzocht geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan een gevangenisstraf van vier jaar op te leggen.
7.3
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Wat betreft de ernst van de feiten sluit de rechtbank zich aan bij hetgeen de officieren van justitie hebben aangevoerd. Cocaïne vormt een bedreiging voor de volksgezondheid en de grootschalige handel in cocaïne kan in verband worden gebracht met zeer ernstige (gewelds)delicten en dus de veiligheid in de samenleving. Verder vormt witwassen een bedreiging voor de legale economie en het tast de integriteit van het financiële economische verkeer ernstig aan.
Door zijn betrokkenheid bij de invoer van een grote partij cocaïne en het witwassen van een geldbedrag heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de aantasting van deze maatschappelijke belangen. Door gebruik te maken van corrupte havenmedewerkers, wordt bovendien de integriteit van belangrijke functies in de maatschappij aangetast. Ook heeft verdachte uithalers aangestuurd waardoor hij ook hen betrokken heeft in deze criminele activiteiten en risicovolle wereld.
Verdachte heeft op de zitting van 24 januari 2024 een verklaring afgelegd over de beschuldigingen. Hij heeft ten aanzien van de drugsfeiten zijn betrokkenheid bekend. Volgens verdachte heeft hij de uithalers geregeld om hen daarmee geld te laten verdienen en kwamen zijn bemoeienissen voort uit stoerdoenerij. Hij zou er geen geld voor hebben ontvangen. De rechtbank vindt dat verdachte hiermee slechts gedeeltelijk zijn verantwoordelijkheid heeft genomen voor wat hij heeft gedaan. Hij heeft zijn rol kleiner gemaakt dan die daadwerkelijk was. Dat zijn rol groter was, volgt uit de chats. Verder is verdachte op 12 juni 2020 door de rechtbank in Antwerpen veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf van vier jaar voor drugshandel en het deelnemen aan een criminele organisatie. Die veroordeling ziet op feiten die verdachte heeft gepleegd in juni 2019, dus voor de feiten in deze zaak. Bij zijn aanhouding in deze zaak in april 2023 is een telefoon in de woning van verdachte aangetroffen. Deze telefoon is onderzocht en er is recente communicatie aangetroffen die in verband kan worden gebracht met de internationale handel in drugs. Zo wordt er gesproken over havens in Rotterdam en Colombia, container shipping bedrijven, tassen en testbakken. Uit het voorgaande komt het beeld naar voren dat verdachte zich structureel met drugshandel heeft beziggehouden.
De rechtbank heeft kennisgenomen van hetgeen de raadsman en verdachte over de persoonlijke omstandigheden van verdachte hebben aangevoerd. Hieruit komt naar voren dat verdachte mogelijkheden heeft om een stabiel leven buiten de criminaliteit op te bouwen. Verdachte lijkt hiervoor de capaciteiten te hebben en zijn sociale en werkomgeving zouden de nodige waarborgen kunnen bieden. Dit biedt hopelijk perspectief voor een goede re-integratie na het uitzitten van zijn straf. Op dit moment geven deze persoonlijke omstandigheden van verdachte echter geen aanleiding voor strafmatiging.
De rechtbank heeft rekening gehouden met straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat de 650 blokken (feit 1) minimaal 650 kilogram cocaïne betrof. De rechtbank heeft geconstateerd dat de strafoplegging door de rechtbanken en gerechtshoven voor grootschalige invoer van verdovende middelen uiteenloopt. De rechtbank heeft dan ook niet meer dan een ‘ruime bandbreedte’ kunnen vaststellen waarbinnen in vergelijkbare zaken gestraft wordt. De rechtbank heeft een gevangenisstraf bepaald die daar binnen valt.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van zes jaar passend. De rechtbank wijkt bij de straftoemeting dus naar beneden af van hetgeen door de officieren van justitie is gevorderd. De officieren van justitie hebben gekeken naar vergelijkbare zaken waar relatief hoog is gestraft. De rechtbank heeft ook andere zaken waarin lager werd gestraft (en die door de verdediging naar voren zijn gebracht) in ogenschouw genomen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

8.Beslag

8.1
Inleiding
In het dossier zit een ‘Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijk beslagtitel’, waarop de volgende voorwerpen zijn vermeld:
5. een telefoon, IPhone 11;
6. een telefoon, IPhone 7;
7. een telefoon, Nokia;
8. een telefoon, IPhone 13 Pro;
9. twee sleutels van de Audi;
10. een kentekenbewijs;
11. een elastieken band;
12. 17.000 euro.
In het dossier zit ook een ‘Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met een conservatoir beslagtitel’, waarop de volgende voorwerpen zijn vermeld:
1. 17.000 euro;
2. 970 euro;
3. een armband, Cartier;
4. een personenauto, [kenteken] , Audi.
De rechtbank stelt vast dat op het geldbedrag van 970 euro alleen conservatoir beslag ligt, zodat de rechtbank daarover geen beslissing hoeft te nemen.
De rechtbank stelt verder vast dat op het geldbedrag van 17.000 euro zowel conservatoir beslag als strafrechtelijk beslag ligt. De rechtbank moet (alleen) over het strafrechtelijk beslag een beslissing nemen.
De officieren van justitie hebben op zitting verklaard dat op de armband en de Audi zowel conservatoir beslag als strafrechtelijk beslag ligt, ook al staan die voorwerpen niet op de lijst met strafrechtelijk beslag. De rechtbank zal daar ook van uitgaan en een beslissing nemen ten aanzien van deze voorwerpen.
8.2
Vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie hebben ten aanzien van de voorwerpen 3, 4, 5, 7, 8, 9 en 10 de teruggave aan de beslagene gevorderd.
Ten aanzien van de voorwerpen 6, 11 en 12 (tevens 1) hebben de officieren van justitie de verbeurdverklaring gevorderd.
8.3
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft de rechtbank verzocht ten aanzien van alle voorwerpen tot teruggave aan verdachte te beslissen.
8.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal ten aanzien van de voorwerpen 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10 en 11 tot teruggave aan verdachte beslissen. Ten aanzien van het geldbedrag van 17.000 euro (voorwerp 1, tevens 12) zal de rechtbank beslissen dat 11.000 euro aan verdachte moet worden teruggegeven gelet op de vrijspraak van witwassen van dit bedrag.
De rechtbank zal voorwerp 6 (de Iphone 7) verbeurd verklaren. Ten aanzien van het geldbedrag van 17.000 euro (voorwerp 1, tevens 12) zal de rechtbank beslissen dat 6.000 euro verbeurd moet worden verklaard. Ten aanzien van deze voorwerpen geldt dat ze vatbaar zijn voor verbeurdverklaring en dat met behulp van of met betrekking tot die voorwerpen het bewezen geachte is begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubrieken 4.1.3.5.2 en 4.2.3.2 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
2.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
3.
witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
6 (zes) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd:
  • voorwerp 1, tevens 12: 6.000 euro;
  • voorwerp 6: een telefoon, IPhone 7.
Gelast de teruggave aan verdachte van:
  • voorwerp 1, tevens 12: 11.000 euro;
  • voorwerp 3: een armband, Cartier;
  • voorwerp 4: een personenauto, [kenteken] , Audi.
  • voorwerp 5: een telefoon, IPhone 11;
  • voorwerp 7: een telefoon, Nokia;
  • voorwerp 8: een telefoon, IPhone 13 Pro;
  • voorwerp 9: twee sleutels van de Audi;
  • voorwerp 10: een kentekenbewijs;
  • voorwerp 11: een elastieken band.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en E. Slager, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van
14 februari 2024.

Voetnoten

1.In de hierna volgende voetnoten wordt steeds verwezen naar wettige bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering.
2.Zie rubriek A.5.2, doorgenummerde pagina’s 14 en 15.
3.Zie rubriek A.5.2, doorgenummerde pagina’s 64 t/m 67
4.Zie rubriek A.5.2, doorgenummerde pagina’s 53 en 54
5.Zie rubriek A.5.2, pagina 77.
6.Zie rubriek A.5.2, doorgenummerde pagina’s 68 t/m 71.
7.Zie rubriek A.5.2, pagina 79.
8.Zie rubriek A.5.2, pagina’s 53 en 54.
9.Zie rubriek A.5.2, pagina 79.
10.Zie rubriek A.5.2, pagina 54.
11.Zie rubriek A.5.2, pagina 54.
12.Zie rubriek A.5.2, pagina’s 54 en 77.
13.Zie rubriek A.5.2, pag. 79.
14.Zie rubriek A.5.1, pagina 92 voor het bericht en rubriek A.5.1, pagina 94 voor de foto.
15.Zie rubriek A.5.1, pagina’s 91 tot en met 112 (alle weergegeven berichten zijn redengevend).
16.Zie rubriek A.5.1, pagina’s 92 en 96.
17.Zie rubriek A.5.1 pagina 93 (groepschat) en rubriek A.5.2, pagina’s 17 en 18, met op pagina 18 een in de groepschat gedeelde foto van de zakken met zout.
18.Zie rubriek A.5.1, pagina’s 26 tot en met 41 en 128 tot en met 131.
19.ECLI:NL:HR:1998:ZD0975, rov. 5.3, NJ 1998/515.
20.Zie ook rubriek A.5.1, pagina 72 voor de deelnemers aan groepschat [groepschat 2] en rubriek A.5.1, pagina 81 voor de deelnemers aan groepschat [groepschat 3] .
21.De hier weergegeven onderdelen van de verklaring van verdachte zijn redengevend.
22.Zie rubriek A.5.1, pagina 72 voor de deelnemers aan groepschat [groepschat 2] , rubriek A.5.1, pagina 81 voor de deelnemers aan groepschat [groepschat 3] en rubriek A.5.1, pagina 91 voor de deelnemers aan groepschat [groepschat 1]
23.Zie rubriek A.5.1, pagina 72.
24.Zie rubriek A.5.1, pagina 73.
25.Zie rubriek A.5.1, pagina 73.
26.Zie rubriek A.5.1, pagina’s 73 en 74.
27.Zie rubriek A.5.1, pagina 74.
28.Zie rubriek A.5.1, pagina’s 75 en 76.
29.Zie rubriek A.5.1, pagina’s 76 en 77.
30.Dit bericht van [account] is niet weergegeven in het proces-verbaal in rubriek A.5.1. De volledige chat is apart aan het dossier toegevoegd.
31.Zie rubriek A.5.1, pagina’s 77 en 78.
32.Zie rubriek A.5.1, pagina 78.
33.Zie rubriek A.5.1, pagina 82.
34.Zie rubriek A.5.1, pagina 83.
35.Zie rubriek A.5.1, pagina’s 83 en 84.
36.Zie rubriek A.5.1, pagina 84.
37.Zie rubriek A.5.1, pagina 85.
39.ECLI:NL:HR:2006:AY9575 en HR 2 juni 1992, NJ 1992/774.
40.ECLI:NL:HR:1998:ZD0975, rov 5.3, NJ 1998/515.
41.Zie rubriek A10, pagina’s 1 en 2.
42.Zie rubriek A11, pagina 63 e.v.
43.Zie rubriek A11, pagina’s 64 en 65.