Op 5 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De officier van justitie had op 26 april 2024 verzocht om het EAB in behandeling te nemen. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1993, was zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland. De behandeling van het EAB begon op 19 juni 2024, waarbij de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengde en de gevangenhouding beval. Gedurende de procedure zijn er meerdere zittingen geweest, waarbij de rechtbank vragen over de detentieomstandigheden in Polen heeft gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Op 3 juli 2024 en 26 september 2024 heeft de rechtbank tussenuitspaken gedaan, waarin werd vastgesteld dat er een reëel gevaar bestond voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering. De rechtbank heeft de beslistermijn en de gevangenhouding telkens verlengd, maar op 22 oktober 2024 werd de overleveringsdetentie opgeheven. Uiteindelijk, op 5 november 2024, heeft de rechtbank geconcludeerd dat er geen gewijzigde omstandigheden waren die een overlevering rechtvaardigden. De rechtbank heeft daarom besloten geen gevolg te geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, waarmee de overleveringsprocedure werd beëindigd.