ECLI:NL:RBAMS:2024:6844

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
13/141377-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen gevolg gegeven aan Europees aanhoudingsbevel wegens ongewijzigde detentieomstandigheden

Op 5 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De officier van justitie had op 26 april 2024 verzocht om het EAB in behandeling te nemen. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1993, was zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De behandeling van het EAB begon op 19 juni 2024, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengde en de gevangenhouding beval. Gedurende de procedure zijn er meerdere zittingen geweest, waarbij de rechtbank vragen over de detentieomstandigheden in Polen heeft gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Op 3 juli 2024 en 26 september 2024 heeft de rechtbank tussenuitspaken gedaan, waarin werd vastgesteld dat er een reëel gevaar bestond voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering. De rechtbank heeft de beslistermijn en de gevangenhouding telkens verlengd, maar op 22 oktober 2024 werd de overleveringsdetentie opgeheven. Uiteindelijk, op 5 november 2024, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen gewijzigde omstandigheden waren die een overlevering rechtvaardigden. De rechtbank heeft daarom besloten geen gevolg te geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de overleveringsprocedure werd beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/141377-24
Datum uitspraak: 5 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 26 april 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 juli 2023 door
the Regional Court in Lódz, Polen (hierna: de
uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van::
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 19 juni 2024
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 19 juni 2024 in aanwezigheid
van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. Pershad, advocaat te Rotterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 3 juli 2024 [3]
Het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de
gelegenheid te stellen de door de rechtbank met betrekking tot de Poolse detentie-
omstandigheden geformuleerde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
Ook is de beslistermijn verlengd met 30 dagen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW. onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Raadkamer 14 augustus 2024
In raadkamer is de beslistermijn nogmaals verlengd met 30 dagen op grond van artikel 22, vijfde lid. OLW, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 12 september 2024
De behandeling van het EAB is met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling
hervat op de zitting van 12 september 2024 in aanwezigheid van mr. A. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de beslistermijn nogmaals verlengd met 30 dagen op grond van artikel 22,
vijfde lid, OLW, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Tussenuitspraak 26 september 2024 [4]
De rechtbank heeft een tussenuitspraak gewezen en daarin vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan. Het onderzoek is vervolgens voor de laatste keer heropend en geschorst op grond van artikel 11, tweede lid, OLW, omdat er een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog – en binnen afzienbare tijd – kan worden uitgesloten.
De rechtbank heeft de beslistermijn nogmaals verlengd met 30 dagen op grond van artikel 22,
zesde lid, OLW, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 22 oktober 2024
De behandeling van het EAB is met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling
hervat op de zitting van 22 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft op 28 oktober 2024 de overleveringsdetentie opgeheven.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 3 juli 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 3 juli 2024. Hierin heeft de rechtbank, voor zover thans nog van belang, de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB, de strafbaarheid van de feiten en de Poolse rechtsstaatproblematiek al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat geen sprake is van gewijzigde omstandigheden sinds de laatste tussenuitspraak en dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Mocht de rechtbank toch besluiten de zaak nogmaals aan te houden dan voor een korte tijd en niet voor 60 dagen.
De officier van justitie heeft gewezen op het bericht van de Poolse officier van justitie dat er voor 15 november 2024 antwoord op de vragen zal worden gegeven en heeft verzocht de zaak nog eenmaal aan te houden. Echter, gelet op hetgeen in de tussenuitspraak staat over het verlengen van de redelijke termijn refereert de officier van justitie zich aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen ten aanzien van de detentieomstandigheden in de tussenuitspraak van 3 juli 2024 en 26 september 2024. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In de tussenuitspraak van 26 september 2024 is besloten deze zaak nog één laatste keer aan te houden, omdat er een mogelijkheid bestond dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar op een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog – en binnen afzienbare tijd –
kon worden uitgesloten. Die redelijke termijn is bepaald op 30 dagen. Ook is in deze tussenuitspraak uitgelegd waarom de zaak nog maar één laatste keer werd aangehouden. Verder is toen geoordeeld dat als er niet binnen die laatste termijn informatie zou worden ontvangen waaruit een wijziging van omstandigheden blijkt, er geen gevolg zou worden gegeven aan het EAB.
Deze termijn is nu verstreken zonder dat er informatie is ontvangen die een wijziging van omstandigheden inhoudt. Het bericht van de Poolse officier van justitie, dat er voor 15 november 2024 antwoord op vragen zal worden gegeven, is immers niet als zodanige informatie aan te merken.
Nu geen wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden en de gestelde redelijke termijn inmiddels is verstreken, zal de rechtbank ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW in samenhang met artikel 28, derde lid OLW geen gevolg geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren, waarmee de overleveringsprocedure wordt beëindigd.

5.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 11 OLW.

6.Beslissing

De rechtbank
GEEFT GEEN GEVOLGaan het EAB.
VERKLAARTde officier van justitie
NIET-ONTVANKELIJKin de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.R.P.J. Davids, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.