ECLI:NL:RBAMS:2024:7159

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 november 2024
Publicatiedatum
22 november 2024
Zaaknummer
10831116
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van het Verplichtstellingsbesluit en de werkingssfeer van de cao's in de bouwsector

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 22 november 2024, staat de vraag centraal of de bedrijfsactiviteiten van Van de Klok c.s. onder de werkingssfeer van het Verplichtstellingsbesluit en de cao's voor de bouwsector vallen. Van de Klok c.s., bestaande uit zes vennootschappen die opereren als projectontwikkelaars, hebben een rechtszaak aangespannen tegen de Bouwfondsen, waaronder het Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid. De eisende partijen betogen dat zij niet onder de werkingssfeer van het Verplichtstellingsbesluit vallen, terwijl de Bouwfondsen hen beschouwen als verplicht tot betaling van premies op basis van de cao's.

De procedure omvatte verschillende stappen, waaronder een tussenvonnis en een mondelinge behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kernactiviteiten van Van de Klok c.s. niet de feitelijke uitvoering van bouwactiviteiten omvatten, maar eerder de regievoering en voorbereiding van bouwprocessen. Dit betekent dat zij niet onder de verplichtingen van het Verplichtstellingsbesluit vallen, dat specifiek gericht is op ondernemingen die fysieke bouwactiviteiten uitvoeren.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de Bouwfondsen in het ongelijk zijn gesteld en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Van de Klok c.s. De uitspraak benadrukt het belang van een duidelijke uitleg van de werkingssfeer van het Verplichtstellingsbesluit en de cao's, en bevestigt dat de verplichtingen enkel van toepassing zijn op ondernemingen die daadwerkelijk uitvoerende werkzaamheden verrichten in de bouwsector.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10831116 \ CV EXPL 23-15281
Vonnis van 22 november 2024
in de zaak van
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid:
1.
KLOKGROEP B.V.,
gevestigd te Druten,
2.
VAN DE KLOK B.V.,
gevestigd te Druten,
3.
VAN DE KLOK BOUW & ONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
4.
VAN DE KLOK WONEN B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
5.
VAN DE KLOK SERVICE B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
6.
VAN DE KLOK TOTAALONDERHOUD B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
hierna samen te noemen: Van de Klok c.s.,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
gemachtigde: mr. S. van der Vegt,
tegen

1.STICHTING BEDRIJSTAKPENSIOENFONDS VOOR DE BOUWNIJVERHEID,

gevestigd te Amsterdam,
2.
STICHTING OPLEIDINGS- EN ONTWIKKELINGSFONDS BOUW & INFRA,
gevestigd te Harderwijk,
3.
STICHTING AANVULLINGSFONDS BOUW & INFRA,
gevestigd te Harderwijk,
hierna samen te noemen: de Bouwfondsen,
gedaagde partijen in conventie,
eisende partijen in reconventie,
gemachtigde: mr. E. Lutjens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 1 maart 2024,
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties,
- de schriftelijke reactie respectievelijk aantekeningen voor zitting van Bpf Bouw,
- de mondelinge behandeling van 11 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de akte uitlating van Van de Klok c.s.,
- de akte uitlating van Bpf Bouw.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Van de Klok c.s. zijn zes vennootschappen behorend tot het concern KlokGroep. Van de Klok c.s. staan bekend als projectontwikkelaars.
2.2.
Bpf Bouw is een bedrijfstakpensioenfonds in de zin van de Pensioenwet. Gedaagden sub 2 en 3 zijn sociale fondsen in de bedrijfstak bouw & infra.
2.3.
De deelneming in Bpf Bouw is bij Besluit van de minister verplicht gesteld. Het besluit tot wijziging van de verplichtstelling tot deelneming in het bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid versie 2022 (Staatscourant 2022, 31036, hierna het Verplichtstellingsbesluit) bepaalt onder meer:
De verplichtstelling tot deelneming komt na wijziging te luiden als volgt:
‘De deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid is verplicht gesteld voor:
A
1. werknemers die werkzaam zijn in ondernemingen, waaronder begrepen instellingen en verenigingen ten algemenen nutte, als hierna omschreven tot de eerste dag van de maand waarin zij de 67-jarige leeftijd bereiken voor het ouderdoms- en het arbeidsongeschiktheidspensioen.
2. De onder 1 bedoelde ondernemingen zijn:
a. de ondernemingen op het gebied van het bouw- en infrabedrijf.
Hieronder worden verstaan de ondernemingen, waarvan het bedrijf gericht is op productie (respectievelijk dienstverlening) voor of aan derden op het gebied van:
1. het geheel of gedeeltelijk uitvoeren van bouwwerken c.q. bouwactiviteiten; waarbij onder bouwwerken c.q. bouwactiviteiten wordt verstaan respectievelijk daarmee wordt gelijkgesteld:
a. woningen, gebruiks- of bedrijfsgebouwen dan wel andere constructies van bouwkundige aard;
(..)
2. het uitvoeren van verbouwingen en/of onderhoudswerk aan (onderdelen van) bouwwerken;
3. het op de bouwplaats uitvoeren van onderdelen van bouwwerken; het elders vervaardigen van deze onderdelen wordt hiermee gelijkgesteld, indien de onderneming die de onderdelen vervaardigt tevens zorgdraagt voor de verwerking daarvan in het bouwwerk;
4. het verlenen van diensten op bouwplaatsen;
5. elders dan op de bouwplaats verrichte werkzaamheden ter voorbereiding van de bouw, indien zij worden verricht door de onderneming die het bouwwerk op de bouwplaats tot stand brengt;
6. het verhuren van machines met bedienend personeel voor het verrichten van werkzaamheden bij de uitvoering van werken als onder 1 tot en met 5. genoemd.
7. Met dien verstande dat onder bouwplaats als bedoeld in A, 2 sub a onder 3, 4 en 5 wordt verstaan elke plaats waar bouwwerken c.q. bouwactiviteiten zoals genoemd onder A, 2 sub a onder 1 worden uitgevoerd c.q. tot stand worden gebracht.
8a. (..)
b. Met ondernemingen die werkzaamheden uitvoeren als hiervoor onder A, 2 sub a genoemd worden gelijkgesteld:
(..1 t/m 3..)
4. de natuurlijke personen en rechtspersonen die
4a. bouwen voor eigen rekening met het doel het gebouwde aan derden te verkopen, of te verhuren, of op andere wijze ter beschikking te stellen;
4b. bouwwerken of verbouwingen in eigen beheer doen uitvoeren met het doel het gebouwde voor zichzelf of voor de eigen onderneming in gebruik te nemen, dan wel ter beschikking van personeelsleden te stellen;
4c. verbouwingen en onderhoudswerken in eigen beheer doen uitvoeren aan gebouwen, die zij in eigendom bezitten of in beheer hebben.
In de gevallen onder 4b en 4c is de verplichtstelling enkel van toepassing ten aanzien van de werknemers die bij de uitvoering, de verbouwing of het onderhoud van bouwwerken arbeid verrichten, met uitzondering van degenen waarop een andere verplichtstelling van toepassing is.
2.4.
De verplichtingen jegens gedaagden 2 en 3 zijn gebaseerd op de bepalingen over deze fondsen in de cao Bouw & Infra en in de cao Bedrijfstakeigen Regelingen Bouw & Infra (de cao BTER). Deze cao’s bepalen dat werkgevers in de bouw & infra verplicht zijn tot betaling van premie aan de fondsen. De bouwcao’s bevatten werkingssfeerbepalingen die grote gelijkenis vertonen met het Verplichtstellingsbesluit.
2.5.
De Commissie Werkingssfeer als bedoeld in het Verplichtstellingsbesluit heeft bij uitspraken van 13 april 2022 beslist dat Van de Klok c.s. onder de werkingssfeer van het Verplichtstellingsbesluit en de bouwcao’s vallen. Bpf Bouw heeft Van de Klok c.s. vervolgens aangesloten. De bij de Commissie ingediende bezwaren van Van de Klok c.s. zijn door de Commissie op 30 november 2022 afgewezen.
2.6.
In augustus heeft Bpf Bouw 2023 aan Van de Klok c.s. premienota’s ten bedrage van ruim 14 miljoen euro verzonden. Van de Klok c.s. hebben deze nota’s niet betaald.

3.Het geschil

in conventie en reconventie

3.1.
Van de Klok c.s. vorderen - samengevat – voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht te verklaren:
  • primair dat Van de Klok c.s. niet onder de werkingssfeerbepalingen van het Verplichtstellingsbesluit en de bouwcao’s vallen,
  • subsidiair dat rechtsvorderingen tot betaling van premie die zien op de periode vóór 1 augustus 2018 zijn verjaard,
met veroordeling van gedaagden in de proceskosten, vermeerderd met rente indien niet binnen 14 dagen na vonniswijzing is betaald.
3.2.
De Bouwfondsen voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen van Van de Klok c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling in de kosten van deze procedure. In reconventie vorderen zij veroordeling van Van de Klok c.s.
  • tot betaling van de achterstallige premies, zoals in het petitum uiteengezet, vermeerderd met wettelijke (handels)rente en buitengerechtelijke kosten, en
  • tot verstrekking binnen twee maanden van elektronisch loon- en premiegegevens op straffe van een dwangsom van € 5.000,- per dag met een maximum van € 500.000,- en indien uit die gegevens blijkt dat de verschuldigde premie hoger is dan in het petitum uiteengezet,
  • voor recht te verklaren dat Van de Klok c.s. verplicht zijn dat hogere bedrag te betalen,
alles met veroordeling van Van de Klok c.s. in de proceskosten vermeerderd met rente en nakosten.
3.3.
Van de Klok c.s. voeren verweer tegen de reconventionele vordering.
3.4.
De vorderingen in conventie en reconventie hangen samen. De stellingen van partijen worden hierna gezamenlijk besproken.

4.De beoordelingIn conventie en reconventie

4.1.
In deze zaak is aan de orde of de bedrijfsactiviteiten van Van de Klok c.s. vallen onder de werkingssfeer van het Verplichtstellingsbesluit en de bouwcao’s. Partijen zijn het niet eens over de uitleg van de werkingssfeerbepalingen. Ook is in discussie welke werkzaamheden binnen de zes vennootschappen worden uitgevoerd.
Uitleg van het Verplichtstellingsbesluit
4.2.
Dit besluit is recht in de zin van artikel 79 RO en moet volgens vaste rechtspraak worden uitgelegd aan de hand van de zogeheten cao-norm. Die cao-norm houdt in dat aan de bepalingen in het besluit een uitleg moet worden gegeven naar objectieve maatstaven, waarbij in beginsel de bewoordingen van die bepalingen, gelezen in het licht van de gehele tekst van doorslaggevende betekenis zijn. De bedoelingen van partijen die de bepalingen tot stand hebben gebracht zijn – voor zover ze niet uit de bepalingen zelf blijken - niet relevant. Het gaat om de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de bepalingen gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
4.3.
De uitleg van het Verplichtstellingsbesluit vormt vaker onderwerp van procedures (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:GHAMS:2017:2052 en ECLI:NL:GHAMS:2024:2876). Een recent arrest van de Hoge Raad van 30 augustus 2024, nummer 23/03079 (ECLI:NL:HR:2024:1102) is relevant voor de onderhavige zaak. Partijen hebben zich daarover bij akte uitgelaten. In dit arrest wordt specifiek ingegaan op de uitleg van de onderstreepte woorden in navolgende tekst van het Verplichtstellingsbesluit:
‘De deelneming in de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Bouwnijverheid is verplicht gesteld voor:
A
1. werknemers die werkzaam zijn in ondernemingen, waaronder begrepen instellingen en verenigingen ten algemenen nutte, als hierna omschreven tot de eerste dag van de maand waarin zij de 67-jarige leeftijd bereiken voor het ouderdoms- en het arbeidsongeschiktheidspensioen.
2. De onder 1 bedoelde ondernemingen zijn:
a. de ondernemingen op het gebied van het bouw- en infrabedrijf.
Hieronder worden verstaan de ondernemingen, waarvan het bedrijf gericht is op productie (respectievelijk dienstverlening) voor of aan derden op het gebied van:
1. het geheel of gedeeltelijk uitvoeren van bouwwerken c.q. bouwactiviteiten; waarbij onder bouwwerken c.q. bouwactiviteiten wordt verstaan respectievelijk daarmee wordt gelijkgesteld:
a. woningen, gebruiks- of bedrijfsgebouwen dan wel andere constructies van bouwkundige aard;
4.4.
De Hoge Raad heeft in voormeld arrest beslist dat een onduidelijke tekst er niet toe mag leiden dat reeds om die reden een werkgever niet onder de werkingssfeerbepaling valt. Ook dan moet de betekenis van de gebruikte bewoordingen aan de hand van objectieve maatstaven worden vastgesteld.
4.5.
De Hoge Raad heeft voor de uitleg van de tekst de conclusie overgenomen van de Advocaat-Generaal (AG) van 19 april 2024, 23/03079 (ECLI:NL:PHR:2024:437) onder 3.26 – 3.38. Voorzover hier van belang, komt het erop neer dat de zinsnede
onderneming, waarvan het bedrijf gericht is op productie (respectievelijk dienstverlening) voor of aan derdenmoet worden gelezen als:
onderneming waarvan het bedrijf gericht is op productie en/of dienstverlening voor of aan derden.
Ook is voor het antwoord op de vraag of een onderneming kwalificeert als onderneming op het gebied van het bouw- en infrabedrijf beslissend welke werkzaamheden worden verricht door deze onderneming, en niet welke werkzaamheden worden verricht binnen haar klantenkring (zie 3.26). Het gaat dus niet om de werkzaamheden van de derden aan of voor wie diensten worden verleend maar om de werkzaamheden van het dienstverlenende bedrijf zelf.
4.6.
De AG is ook ingegaan op welke bedrijfsactiviteiten worden bestreken door de zinsnede:
dienstverlening voor of aan derden op het gebied van het geheel of gedeeltelijk uitvoeren van bouwwerken c.q. bouwactiviteiten. De Bouwfondsen staan een ruime uitleg voor: de zinsnede ziet op alle activiteiten van de dienstverlenende onderneming die zijn gericht op de uitvoering van de bouw. Ook niet-uitvoerende bouwwerkzaamheden die zijn gericht op het uitvoeren, ondersteunen en/of mede mogelijk maken van bouwwerken c.q. bouwactiviteiten van derden vallen in hun visie onder de werkingssfeer. Daartoe kunnen bijvoorbeeld worden gerekend administratieve, financiële, juridische, marketing- en/of communicatiewerkzaamheden. Van de Klok cs. zijn het niet eens met deze ruime uitleg en betogen dat het Verplichtstellingsbesluit en de bouwcao’s alleen gelden voor dienstverlenende bedrijven die zelf uitvoerende bouwwerkzaamheden uitvoeren.
4.7.
In de door de Hoge Raad van de AG overgenomen overweging (r.o 3.27) staat:
Overigens ligt het in de rede dat het (..) bij ‘dienstverlening’ (aan derden) (..) gaat om door die onderneming ten behoeve van derden verrichte werkzaamheden op het vlak van het ‘uitvoeren van bouwwerken c.q. bouwactiviteiten’(..).
4.8.
Deze overweging heeft de discussie tussen partijen op dit punt niet beëindigd. De woorden ‘op het vlak van’ bieden volgens de Bouwfondsen kennelijk nog ruimte voor de door haar bepleite ruime uitleg. Naar het oordeel van de kantonrechter ten onrechte.
Werkzaamheden op het vlak vanbetekent dat sprake moet zijn van door de dienstverlenende ondernemingen zelf verrichte, uitvoerende, fysieke bouwwerkzaamheden.
4.9.
Daarbij wordt betrokken dat een beperkte uitleg past in de systematiek van de regeling. Het verplichtstellingsbesluit bevat een uitgebreide opsomming van werkzaamheden die wel en niet zijn aan te merken als bouw- en infrawerkzaamheden. Het gaat dan steeds om fysieke, uitvoerende, bouwactiviteiten. Die concretisering is bedoeld om een uitputtende regeling te bieden en onduidelijkheid en dus onzekerheid te vermijden. Het antwoord op de vraag op welke werkzaamheden de ‘dienstverlening op het gebied van het uitvoeren van bouwwerken’ zich richt, dient in dit licht te worden bezien. Indien het zou gaan om meer dan fysieke bouwactiviteiten had het voor de hand gelegen dat dit nader zou zijn uitgewerkt. Omdat die uitwerking ontbreekt pleit dit voor een beperkte uitleg.
Kernactiviteiten van Van de Klok c.s.
4.10.
Vervolgens zal worden beoordeeld of de bedrijfsactiviteiten van Van de Klok c.s. onder de hierboven weergegeven werkingssfeer van het Verplichtstellingsbesluit vallen. Het is vaste jurisprudentie dat het moet gaan om de kernactiviteiten van de onderneming, en dat een beoordeling per juridische entiteit, in dit geval vennootschap, dient plaats te vinden (zie bijvoorbeeld Hoge Raad 23 september 2016,ECLI:NL:HR:2016:2171)
4.11.
Van de Klok c.s. hebben toegelicht dat eiseressen, zes vennootschappen gelieerd aan KlokGroep, samenwerken als (vastgoed)regisseur van het totale bouwproces. Dit kan voor eigen locaties, maar ook als gedelegeerd ontwikkelaar voor derden, zoals woningcorporaties, beleggers en andere externe opdrachtgevers. Van de Klok c.s. kunnen de opdrachtgever ontzorgen en de totale regie van het ontwikkelproces overnemen, of zelf een deel van het (verkoop)risico overnemen. Voor de feitelijke bouw worden externe partijen ingeschakeld. In de uitvoering zijn er niet, dan wel nauwelijks vaklieden in dienst van Van de Klok c.s. Ook bij opdrachten voor derden als gedelegeerd ontwikkelaar hebben Van de Klok c.s. alleen een regiefunctie. In Van de Klok Bouw BV en Van de Klok Materieel BV, niet te verwarren met de zes eisende vennootschappen, worden wel ondersteunende uitvoerende werkzaamheden door medewerkers verricht. Van de Klok c.s. betwisten niet dat de kernactiviteiten van deze vennootschappen onder de werkingssfeer van het Verplichtstellingsbesluit en de bouwcao’s vallen.
4.12.
Overwogen wordt als volgt. Van de Klok c.s. hebben gedetailleerd uiteengezet en met producties onderbouwd welke werkzaamheden de betrokken medewerkers in ieder van de zes vennootschappen verrichten. Samengevat wordt de kern van de bedrijfsactiviteiten gevormd door de aankoop van grond, voorbereiding van- en regievoering op het bouwproces, op eigen initiatief dan wel in opdracht van derden, gevolgd door de verkoop van het gebouwde, al dan niet voor eigen rekening. Tot de kernactiviteiten van Van de Klok c.s. behoort niet de feitelijke uitvoering van het plan, dus de fysieke bouwwerkzaamheden of -activiteiten. Deze worden telkens uitbesteed aan derden. Het ontwikkel- en verkooprisico ligt bij Van de Klok c.s., indien en voor zover zij niet in opdracht van derden handelen. Het uitvoeringsrisico van de bouw daarentegen ligt steeds bij de ingeschakelde derden. Voor zover de Bouwfondsen dit betwisten is dat standpunt tegenover de gedetailleerde uiteenzetting van Van de Klok c.s. niet voldoende met feiten en omstandigheden onderbouwd, zodat daarmee geen rekening wordt gehouden.
4.13.
Gelet op de hiervoor weergegeven uitleg van het Verplichtstellingsbesluit, die inhoudt dat de kern van de bedrijfsactiviteiten van de dienstverlenende onderneming moet zien op fysieke, uitvoerende bouwwerkzaamheden, is de conclusie dat Van de Klok c.s. niet onder de werkingssfeer van het Verplichtstellingsbesluit vallen, en daarmee niet premieplichting jegens Bpf zijn.
4.14.
De bouwcao’s genoemd onder 2.4. kennen een voor zover hier van belang vergelijkbare tekst. Er is geen aanleiding om de reikwijdte van deze regelingen anders te interpreteren dan die van het Verplichtstellingsbesluit.
4.15.
Voor zover de Bouwfondsen een beroep hebben gedaan op het Verplichtstellingsbesluit artikel A 2. sub b onder 4 dat gaat over bouwen voor eigen rekening/in eigen beheer doen uitvoeren (zie onder 2.3) gaat ook dat beroep niet op. Het woord ‘bouwen’ in artikel A 2. sub b onder 4a ziet op fysiek bouwen, en dat wordt door Van de Klok c.s. uitbesteed aan derden. Onder 4b en 4c draait het om het doen uitvoeren van bouwen/verbouwingen/onderhoud voor eigen gebruik. Ook dat is bij Van de Klok c.s. niet aan de orde omdat geen sprake is van eigen gebruik.
4.16.
De tekst van het Verplichtstellingsbesluit 2022 is in 2024 gewijzigd (Stcr 2024, nr. 6823). Die tekst geeft geen aanleiding anders over het voorgaande te oordelen.
4.17.
De Bouwfondsen zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) in conventie betalen. De proceskosten van Van de Klok c.s.. c.s. worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
221,26
- griffierecht
128,00
- salaris gemachtigde
497,50
(2,5 punten × € 199,00)
- nakosten
68,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
914,76
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing. Gelet op de samenhang met de conventie worden de proceskosten van Van de Klok c.s. in reconventie vastgesteld op nihil.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat Van de Klok c.s. niet vallen onder de werkingssfeerbepalingen van het Verplichtstellingsbesluit, de cao Bouw & Infra en de cao Bedrijfstakeigen Regelingen Bouw & Infra;
5.2.
veroordeelt de Bouwfondsen in de proceskosten van € 914,76 te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de Bouwfondsen niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
veroordeelt de Bouwfondsen tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.4.
verklaart de betalingsveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.5.
wijst de vordering af;
5.6.
stelt de proceskosten vast op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.W. van der Veen en in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 22 november 2024