3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de overlevering geweigerd dient te worden. Subsidiair dienen aanvullende vragen gesteld te worden.
Met betrekking tot de verzamelprocedure doen zich geen problemen voor.
Bij procedure 1 is het hoger beroep de relevante procedure in het kader van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon herinnert zich niet dat hij in persoon is opgeroepen. Het is bekend dat de Poolse autoriteiten vaker verklaren dat iemand in persoon is opgeroepen terwijl dat niet het geval was. Het is verder niet duidelijk of de advocaat daadwerkelijk ter zitting is verschenen en of deze gemachtigd was.
Bij procedure 2 is de advocaat van de opgeëiste persoon wel verschenen op de zitting in hoger beroep. Hoewel de opgeëiste persoon heeft verklaard dat het een gekozen advocaat was, weet hij niet zeker of het een toegevoegd of gekozen advocaat was. Indien de advocaat gemachtigd was om gedurende het hoger beroep de verdediging te voeren voor de opgeëiste persoon, zouden zijn verdedigingsrechten niet geschonden zijn.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan.
Over de verzamelprocedure heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zijn gemachtigd advocaat om een verzamelvonnis heeft gevraagd en hem ter zitting heeft vertegenwoordigd.
Ten aanzien van procedure 1 blijkt dat de door de opgeëiste persoon gemachtigde advocaat het hoger beroep (met kenmerk II AKa 153/18) heeft ingesteld en dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard. Subsidiair, gelet op het standpunt van de verdediging dat de Poolse autoriteiten ten onrechte zouden hebben aangekruist dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard, kan worden afgezien van toepassing van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon heeft namelijk een adresinstructie ontvangen die zich ook uitstrekte tot het hoger beroep.
Ten aanzien van procedure 2 is het hoger beroep (met kenmerk IX Ka 1735/19) door de gemachtigd advocaat ingesteld. Hoewel de opgeëiste persoon niet is verschenen kan worden afgezien van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW omdat de opgeëiste persoon kennelijk op de hoogte was van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep. Hij heeft stilzwijgend dan wel uitdrukkelijk afstand gedaan van zijn verdedigingsrechten.
Ten aanzien van de verzamelprocedure
In onderdeel d) van het EAB is aangekruist dat de opgeëiste persoon op 6 oktober 2021 in persoon is gedagvaard voor de verzamelprocedure en daarbij is geïnformeerd dat een beslissing genomen kan worden in zijn afwezigheid. In de aanvullende informatie van 9 oktober 2024 is bevestigd dat deze informatie op de verzamelprocedure ziet. Hiermee is sprake van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub a, OLW en is de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet van toepassing op deze procedure.
Ten aanzien van procedure 1
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan.Uit de aanvullende informatie blijkt dat
the Court of Appeal in Krakówop 27 januari 2020 arrest heeft gewezen (met kenmerk II AKa 153/18). De rechtbank zal dan ook de procedure die heeft geleid tot dit arrest toetsen aan de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW.
Uit de aanvullende informatie van 5 november 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon op 31 mei 2019 in persoon is gedagvaard voor de procedure in hoger beroep en dat hij daarbij is geïnformeerd dat een beslissing genomen kan worden in zijn afwezigheid. Hiermee is sprake van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub a, OLW en is de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet van toepassing op deze procedure.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aanvullende vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Ten aanzien van procedure 2
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan.Uit de aanvullende informatie van 9 oktober 2024 blijkt dat
the Regional Court in Kielceop 18 juli 2020 arrest heeft gewezen (met kenmerk IX Ka 1735/19). De rechtbank zal dan ook de procedure die heeft geleid tot dit arrest toetsen aan de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van 8 oktober 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon gedurende de procedure in eerste aanleg in voorlopige hechtenis zat, dat hij aanwezig was bij de zitting in eerste aanleg van 10 juli 2019 en dat hij werd bijgestaan door een zelf gekozen advocaat. Uit de aanvullende informatie van 9 oktober 2024 blijkt dat de gekozen advocaat van de opgeëiste persoon hoger beroep heeft ingesteld. Dit heeft de opgeëiste persoon ter zitting bevestigd. Verder heeft de opgeëiste persoon ter zitting verklaard dat die advocaat door hem gemachtigd was om hoger beroep in te stellen.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure in hoger beroep en zich niet of onvoldoende (via zijn gekozen advocaat) heeft geïnformeerd over het verdere verloop van die procedure. De rechtbank is van oordeel dat de opgeëiste persoon daarmee stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces. Overlevering leidt daarom niet tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.
De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om aanvullende vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.