ECLI:NL:RBAMS:2024:731

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 januari 2024
Publicatiedatum
12 februari 2024
Zaaknummer
13/276937-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met drugshandel en witwassen

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 26 januari 2024 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor verschillende strafbare feiten, waaronder drugshandel en witwassen. De officier van justitie had gevorderd het wederrechtelijk verkregen voordeel van de veroordeelde vast te stellen op € 80.770,73, gebaseerd op een rapport van 26 mei 2021 dat het wederrechtelijk voordeel berekende over de periode van 1 januari 2018 tot en met 3 november 2020. De rechtbank heeft het rapport als uitgangspunt genomen en de bedragen voor de eenvoudige kasopstelling en feitberekening vastgesteld. De verdediging stelde dat het wederrechtelijk voordeel lager was, maar de rechtbank oordeelde dat de waarde van de verbeurdverklaarde auto niet in mindering kon worden gebracht op de betalingsverplichting, omdat de verbeurdverklaring nog niet onherroepelijk was. Uiteindelijk heeft de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 79.270,73 en de veroordeelde verplicht tot betaling aan de Staat. De rechtbank heeft de wettelijke grondslag voor de maatregel gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/276937-20 (ontneming)
Datum uitspraak: 26 januari 2024
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, op vordering van de officier van justitie als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak, behorende bij de strafzaak met parketnummer 13/276937-20, tegen:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende op het adres [adres],
hierna: veroordeelde.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie, mr. A. Kerkhoff, en van wat de officier van justitie en van wat de gemachtigde raadsvrouw van veroordeelde, mr. W.E.R. Geurts, voorafgaand en tijdens het onderzoek op de terechtzitting van 12 januari 2024 naar voren hebben gebracht.

2.De vordering

De officier van justitie heeft bij vordering van 3 januari 2024 de rechtbank gevorderd het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel en aan de staat te betalen bedrag vast te stellen op € 101.065,-. Op de zitting heeft de officier van justitie de vordering verlaagd tot € 80.770,73.

3.Grondslag van de vordering

Veroordeelde is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 februari 2023 veroordeeld voor de volgende strafbare feiten: [1]
Feit 1
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen;
Feit 3
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 4
witwassen.
Tegen het vonnis is hoger beroep ingesteld.
In het rapport wederrechtelijk verkregen voordeel (hierna: rapport) van 26 mei 2021 is het wederrechtelijk voordeel van veroordeelde berekend over de periode 1 januari 2018 tot en met 3 november 2020. [2] Over de periode 1 januari 2018 tot 3 november 2020 is het wederrechtelijk voordeel geschat op € 91.465,-, gebaseerd op een eenvoudige kasopstelling. In die periode is berekend hoeveel contant geld veroordeelde voorhanden heeft gehad en welk deel daarvan kan worden verklaard uit legale inkomsten. Het contante geld dat daardoor niet kan worden verklaard, wordt als wederrechtelijk verkregen voordeel aangemerkt. Over de periode 22 maart 2020 tot en met 13 juni 2020 is het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 9.600,-, gebaseerd op een feitberekening. Over deze periode is Encrochat-communicatie van veroordeelde beschikbaar waaruit is af te leiden hoeveel opbrengsten zij heeft verkregen uit de handel in verdovende middelen.

4.Het wederrechtelijk verkregen voordeel

4.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich in haar conclusie van antwoord op het standpunt gesteld dat het totaal aan wederrechtelijk voordeel uitkomt op een bedrag van € 66.270,73, waarvan € 63.374,23 volgt uit de eenvoudige kasopstelling en € 2.896,50 uit de feitberekening.
Eenvoudige kasopstelling
De raadsvrouw heeft bepleit dat de periode van 1 januari 2019 tot en met 1 september 2020 buiten beschouwing moet worden gelaten. Uit het vonnis van 16 februari 2023 blijkt dat [persoon] heeft verklaard in deze periode een relatie met veroordeelde te hebben gehad en dat hij haar gemiddeld € 1.500,- per maand overhandigde. Dit betekent dat de eenvoudige kasopstelling uitsluitend over het jaar 2018 moet worden berekend. Hiervan uitgaande is de raadsvrouw tot de volgende bedragen gekomen.
Het bedrag aan contante stortingen bedraagt € 15.330,-. Het bedrag van de aangetroffen facturen bedraagt € 141,80 en het totaalbedrag van de verstrekte facturen van Louis Vuitton, Chanel en de Bijenkorf bedraagt € 3.684,95. Voor de factuur van Cartier van € 1.040,- geldt dat deze voor een deel met een creditcard is betaald terwijl veroordeelde geen creditcard op haar naam heeft staan. Deze uitgave kan daarom niet aan haar worden toegerekend. Het bedrag aan moneytransfers is € 1.726,-. De berekening van de uitgaven van levensmiddelen komt neer op een bedrag van € 2.940,48. Tot slot dient de aanschaf van de auto Mercedes Benz (kenteken [kenteken]) niet te worden meegenomen in de berekening. Deze auto is aangekocht in juli 2019 en valt daarom buiten de periode van de eenvoudige kasopstelling. Met de niet betwiste aanschaf van een ander voertuig ter hoogte van € 41.113,- komt de verdediging op een totaalbedrag van € 64.936,23 aan contante uitgaven in 2018.
Het bedrag van € 200,- aan eindsaldo contant geld, is aangetroffen bij de doorzoeking van de woning van veroordeelde op 3 november 2020. Deze datum ligt buiten de periode van de eenvoudige kasopstelling en daarom moet worden uitgegaan van een eindsaldo contant geld van € 0,-.
De legale inkomen, inclusief beginsaldo, bedroeg € 1.562,-. Het wederrechtelijk verkregen voordeel over 2018 is derhalve € 63.374,23 (€ 64.936,23 -/- € 1.562,-).
Feitberekening
De raadsvrouw heeft bepleit dat het wederrechtelijk voordeel gebaseerd op de feitberekening moet worden aangepast naar een bedrag van € 2.896,50 (€ 4.396,50 -/- € 1.500,-). In het rapport wordt van andere hoeveelheden verdovende middelen uitgegaan dan door de rechtbank bewezen zijn verklaard. Daarnaast is er geen geld verdiend met de verkoop van cafeïne aangezien uit de chatgesprekken volgt dat veroordeelde aan die verkoop niets heeft verdiend.. De raadsvrouw komt tot de volgende bedragen:
7 kg cocaïne
x
€ 375,-
= € 2.625,-
26,93 kg wiet
x
€ 50,-
= € 1.346,50
5 kg supermix
x
€ 85,-
= € 425,-
totaal
= € 4.396,50,-
Van het bedrag van € 4.396,50 dient € 1.500,- in mindering te worden gebracht voor de kosten van de cryptotelefoon.
Totaal dient het bedrag van wederrechtelijk voordeel te zijn € 66.270,73 (€ 63.374,23 +/+ € 2.896,50).
4.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is ten aanzien van de eenvoudige kasopstelling meegegaan in het standpunt van de verdediging voor wat betreft de posten contante stortingen, aangetroffen facturen, verstrekte facturen, verzonden moneytransfers en uitgaven voor levensmiddelen. De uitgaven voor de beide voertuigen dienen wel meegenomen te worden omdat de aanschaf hiervan binnen de onderzoeksperiode valt. Vaststaat dat de auto’s niet door [persoon] zijn betaald en het betreffen dan ook uitgaven die in de onderzoeksperiode door veroordeelde contant zijn gedaan. De berekening van het wederrechtelijke voordeel gebaseerd op de eenvoudige kasopstelling dient daarom als volgt te worden aangepast:
contant gestort
€ 15.330,-
aangetroffen facturen
€ 141,80
verstrekte facturen
€ 3.684,95
aanschaf voertuig
€ 54.113,-
verzonden moneytransfers
€ 1.726,-
levensmiddelen
€ 2.940,48
totaal
€ 77.936,23
Het wederrechtelijk verkregen voordeel gebaseerd op de eenvoudige kasopstelling is derhalve € 76.374,23 (€ 77.936,23 -/- € 1.562,-).
Voor de feitenberekening is de officier van justitie meegegaan in het standpunt van de verdediging voor wat betreft het bedrag van € 4.396,50 aan opbrengsten uit de handel in verdovende middelen.
Voor wat betreft de cryptotelefoon heeft zij zich op het standpunt gesteld dat deze niet voor aftrek in aanmerking komt. Niet vaststaat wanneer de telefoon door veroordeelde is aangeschaft omdat geen bon is overgelegd, en evenmin dat de telefoon alleen is gebruikt voor het plegen van strafbare feiten.
Totaal dient het bedrag aan wederrechtelijk verkregen voordeel te worden vastgesteld op € 80.770,73 (€ 76.374,23 +/+ € 4.396,50).
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank neemt het rapport als uitgangpunt en is van oordeel dat dit rapport voldoende is onderbouwd.
Ten aanzien van de eenvoudige kasopstelling
De rechtbank stelt overeenkomstig het standpunt van de raadsvrouw en de officier van justitie de volgende bedragen vast: contant gestort € 15.330,-, aangetroffen facturen € 141,80, verstrekte facturen € 3.684,95, moneytransfers € 1.726,- en levensmiddelen € 2.940,48.
Over de Mercedes Benz met kenteken [kenteken] overweegt de rechtbank het volgende. Het vonnis vermeldt dat niet aannemelijk is geworden dat [persoon] geld voor de aanschaf van de Mercedes aan veroordeelde heeft gegeven omdat geen contante geldopnames daartoe op zijn bankrekening te zien zijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de aanschaf van de Mercedes Benz in juli 2019 dient te worden meegenomen in de berekening.
De rechtbank stelt op grond van de eenvoudige kasopstelling de volgende bedragen vast:
begin saldo contant geld
€ 100,-
+/+
legale contante ontvangsten incl. bankopnamen
€ 1.462,-
totaal beschikbaar aan herleidbare contanten voor uitgaven
€ 1.562
-/-
werkelijk contante uitgaven incl. bankstortingen
€ 77.936,23
verschil (wederrechtelijk verkregen voordeel)
€ 76.374,23
Ten aanzien van de feitberekening
De rechtbank is van oordeel, overeenkomstig het standpunt van de raadsvrouw en de officier van justitie, dat op basis van de feitberekening de opbrengst uit de handel in verdovende middelen € 4.396,50 betreft.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de kosten van € 1.500,- voor de telefoon hierop in mindering moeten worden gebracht. Veroordeelde heeft de cryptotelefoon gebruikt voor de handel in verdovende middelen en het is aannemelijk dat zij de cryptotelefoon hiervoor heeft gekocht. Dat niet vaststaat wanneer de telefoon is gekocht en dat zij de telefoon mogelijk ook voor niet criminele contacten heeft gebruikt maakt dit oordeel niet anders.
De rechtbank stelt op basis van de feitberekening een bedrag van € 2.896,50 (€ 4.396,50,- -/- € 1.500,-) aan wederrechtelijk verkregen voordeel vast.
Totaal wederrechtelijke verkregen voordeel
Totaal bedraagt het wederrechtelijk verkregen voordeel € 79.270,73 (€ 76.374,23 + € 2.896,50).

5.De verplichting tot betaling

De raadsvrouw heeft onder verwijzing naar ECLI:NL:HR:2019:45 bepleit dat de waarde van de verbeurdverklaarde Mercedes Benz (kenteken [kenteken]), te weten € 27.000,- in mindering dient te worden gebracht op de op te leggen betalingsverplichting.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de waarde van de betreffende auto niet in mindering dient te worden gebracht op de betalingsverplichting. Indien in hoger beroep de auto eveneens verbeurd wordt verklaard of het vonnis van de rechtbank op dat onderdeel wordt bekrachtigd kan veroordeelde een aparte procedure hiervoor aanhangig maken.
De rechtbank is van oordeel dat de waarde van de verbeurdverklaarde Mercedes Benz (kenteken [kenteken]) niet in mindering dient te worden gebracht op de betalingsverplichting. Het vonnis waarbij de auto verbeurd is verklaard is op het moment van deze uitspraak nog niet onherroepelijk. Pas bij een onherroepelijke einduitspraak biedt de auto een definitieve verhaalsmogelijkheid. Dit vormt voor de rechtbank aanleiding om bij de oplegging van de betalingsverplichting geen rekening te houden met de verbeurdverklaring van de auto.
De rechtbank bepaalt het te ontnemen bedrag op € 79.270,73.Er zijn geen omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat veroordeelde niet aan deze betalingsverplichting kan voldoen. Daarom veroordeelt de rechtbank veroordeelde tot betaling van dit bedrag aan de Staat.

6.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

7.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Stelt vast als wederrechtelijk verkregen voordeel een bedrag van
€ 79.270,73.
Legt op aan
[veroordeelde]de verplichting tot betaling van
€ 79.270,73(negenenzeventigduizend tweehonderdzeventig euro en drieënzeventig eurocent euro) aan de Staat.
Bepaalt de duur van de gijzeling die ten hoogste door de officier van justitie kan worden gevorderd op 1.080 (duizendtachtig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.B.W. Beekman, voorzitter,
mrs. E. Slager en M.H. van Haeften, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Madiol, griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 26 januari 2024.

Voetnoten

1.Vonnis van de rechtbank Amsterdam van 16 februari 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:808.
2.Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling en feitberekening, inclusief bijlagen, met documentcode 14261391 van 26 mei 2021, opgemaakt door verbalisant T-341.