ECLI:NL:RBAMS:2023:808

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
13/276937-20 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in cocaïne, wiet en versnijdingsmiddelen, en witwassen

Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van de handel in drugs en witwassen. De verdachte werd ervan beschuldigd in de periode van 2 april 2020 tot en met 26 mei 2020 betrokken te zijn geweest bij de verkoop van ongeveer 7 kilogram cocaïne en 26,9 kilogram wiet, evenals het voorbereiden van de handel in heroïne en/of cocaïne door het kopen en verkopen van versnijdingsmiddelen. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van witwassen van een Mercedes en contante bedragen van meer dan € 32.000.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gebruik maakte van een Encrochat-account en dat er voldoende bewijs was voor haar betrokkenheid bij de drugshandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte als tussenpersoon optrad en een actieve rol speelde in de drugshandel. De rechtbank achtte de tenlastegelegde feiten bewezen, met uitzondering van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waar de verdachte van werd vrijgesproken.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de impact op de samenleving en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar rol als alleenstaande ouder van twee kinderen. De rechtbank verklaarde ook dat de Mercedes verbeurd werd verklaard, terwijl andere in beslag genomen goederen aan de verdachte werden teruggegeven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/276937-20 (Promis)
Datum uitspraak: 16 februari 2023
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Kerkhoff en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. W.E.R. Geurts naar voren hebben gebracht.

2.Inleiding

Op 4 juni 2020 krijgt de politie een melding vanuit het Team Criminele Inlichtingen (hierna: TCI) dat de gebruiker van de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer] zich bezighoudt met handel in cocaïne. Naar aanleiding van deze melding is onderzoek Denali gestart. Voornoemd IMEI-nummer komt naar voren in onderzoek 26Lemont, waarin onderzoek wordt gedaan naar onder meer de onbekende gebruikers van cryptocommunicatie via de aanbieder Encrochat die zich schuldig zouden maken aan diverse vormen van georganiseerde criminaliteit. Bij dit IMEI-nummer zou het e-mailadres [account/gebruiker] @encrochat.com horen. Informatie uit onderzoek 26Lemont is gevoegd in onderzoek Denali. De politie verdenkt verdachte ervan dat zij de gebruiker is van deze telefoon en het e-mailadres [account/gebruiker] @encrochat.com en stelt dat uit de daarmee verstuurde Encrochat-berichten blijkt dat zij zich bezig heeft gehouden met de handel in cocaïne, wiet, hasj en versnijdingsmiddelen. Uit onderzoek zou verder naar voren komen dat verdachte contante stortingen zou hebben gedaan en een dure personenauto en veel luxegoederen in haar bezit had. Dit kan volgens de politie niet worden verklaard op basis van de legale inkomsten van verdachte en verdachte zou die geldbedragen en die goederen dan ook hebben witgewassen.

3.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging ter terechtzitting, kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan het
in de periode van 2 april 2020 tot en met 13 juni 2020 op verschillende plaatsen in Nederland (medeplegen van)
1. opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren althans het aanwezig hebben van 9 kilogram cocaïne;
2. voorbereiden van het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, invoeren en/of uitvoeren van heroïne of cocaïne, door kort gezegd 53 kilogram aan verschillende versnijdingsmiddelen te kopen en te verkopen;
3. opzettelijk verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren althans het aanwezig hebben van 153,73 kilogram wiet en/of 5 kilogram hasj en
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 3 november 2020 te Amsterdam, althans in Nederland (medeplegen van)
4. (eenvoudig) witwassen van ongeveer € 32.055,00, een auto, horloges, diverse andere sieraden, diverse merkkleding en andere merkgoederen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis.

4.Geldigheid van de dagvaarding

4.1.
Verweer van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastelegging ten aanzien van feit 4 partieel nietig is. In de tenlastelegging is namelijk opgenomen dat verdachte, samen met anderen, onder andere zou hebben witgewassen:
“- Diverse exclusieve merkkleding en/of merkschoenen en/of merktassen en/of
- Diverse sieraden”.
De verdediging stelt dat dit onvoldoende feitelijk en geconcretiseerd is. Er is een groot aantal goederen in beslag genomen en in de tenlastelegging is niet verwezen naar bijvoorbeeld een merk of een goednummer. Daarom kan niet worden vastgesteld op welke goederen dit onderdeel van de tenlastelegging betrekking heeft en is aldus niet voldaan aan de vereisten van artikel 261 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv).
4.2.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding geldig is. De tekst van de tenlastelegging is voldoende specifiek en op basis van het dossier en in het bijzonder de voor de inhoudelijke behandeling opgemaakte beslaglijst moet voor verdachte duidelijk zijn geweest waartegen zij zich moest verdedigen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart de dagvaarding nietig met betrekking tot de onderdelen:
“- Diverse exclusieve merkschoenen (acht schoenen van het merk Louboutin) en/of
- Diverse exclusieve merkkleding en/of merkschoenen en/of merktassen en/of
- Diverse sieraden”
in feit 4 van de tenlastelegging.
Op basis van de tenlastelegging, in samenhang bezien met het dossier, is onvoldoende duidelijk op welke goederen wordt gedoeld in deze onderdelen van de tenlastelegging. De officier van justitie heeft eerst ter terechtzitting naar voren gebracht dat het gaat om de goederen op de beslaglijst toen de rechtbank daar naar vroeg. De rechtbank is van oordeel dat de verwijzing naar de beslaglijst niet afdoende is. Op basis van de beslaglijst kan namelijk niet voldoende specifiek worden afgeleid om welke goederen het gaat, omdat de goederen op de beslaglijst algemeen zijn omschreven en op basis van het dossier onvoldoende duidelijk is welke goederen in de woning van verdachte in beslag zijn genomen. Ten aanzien van de in de tenlastelegging meer specifiek aangeduide acht schoenen van het merk Louboutin geldt dat er meer dan acht (paar) schoenen van dit merk in de beslaglijst zijn opgenomen. Welke schoenen specifiek bedoeld worden, blijkt dan ook niet uit de tenlastelegging, het dossier en/of de beslaglijst. Al met al oordeelt de rechtbank dat voornoemde onderdelen van de tenlastelegging niet voldoen aan de eisen van artikel 261 Sv.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte de gebruiker is geweest van de telefoon met het IMEI-nummer [IMEI-nummer] , en dat zij degene is die gebruikmaakte van het Encrochat-account [account/gebruiker] @encrochat.com. Verdachte heeft blijkens de Encrochat-berichten in het dossier opgetreden als tussenpersoon bij de verkoop van 7 kilogram cocaïne (feit 1) en 74 kilogram wiet en/of hasj (feit 3). Daarnaast heeft zij als tussenpersoon opgetreden bij de verkoop van 5 kilogram supermix en 30 kilogram cafeïne, bestemd voor het versnijden van heroïne en/of cocaïne. Daarmee heeft zij zich heeft schuldig gemaakt aan het voorbereiden van het bewerken van deze drugs (feit 2). Verdachte heeft de hiervoor genoemde feiten medegepleegd. De verkoop van meer cocaïne, versnijdingsmiddelen en wiet/hasj kan niet worden bewezen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van de verkoop van 2 kilogram cocaïne op 5 april 2020, van 18 kilogram tetra en van 85 kilogram wiet.
Tot slot kan worden vastgesteld dat verdachte veel contante stortingen heeft gedaan en luxegoederen in haar bezit had, terwijl uit onderzoek blijkt dat het legale inkomen van verdachte niet hoog genoeg was om dit te kunnen bekostigen. De verklaring die verdachte hiervoor heeft gegeven, is niet aannemelijk. Al met al kan ook het witwassen van verschillende geldbedragen, een auto en twee Rolex-horloges worden bewezen (feit 4).
5.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde. Ten aanzien van feit 1, 2 en 3 geldt dat er niet voldoende (steun)bewijs is dat verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd.
Dit zou namelijk alleen volgen uit Encrochat-berichten. Mocht de rechtbank de betrokkenheid van verdachte wel vaststellen op basis van het dossier, dan kan verdachte niet als medepleger worden aangemerkt. Het enige dat verdachte gedaan zou hebben, is het verschaffen van inlichtingen. Zij had zelf niet de beschikking over verdovende middelen en had geen zeggenschap over bijvoorbeeld de prijs die daarvoor betaald werd. Verdachte zou daarom enkel als medeplichtige kunnen worden aangemerkt en dat is niet ten laste gelegd. Daarnaast kunnen uit het dossier niet alle in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden wiet/hasj worden opgemaakt en is sprake van een dubbeltelling. Verdachte dient daarom te worden vrijgesproken van de verkoop van 5 kilogram hasj en 85 en 74 kilogram wiet (feit 3). Dat verdachte de in de tenlastelegging ten aanzien van feit 2 genoemde voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, kan evenmin worden bewezen.
Ten aanzien van feit 4 kan niet worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging genoemde gelden en goederen van misdrijf afkomstig zijn. Verdachte heeft verklaard dat zij veel geld en luxe goederen heeft gekregen van verschillende mannen, hetgeen wordt bevestigd door haar ex-vriend [ex-vriend van verdachte] en getuige [getuige] . Daarom kan ook feit 4 niet worden bewezen.
Als de rechtbank niet tot integrale vrijspraak komt, verzoekt de verdediging de rechtbank om de zaak aan te houden teneinde de beantwoording van prejudiciële vragen door de Hoge Raad af te wachten. Deze vragen zijn gesteld in het kader van de rechtmatigheid van Encrochat-bewijs en zijn daarom ook van belang voor de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv in deze zaak.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten bewezen op basis van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen. De rechtbank is echter van oordeel dat een aantal onderdelen van de tenlastelegging niet kunnen worden bewezen. Ten aanzien van die onderdelen zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
5.3.1.
Feiten 1, 2 en 3 – cocaïne, versnijdingsmiddelen en hasj/wiet
Encrochat-account [account/gebruiker]
Door middel van een IMSI-scan is de telefoon met IMEI-nummer [IMEI-nummer] gelokaliseerd, waaraan het Encrochat-account [account/gebruiker] @encrochat.com met gebruikersnaam [account/gebruiker] gekoppeld is. Uit een observatie blijkt dat verdachte op dezelfde plaatsen aanwezig is als waar deze telefoon wordt gelokaliseerd. De telefoon wordt gelokaliseerd zowel wanneer verdachte in gezelschap van anderen is, als wanneer zij alleen is. De rechtbank merkt hierbij op dat in het bedoelde proces-verbaal van observatie wordt beschreven dat verdachte in een auto stapt, die afwisselend met het kenteken [kenteken 1] en [kenteken 2] wordt aangemerkt. De rechtbank is van oordeel dat het gezien de rest van de inhoud van het proces-verbaal niet anders kan dan dat hiermee dezelfde auto wordt bedoeld. Dit kan daarom worden aangemerkt als een kennelijke verschrijving.
Verder volgt ook uit de inhoud van de chats dat verdachte gebruiker [account/gebruiker] is. Zo wordt de gebruiker van het account [account/gebruiker] op 4 april gevraagd naar “die kleine man” van haar. Hierop antwoordt [account/gebruiker] : “was pas jarig”. Uit het dossier blijkt dat verdachte een zoon heeft die op [geboortedag 2] jarig is. Daarnaast zegt [account/gebruiker] in hetzelfde gesprek dat haar adres “ [adres 1] ” is, maar zegt zij daarna dat dit niet haar huisnummer is, maar wel dezelfde flat. Uit het dossier blijkt dat verdachte woont op [BRP-adres] . Tot slot is op 6 oktober 2020 vanaf de telefoon met telefoonnummer [telefoonnummer] een sms verstuurd met als inhoud “ [account/gebruiker] ” en verdachte heeft verklaard dat zij degene is die gebruikmaakt van dit telefoonnummer. Op basis van al het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, stelt de rechtbank vast dat verdachte de gebruiker was van het Encrochat-account [account/gebruiker] @encrochat.com.
Betrokkenheid verdachte bij verschillende hoeveelheden
Hierna zal uiteengezet worden ten aanzien van welke hoeveelheden cocaïne, versnijdingsmiddelen en wiet/hasj kan worden vastgesteld dat deze daadwerkelijk zijn verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd (kort gezegd: verkocht en afgeleverd). Indien dit niet met voldoende zekerheid kan worden opgemaakt uit de Encrochat berichten, zal verdachte van die onderdelen worden vrijgesproken. Indien dit wel uit deze berichten volgt, zal worden beoordeeld of verdachte hierbij betrokken is geweest en, zo ja, hoe de rechtbank deze betrokkenheid kwalificeert.
Partiële vrijspraken
2 april 2020 – 16 kilogram wiet en 5 kilogram hasj
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat er omstreeks 2 april 2020 16 kilogram wiet en/of 5 kilogram hasj is verkocht en geleverd. Uit de chats blijkt dat door [account/gebruiker] wel met anderen wordt gesproken over wiet, over 16 stuks en over een prijs daarvoor, maar uit de chats blijkt niet dat deze wiet daadwerkelijk is geleverd. Verder leidt de rechtbank uit de chats wel af dat gesproken is over een hoeveelheid hasj door de uitlating “incl 5 assie”. Het is een feit van algemene bekendheid dat met assie hasj wordt bedoeld. Maar dat is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om vast te stellen dat het om een hoeveelheid van 5 kilogram gaat. Uit de context van de chats kan worden opgemaakt dat de 5 assie bestemd zijn als beloning voor de chauffeur die daarnaast ook € 500 betaald krijgt. In dat verband lijkt 5 kilo hasj niet in verhouding te staan met de geldelijke betaling voor zijn diensten en daarom kan niet worden uitgesloten dat er met “5 assies” op een andere hoeveelheid wordt geduid.
Bovendien geldt ook ten aanzien hiervan dat uit de chats niet blijkt dat die hasj aan de chauffeur geleverd is. Al met al kan niet worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging genoemde handelingen zijn gepleegd met betrekking tot deze hoeveelheden wiet en hasj.
3 april 2020 – 26 kilogram wiet
De rechtbank kan ook niet vaststellen dat er omstreeks 3 april 2020 26 kilogram wiet is verkocht en afgeleverd. Uit de chats tussen [account/gebruiker] en haar gesprekspartner blijkt namelijk niet dat er overeenstemming is bereikt over de prijs en evenmin dat is geleverd. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging genoemde handelingen zijn gepleegd met betrekking tot deze hoeveelheid wiet.
3/4 april 2020 – 2 kilogram cocaïne
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier ook niet kan worden vastgesteld dat er omstreeks 3/4 april 2020 2 kilogram cocaïne is verkocht. In de chats wordt door [account/gebruiker] wel gevraagd naar “blokken”, wordt een prijs genoemd en worden de woorden “colo” en “boli” genoemd. Hieruit blijkt weliswaar dat wordt gesproken over cocaïne maar er volgt niet uit dat het daadwerkelijk tot een overeenkomst is gekomen. Daarom kan niet worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging genoemde handelingen zijn gepleegd met betrekking tot deze hoeveelheid cocaïne.
18 kilogram tetra en 85 kilogram wiet
Dat door verdachte op 1 juni 2020 18 kilogram tetra en op verschillende tijdstippen in april 2020 in totaal 85 kilogram wiet zouden zijn verkocht, dan wel dat zij die voorhanden heeft gehad, vindt in het dossier in het geheel geen steun. Al met al kan niet worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging genoemde handelingen zijn gepleegd met betrekking tot deze hoeveelheden.
Bewijsoverwegingen bewezenverklaringen
6 april 2020 – 23 kilogram wiet
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte omstreeks 6 april 2020 23 kilogram wiet heeft verkocht. Uit de chats blijkt dat door [persoon 1] aan [account/gebruiker] foto’s worden gestuurd waarop wiet te zien lijkt. Wanneer door [account/gebruiker] wordt gevraagd naar de prijs wordt als antwoord gestuurd: “43 er is 23 van”. De rechtbank concludeert hieruit dat het gaat om 23 kilogram wiet, voor de prijs van € 4.300 per kilogram. In het chatgesprek schrijft [account/gebruiker] dat haar “mattie” eraan komt, wordt gevraagd om een adres en wordt dat adres ook gegeven. Vervolgens wordt afgesproken hoe laat ze op dat adres zijn. Uit correspondentie tussen [account/gebruiker] en [persoon 2] blijkt dat [persoon 2] naar het eerder genoemde adres zal komen. Even later schrijft [account/gebruiker] aan zowel [persoon 1] als [persoon 2] dat zij ook meekomt en dat zij onderweg is. [persoon 2] zegt dat hij er over 15 minuten is. Op basis hiervan stelt de rechtbank vast dat het tot een overeenkomst is gekomen. Aangezien [account/gebruiker] en [persoon 2] schrijven dat zij onderweg zijn naar de afnemer ( [persoon 1] ), en verdere chatberichten over het afketsen van de deal of het niet op komen dagen van één van de partijen ontbreken, acht de rechtbank bewezen dat deze hoeveelheid wiet is afgeleverd, verstrekt en vervoerd.
7/8 april 2020 – 5 kilogram supermix, 30 kilo caffeine, 2 kilogram cocaïne
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte omstreeks 7/8 april 2020 5 kilogram supermix, 30 kilogram cafeïne en 2 kilogram cocaïne heeft besteld voor een klant en dat deze hoeveelheden ook zijn afgeleverd. Uit de chats blijkt dat [account/gebruiker] aan [persoon 3] vraagt of hij aan “supermox” kan komen. Ze is op zoek naar “5 kilo supermix en 30 kilo cafeïne voor zwart bruin”. [persoon 3] schrijft terug dat [persoon 4] het kan brengen, [account/gebruiker] moet alleen met hem de tijd afspreken. [persoon 3] vraagt aan [account/gebruiker] of ze meteen afrekenen, samen met “die blokken”. [account/gebruiker] antwoord hierop: “zoiezo”. Vervolgens wordt gesproken over een prijs, en [account/gebruiker] zegt dat zij de prijs door gaat geven aan “die man”. [account/gebruiker] vraagt aan [persoon 3] of hij het bedrag uit wil rekenen voor de cafeïne, supermix en 2 blokken. De prijs die betaald moet worden is € 11.500,00 + 2 stuks. Daarna schrijft [persoon 3] : “2 x 27750”. [persoon 3] antwoordt bevestigend op de vraag of het transport bij deze prijs inbegrepen is. Vervolgens wordt een tijd en een adres afgesproken, namelijk 22:00 uur en [adres 2] in Maasbracht . [account/gebruiker] schrijft dat de blokken daar gecheckt worden en schrijft vervolgens dat iemand onderweg is.
[account/gebruiker] krijgt in een andere chat van [persoon 5] foto’s doorgestuurd van witte blokken. Zij vraagt [persoon 5] welke de beste is, omdat zij geen gezichtsverlies wil leiden. [persoon 5] adviseert “cobra” te kopen.
In een chat met [persoon 4] stuurt [account/gebruiker] “30k cafeine kleur” moet hebben “voor bruin”. Ook schrijft zij: “5/kilo supermix en 2 blokken colo”. [account/gebruiker] vraagt aan [persoon 4] of cobra “top” is en vraagt welke hij haar aanraadt. [account/gebruiker] schrijft dat dit opgestuurd moet worden naar Maasbracht , en dat [persoon 3] weet hoe en wat. [account/gebruiker] stuurt op een gegeven moment aan [persoon 4] : “Schat 22.00” en “ [adres 2] ” en stuurt het bedrag dat gegeven moet worden. [persoon 4] schrijft dat hij er is en na een tijdje schrijft hij: “Gelukt” en “Heb het afgegeven”.
Dat waar over blokken gesproken wordt, cocaïne wordt bedoeld, stelt de rechtbank allereerst vast op basis van de prijs die ervoor betaald moet worden. Ongeveer € 27.000 is een normale handelsprijs voor een kilo cocaïne. Daarnaast stelt de rechtbank dit vast op basis van de foto’s van witte blokken die worden gestuurd en de chats waarin wordt gesproken over “colo”. Het is een feit van algemene bekendheid dat wanneer in het kader van handel in drugs over “colo” wordt gesproken, Colombiaanse cocaïne wordt bedoeld. Uit de gesprekken blijkt daarnaast dat een prijs en een adres zijn afgesproken, en dat deze hoeveelheden ook daadwerkelijk door [persoon 4] zijn afgeleverd aan een klant van verdachte. De supermix en cafeïne worden bij naam genoemd, en de rechtbank stelt dan ook vast dat de voornoemde hoeveelheden cocaïne, supermix en cafeïne zijn verkocht en afgeleverd.
Op basis van het dossier kan daarnaast worden vastgesteld dat supermix en cafeïne gebruikt worden om heroïne en/of cocaïne mee te versnijden. Verdachte schrijft ook in een chat dat zij deze middelen nodig heeft “voor bruin”. Het is een feit van algemene bekendheid dat hiermee heroïne wordt bedoeld.
7/8 april 2020 – 3930 gram wiet
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte omstreeks 7/8 april 2020 ook 3930 gram wiet heeft verkocht. Uit de chats blijkt dat foto’s worden gestuurd waarop wiet te zien lijkt. Er wordt door de gesprekspartner geschreven dat deze voor 38 weg mogen en dat er krap 4 van zijn. [account/gebruiker] schrijft: “ze zijn geïnteresseerd”. Er wordt afgesproken dat de gesprekspartner “die” naar [account/gebruiker] toe brengt. [account/gebruiker] schrijft “4 stuks aangekomen” waarna door de gesprekspartner wordt geschreven “3930”. [account/gebruiker] schrijft later: “Ik ga nu naar roosendaal om je geld op te halen”. [account/gebruiker] schrijft als laatste: “Netjes afgegeven broer”. De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat 3930 gram wiet is verkocht en afgeleverd.
23 mei 2020 – 2 kilogram cocaïne
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte omstreeks 23 mei 2020 2 kilogram cocaïne heeft verkocht. Uit de chats blijkt dat [persoon 6] “26.25” zegt, waarop [account/gebruiker] tegen [persoon 6] zegt: “geen gemixte”. [persoon 6] zegt: “nee” en “orgi”. Er wordt door [account/gebruiker] gevraagd: “wat kookt ie uit” en “is ie hard”. Ook vraagt [account/gebruiker] naar de geur. [account/gebruiker] vraagt: “kan ik 2 pakken” en vervolgens wordt een tijd en een plaats afgesproken. [account/gebruiker] vraagt nog: “is er boli”, waarop [persoon 6] zegt: “Ja maar zacht”. [persoon 6] biedt vervolgens aan om “die ene” persoonlijk af te gooien “bij je mattie”. [account/gebruiker] vraagt: “gelukt?”, waarop [persoon 6] zegt: “uitebdelijk wel”. De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat [account/gebruiker] 2 blokken cocaïne van [persoon 6] heeft gekocht en dat deze aan een klant van [account/gebruiker] zijn afgeleverd. Het taalgebruik in deze chats kan niet anders dan betrekking hebben op de handel in cocaïne. Het is een feit van algemene bekendheid dat waar over handel in drugs wordt gesproken, met “boli” Boliviaanse cocaïne wordt bedoeld. Waar [persoon 6] “26.25” zegt, zal hij daarnaast doelen op de prijs van € 26.250, wat een gangbare handelsprijs is voor een kilo cocaïne. Op basis van de rest van het gesprek stelt de rechtbank vast dat de levering aan een klant van verdachte ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden. De rechtbank stelt op basis van het voorgaande dan ook vast dat 2 kilogram cocaïne is verkocht en afgeleverd.
26 mei 2020 – 3 kilogram cocaïne
De rechtbank stelt op basis van het dossier vast dat verdachte omstreeks 26 mei 2020 3 kilogram cocaïne heeft verkocht. Uit de chat blijkt dat [persoon 7] tegen [account/gebruiker] zegt dat hij “morgen 100 [gaat] aanpakken”. [account/gebruiker] vraagt naar boli voor iemand anders. [persoon 7] zegt: “kan hem olifant geven” “26.5 pak ik ze”. [account/gebruiker] vraagt: “is geen harde toch” en stuurt een foto van een wit blok. [account/gebruiker] overlegt tegelijk met [persoon 8] . Na overleg met [persoon 7] schrijft [account/gebruiker] aan [persoon 8] dat er 3 zachte tussen zitten, die hij alle 3 kan pakken. [persoon 8] zegt: “doe maar 2 zachte en 1 harde”. De prijs die wordt gegeven is € 26.750. Er wordt gesproken over een adres en een tijd, en [account/gebruiker] vraagt nog naar “colo”. [persoon 7] zegt dat hij ze nu aanpakt. Eerst wordt nog beschreven dat de chauffeur op de verkeerde plek staat, maar uiteindelijk wordt er gestuurd: “gelukt”. Uit de berichten blijkt verder dat er morgen wordt betaald. Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [account/gebruiker] 3 kilogram cocaïne heeft gekocht en dat deze aan een klant zijn afgeleverd. Ook voor deze hoeveelheid cocaïne geldt dat de rechtbank gezien het taalgebruik in de chats vaststelt dat het over handel in cocaïne gaat. Uit de rest van de berichten is af te leiden dat het tot een overeenkomst tot stand is gekomen en dat de cocaïne ook is afgeleverd. De rechtbank stelt op basis van het dossier dan ook vast dat 3 kilogram cocaïne is verkocht en afgeleverd.
Medeplegen
De rechtbank stelt op basis van de chats van verdachte voorts vast dat zij als tussenpersoon heeft opgetreden bij de handel in drugs en versnijdingsmiddelen. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van het verkopen, vervoeren, verstrekken en afleveren hiervan. In een van de chats zet verdachte haar handelwijze uiteen. Zij schrijft daarin onder andere dat zij “iedereen bestuurt” en dat er gelijk betaald wordt. Wanneer gevraagd wordt wat zij hiermee bedoeld, schrijft zij: “wiet”. Zowel uit dit chatgesprek, als uit chatberichten omtrent de handel zelf, blijkt dat verdachte een belangrijke coördinerende rol heeft. Verdachte heeft meer gedaan dan enkel inlichtingen verschaffen om een koper en een verkoper bij elkaar te brengen. Verdachte gaat zelf actief op zoek naar de door haar klanten gewenste soorten en hoeveelheden drugs en maakt daarin ook zelf keuzes voor bijvoorbeeld een bepaalde soort cocaïne. Zodra ze het aanbod bij elkaar heeft gebracht blijft zij als tussenpersoon optreden. Zij houdt zelf contact met zowel de koper als verkoper maakt afspraken voor het afleveren en coördineert de volledige logistiek. Ook blijkt uit chats dat zij om een goede prijs vraagt voor haar klanten en onderhandelt ze ook met haar leveranciers over de prijs . Op basis van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat verdachte nauw en bewust met anderen heeft samengewerkt bij het afleveren, verstrekken en vervoeren van de voornoemde drugs en versnijdingsmiddelen.
Steunbewijs
De rechtbank gaat niet mee in het standpunt van de verdediging dat er onvoldoende (steun)bewijs zou zijn voor het afleveren, verstrekken en vervoeren van voornoemde hoeveelheden drugs, supermix en cafeïne. Weliswaar steunt het bewijs hiervoor op Encrochat-berichten, maar de rechtbank vindt dat de inhoud van bovengenoemde chatberichten dusdanig concreet is, dat deze slechts voor één uitleg vatbaar is. Op grond van de deze chatberichten en de onderlinge samenhang daartussen kunnen deze chatberichten over niets anders gaan dan de handel in (hard)drugs of versnijdingsmiddelen. Verdachte heeft de interpretatie van deze chatberichten niet gemotiveerd betwist of een nadere context gegeven om de chatberichten anders uit te leggen dan de rechtbank hierboven heeft gedaan. Gelet hierop kent de rechtbank voldoende bewijswaarde toe aan deze chatberichten om op basis daarvan tot een bewezenverklaring te komen.
Conclusie
De rechtbank acht al met al het medeplegen van het afleveren, verstrekken en vervoeren van 7 kilogram cocaïne (feit 1) en 26,93 kilogram wiet (feit 3) bewezen. Daarnaast acht de rechtbank bewezen het medeplegen van het bestellen en afleveren van 5 kilogram supermix en 30 kilogram cafeïne, ter voorbereiding van de handel in heroïne en/of cocaïne (feit 2). De strafbare feiten met betrekking tot de overige hoeveelheden die zijn genoemd in de tenlastelegging kunnen niet worden bewezen. Daarvan zal de rechtbank verdachte dan ook vrijspreken.
5.3.2.
Feit 4 - witwassen
Uit het dossier blijkt dat verdachte in de tenlastegelegde periode in totaal € 32.055,00 heeft gestort op haar rekening en dat zij contante
moneytransfersheeft uitgevoerd bij Western Union van in totaal € 5.914,00. Ook beschikte zij in deze periode over een Mercedes A250 met kenteken [kenteken 3] (hierna: de Mercedes) en over twee Rolex-horloges. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of kan worden vastgesteld dat deze geldbedragen en goederen uit misdrijf afkomstig waren.
Beoordelingskader witwassen
De rechtbank stelt allereerst vast dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat deze goederen en dit geld afkomstig zijn van een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Ook als niet duidelijk is uit welk specifiek misdrijf het geld en de goederen afkomstig zijn, kan witwassen echter bewezen worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat in dit geval het geld en de goederen van misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat zij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geld en de goederen. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Als uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld en de goederen een legale herkomst hebben en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van het geld en de goederen worden bewezen.
Rolex-horloges
Uit het dossier blijkt niet of de twee Rolex-horloges in de tenlastegelegde periode zijn aangeschaft. In het dossier bevindt zich een bon van een Rolex-horloge, waarop het jaartal 2013 vermeld staat. Ten aanzien van de periode voor 2018 is geen onderzoek gedaan naar de financiële situatie van verdachte en/of haar betrokkenheid bij de handel in verdovende middelen. Daarom kan niet worden uitgesloten dat verdachte de horloges door middel van legaal inkomen heeft verworven, en zal zij verdachte vrijspreken van het witwassen van deze horloges.
Contante stortingen, moneytransfers en Mercedes
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de contante stortingen, de moneytransfers en de auto sprake is van een witwasvermoeden. Terwijl uit het dossier blijkt dat in de tenlastegelegde periode het legale inkomen van verdachte gering was, maakte zij gebruik van een Mercedes, die in 2020 naar schatting meer dan € 40.000,00 waard was en heeft zij in genoemde periode aanzienlijke contante stortingen gedaan en moneytransfers verricht. Uit het dossier blijkt voorts dat verdachte de Mercedes niet op haar eigen naam wilde hebben. Daarnaast is in dit vonnis bewezenverklaard dat verdachte onder andere handelde in cocaïne en wiet. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in verdovende middelen winsten in contant geld genereert en dat in het drugscircuit grote bedragen omgaan.
Verdachte heeft verklaard dat zij veel geld en (luxe)goederen van mannen kreeg. Sommige van deze goederen zouden nep zijn. Daarnaast zou zij een aantal keer moneytransfers hebben verricht voor deze mannen. Zij gaven verdachte dan geld, en verdachte verrichtte de transfer. Wie deze mannen zijn, heeft zij echter niet willen zeggen, met uitzondering van haar ex-partner [ex-vriend van verdachte] . Van hem verklaart verdachte geld en de Mercedes te hebben gekregen.
[ex-vriend van verdachte]
De rechtbank oordeelt dat de verklaring van verdachte omtrent het geld dat zij heeft ontvangen van haar ex-partner [ex-vriend van verdachte] concreet, verifieerbaar en niet op voorhand onaannemelijk is. Het openbaar ministerie heeft ook onderzoek gedaan naar deze verklaring. [ex-vriend van verdachte] heeft op 21 september 2020 verklaard dat hij een relatie had met verdachte, en haar de 18 tot 20 maanden daarvoor gemiddeld € 1.500,00 per maand heeft overhandigd. Deze verklaring heeft aldus betrekking op de periode van (ongeveer) januari 2019 tot en met 21 september 2020. [ex-vriend van verdachte] heeft verder verklaard dat hij een goede baan heeft en ongeveer € 300.000,00 per jaar verdient. De verklaring van verdachte omtrent het geld dat zij heeft ontvangen van [ex-vriend van verdachte] , vindt dan ook steun in de verklaring van [ex-vriend van verdachte] . De rechtbank is daarom van oordeel dat deze verklaring aannemelijk is. De contante stortingen en moneytransfers die hebben plaatsgevonden tussen januari 2019 en 21 september 2020, kunnen op basis van deze verklaring worden uitgelegd. Daarom kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden vastgesteld dat het niet anders kan zijn dan dat deze geldbedragen uit misdrijf afkomstig zijn en kan witwassen hiervan niet worden bewezen. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het witwassen van deze bedragen.
[ex-vriend van verdachte] heeft daarnaast verklaard dat hij de auto aan verdachte ter beschikking heeft gesteld en contant geld voor de aanschaf van de auto heeft gepind. Onderzoek door het openbaar ministerie heeft echter uitgewezen dat in de periode van aanschaf van de auto, geen significante contante geldopnames van de rekening van [ex-vriend van verdachte] te zien zijn. Dat verdachte (geld voor de aanschaf van) de Mercedes van [ex-vriend van verdachte] heeft gekregen, is dan ook niet aannemelijk geworden.
Overige verklaringen en conclusie
De rechtbank oordeelt dat de verklaring omtrent de andere mannen van wie verdachte geld heeft gekregen niet concreet en verifieerbaar is. Aangezien verdachte geen namen van deze mannen kon en/of wilde noemen, is het voor het openbaar ministerie niet mogelijk om onderzoek te doen naar deze verklaring.
Ten aanzien van de legale herkomst van het geld voor de contante stortingen (€ 15.330,00) en moneytransfers (€ 1.726,00) van vóór januari 2019 en de Mercedes is door verdachte geen aannemelijke verklaring afgelegd. De rechtbank is gezien het voorgaande van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte al deze voorwerpen verworven heeft en voorhanden heeft gehad, het geld met betrekking tot de moneytransfers heeft overgedragen en dat zij heeft verhuld wie de rechthebbende van de Mercedes was en van deze Mercedes gebruik heeft gemaakt terwijl zij wist dat deze voorwerpen uit misdrijf afkomstig waren. Witwassen van die voorwerpen kan daarom worden bewezen. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit heeft medegepleegd en zal verdachte daarvan vrijspreken.
5.3.3.
Voorwaardelijk verzoek tot aanhouding
Aangezien de rechtbank verdachte niet integraal vrijspreekt, komt zij toe aan het voorwaardelijk verzoek tot aanhouding van de verdediging. De verdediging heeft tijdens de inhoudelijke behandeling geen verweer gevoerd ten aanzien van de rechtmatigheid van het Encrochat-bewijs, en de rechtbank ziet geen aanleiding om ambtshalve te oordelen dat (mogelijk) sprake is van een vormverzuim. De rechtbank ziet aldus geen reden om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad over de rechtmatigheid van dit bewijs en het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om de beantwoording reeds gestelde vragen hierover aan de Hoge Raad af te wachten. Het verzoek tot aanhouding wordt dan ook afgewezen.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 2 april 2020 tot en met 26 mei 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, ongeveer 7 kilogram van een materiaal bevattende cocaïne;
2.
in de periode van 7 april 2020 tot en met 8 april 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken van een hoeveelheid heroïne en/of cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne en/of cocaïne, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- anderen middelen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen en hebben verdachte en een of meer van haar mededaders,
- 5 kilogram supermix en 30 kilogram cafeïne (bestemd voor het versnijden van heroïne en/of cocaïne) besteld, en
- afspraken gemaakt en berichten verstuurd aan haar mededaders betreffende de wijze waarop die supermix en cafeïne (bestemd voor het versnijden van heroïne en/of cocaïne) zouden kunnen worden besteld en afgeleverd;
3.
in de periode van 6 april 2020 tot en met 7 april 2020 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van ongeveer 26,9 kilogram wiet;
4.
in de periode van 1 januari 2018 tot en met 3 november 2020 in Nederland telkens van voorwerpen, te weten
- Geldbedragen, bestaand uit een contante storting van € 15.330,- en € 1.726,- en
- Een voertuig, te weten een Mercedes-Benz A 250 (kenteken [kenteken 3] )
de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende van genoemde voorwerpen was en/of geldbedragen voorhanden heeft gehad, voornoemde voorwerpen heeft verworven en/of voorhanden gehad en/of heeft overgedragen en/of van genoemde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte, wist dat bovenomschreven voorwerp en geldbedragen – onmiddellijk of middellijk – afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.Strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaar met aftrek van voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
9.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de impact die de aanhouding en het (naderende) strafproces op verdachte en haar gezin heeft gehad. Daarnaast is verdachte first offender, leidt zij op dit moment een stabiel leven en draagt zij de zorg voor haar twee kinderen. Tot slot is de redelijke termijn overschreden met 3,5 maand. De verdediging verzoekt al met al om geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest overstijgt, maar om de maximale taakstraf op te leggen.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de handel in 7 kilogram cocaïne en (ongeveer) 26,9 kilogram wiet en het medeplegen van voorbereiding van het bewerken van harddrugs door het kopen en verkopen van versnijdingsmiddelen. Daarnaast heeft verdachte ongeveer € 17.000 en een Mercedes witgewassen. Dit zijn ernstige feiten. De handel in drugs vormt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en heeft een ontwrichtende invloed op de samenleving. Met de internationale handel in drugs wordt daarnaast veel criminele winst behaald. Het op de markt brengen van drugs, met name cocaïne, vormt daarnaast een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid en bevordert de toename van criminaliteit. Door te handelen in cocaïne, wiet en versnijdingsmiddelen heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een markt voor deze drugs. Het witwassen van criminele gelden vormt ten slotte een bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf gekeken naar de oriëntatiepunten die de rechtbanken en hoven voor de bestraffing van een aantal strafbare feiten hebben vastgesteld. De oriëntatiepunten voor het verkopen van harddrugs gaan bij een gewicht van 7 kilogram uit van een gevangenisstraf van 32 maanden. De oriëntatiepunten schrijven voor het aanwezig hebben van een hoeveelheid van meer dan 25 kilo softdrugs een gevangenisstraf van 12 maanden voor. Hoewel hier geen sprake is van witwassen in een frauduleuze context en bij witwassen in dit geval niet (direct) kan worden gesproken van een benadelingsbedrag zoals bij fraudedelicten, ziet de rechtbank aanleiding om aan te sluiten bij het oriëntatiepunt Fraude van de oriëntatiepunten, omdat de rechtbank witwassen in het kader van drugshandel vergelijkbaar acht met vermogensdelicten die zien op andere soorten handel, ofwel fraude. In het geval van verdachte gaat het om witwassen van een totaalbedrag van ruim € 55.000. Dat valt blijkens het oriëntatiepunt Fraude in de bandbreedte van € 10.000,- tot € 70.000,- Als oriëntatiepunt staat hiervoor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee tot vijf maanden.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 21 december 2022. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank stelt vast dat de redelijke termijn met ongeveer 4 maanden is overschreden. De inverzekeringstelling is de eerste daad van vervolging die tegen verdachte is verricht. Deze heeft plaatsgevonden op 3 november 2020. De redelijke termijn van 2 jaar, liep dan ook af op 3 november 2022. De rechtbank houdt hier in het voordeel van verdachte rekening mee bij het bepalen van de straf. Gezien de ernst van de feiten en de mate waarin verdachte zich bezighield met drugs, zoals dat blijkt uit het dossier, is alleen een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank zal een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, ook omdat zij minder bewezen acht. De rechtbank zal bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf ook rekening houden met de omstandigheid dat verdachte alleenstaande ouder is van twee jonge kinderen. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, kan deze omstandigheid er echter niet toe leiden dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De rechtbank zal daarom aan verdachte een gevangenisstraf opleggen van 24 maanden met aftrek, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

10.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen in beslag genomen zoals vermeld op de als bijlage aan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Verbeurdverklaring
Het op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp, te weten de Mercedes met kenteken [kenteken 3] , behoort aan verdachte toe. Nu met betrekking tot dit voorwerp het onder 4 bewezengeachte is begaan, wordt dit voorwerp verbeurd verklaard.
Teruggave aan verdachteDe op de beslaglijst onder 2 tot en met 50 genoemde voorwerpen behoren aan verdachte toe. Deze zijn niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en worden daarom aan verdachte teruggegeven.

11.Voorlopige hechtenis

De rechtbank heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10, 10a en 11 van de Opiumwet

13.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde partieel nietig, zoals hiervoor in rubriek 4.3 vermeld.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
1.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
2.
medeplegen van om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, een ander middelen tot het plegen van dat feit trachten te verschaffen
3.
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
4.
witwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verklaart verbeurdhet op de beslaglijst onder 1 genoemde voorwerp.
Gelast de teruggave aan [verdachte]van de op de beslaglijst onder 2 tot en met 50 genoemde voorwerpen.
Heft ophet - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. B.M. Visser en B. Yesilgöz, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.C. Roodenburg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 februari 2023.
[(...)]