ECLI:NL:RBAMS:2024:6928

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
13/279456-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 3 april 2024 door de Poolse autoriteiten, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Polen is geboren en geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De behandeling van het EAB vond plaats op 30 oktober 2024, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was, bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boskma, en een tolk in de Poolse taal. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, concludeerde dat de overlevering kon worden toegestaan, waarop de rechtbank de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengde en de gevangenhouding beval.

De rechtbank onderzocht de identiteit van de opgeëiste persoon en de grondslag van het EAB, dat een vonnis van 21 juli 2022 vermeldde, waarin een vrijheidsstraf van twee jaar en twee maanden was opgelegd. De rechtbank constateerde dat de opgeëiste persoon niet in persoon was verschenen bij het proces dat tot het vonnis leidde, maar besloot desondanks de overlevering toe te staan. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon onzorgvuldig was geweest in zijn communicatie met de Poolse autoriteiten, wat zijn verdedigingsrechten niet schond.

De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, waarbij de relevante wetsbepalingen, zoals artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5 en 7 van de OLW, zijn toegepast. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/279456-24
Datum uitspraak: 13 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 2 september 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 3 april 2024 door
the Regional Court in Poznan, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, en door een tolk in de Poolse taal.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd en de officier van justitie heeft geconcludeerd dat de verzochte overlevering kan worden toegestaan.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een vonnis van
the District Court in Gnieznovan 21 juli 2022 (referentie: II K 146/22).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van twee jaar en twee maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Volgens het EAB zullen twee dagen op deze straf in mindering worden gebracht vanwege het voorarrest. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de informatie in onderdeel D van het EAB volgt dat:
  • de dagvaarding voor de zitting is verzonden naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres;
  • de opgeëiste persoon niet op de zitting is verschenen en geen reden heeft opgegeven voor zijn afwezigheid;
  • de opgeëiste persoon zelf geen advocaat heeft aangewezen en evenmin om een advocaat heeft gevraagd;
  • de opgeëiste persoon de instructie heeft gehad dat hij tijdens de procedure een adreswijziging moet doorgeven aan de autoriteiten en dat hij niet heeft voldaan aan deze verplichting.
De opgeëiste persoon heeft tijdens de voorgeleiding voor de officier van justitie en op zitting verklaard, zakelijk weergegeven dat:
  • hij is verhoord en wist van de verdenking jegens hem;
  • de autoriteiten zijn adres hadden;
  • hij na zijn verhoor nog een half jaar in Polen heeft gewacht op een brief van de autoriteiten, maar dat hij niets heeft gehoord;
  • hij daarna naar Nederland is gegaan, omdat hij geld nodig had en er geen brieven kwamen;
  • hij zijn adres in Nederland niet heeft doorgegeven aan de Poolse autoriteiten.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon in het voorbereidend onderzoek in Polen een adresinstructie heeft gekregen. Verder wist hij van de verdenking. Ook wist hij dat er een procedure tegen hem liep. Hij verwachtte immers een brief van de autoriteiten. De opgeëiste persoon heeft Polen desondanks permanent verlaten om naar Nederland te gaan en heeft geen adres in Nederland doorgegeven aan de Poolse autoriteiten. Daarbij komt dat hij zich ook anderszins niet op de hoogte heeft gehouden van het verdere verloop van de procedure.
Gelet op het voorgaande is de opgeëiste persoon kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie en in het verlengde daarvan ook met betrekking tot de uitoefening van zijn verdedigingsrechten. Het toestaan van de overlevering levert in het licht van het voorgaande dan ook geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

5.Artikel 11 OLW; Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individuele schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Poznan, Polen, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (