Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het (verdere) verloop van de procedure
overchargete berekenen alsmede over welke data en informatie daarvoor nodig zouden zijn.
Berkeley Research Group(BRG). Eveneens op 16 december 2020 hebben partijen gezamenlijk een
agree/disagreedocument van hun deskundigen over de berekening van de
overchargein het geding gebracht.
overchargeen
volume of commerce(VoC) niet aan de orde gekomen.
overcharge, in het bijzonder
- a) te gebruiken transactiegegevens en basisstructuur regressieanalyse en
- b) toespitsen regressieanalyse op relevante prijzen.
agree/disagreedocument’ (
Joint Expert Statement) is door Oxera, Brattle en BRG reeds in 2020 (naar aanleiding van de regiezitting van 9 juni 2020) opgesteld en op 16 december 2020 door partijen ingediend. In dit
Joint Expert Statementhebben de deskundigen van partijen uiteengezet op welke punten zij het eens zijn en op welke punten zij het oneens zijn – voor zover nu van belang – ten aanzien van de methode voor het bepalen van de
overchargeen de data en informatie waarop de analyse van de
overchargemoet worden gebaseerd.
overchargeanalyse, gedateerd april 2020 (het Oxera-rapport) in het geding gebracht en SCC en Equilib beide een rapport van Oxera en Brattle gezamenlijk
‘Towards an agreed approach to determining the overcharge from the air cargo cartel’, gedateerd 20 december 2022 (hierna: gezamenlijk rapport Oxera-Brattle).
overchargeanalyse. Dit betreft, aldus de Luchtvaartmaatschappijen, grote hoeveelheden (bedrijfsvertrouwelijke) data die verschillende luchtvaartmaatschappijen beschikbaar hebben gesteld aan BRG in de context van de Air Cargo procedures in het Verenigd Koninkrijk. [3] Het betreft data op het niveau van individuele luchtvrachtvervoertransacties. De Luchtvaartmaatschappijen bieden aan de economen van Equilib en SCC toegang te verstrekken tot de volgende data per luchtvaartmaatschappij over de volgende tijdsperiodes:
- luchtvrachtvervoersdiensten op routes tussen luchthavens in de EER; en
- luchtvrachtvervoersdiensten op routes tussen luchthavens binnen de EER en luchthavens buiten de EER.
non-disclosure agreementondertekenen.
overcharge.
overcharge.
2.Standpunten van partijen
Joint Expert Statement
shippers) als gevolg van het Kartel schade hebben geleden doordat zij teveel hebben betaald voor de door hen afgenomen luchtvrachtvervoersdiensten. Die schade berekenen Equilib en SCC aan de hand van een economische analyse van:
- a) de
- b) de
overchargeresulteert in een percentage (dat teveel is betaald). In het Oxera-rapport wordt dit percentage geschat op 10,69%. Als dat percentage wordt toegepast op het totaalbedrag van de VoC, is de schade die de
shippersals gevolg van het Kartel hebben geleden, gegeven, aldus Equilib en SCC.
shippersschade hebben geleden als gevolg van het Kartel, maar zijn het met Equilib en SCC eens dat eventuele schade op deze manier moet worden berekend.
overcharge. In de Praktische Gids [4] staat de volgende uitleg over wat een regressieanalyse is:
Joint Expert Statementblijkt dat de deskundigen van partijen het – in lijn met deze uitleg – over een groot aantal zaken (grotendeels) eens zijn, te weten:
control variables) de effecten van andere factoren die die prijzen mogelijk beïnvloedden, maar die zelf niet door het Kartel werden beïnvloed (factoren als gewicht, brandstofkosten, overige kosten en veranderingen in de vraag naar luchtvrachtvervoersdiensten);
during and after comparison’), omdat onvoldoende data beschikbaar zijn van vóór de inbreukperiode;
overchargeals gevolg van de introductie, onderlinge afstemming en toepassing van de brandstof- en veiligheidstoeslagen (hierna: de toeslagen) zich heeft vertaald in corresponderende verlagingen op het niveau van de totale prijs (het zogenaamde ‘waterbedeffect’) en (ii) de vraag in hoeverre de
freight forwardersde
overchargeaan de
shippershebben doorberekend (de
upstream pass-on), in de
overchargeanalyse moeten worden meegenomen, maar zij verschillen van mening op welke wijze (hoe en waar) dat moet gebeuren.
shippersof van de Luchtvaartmaatschappijen); en (in samenhang met (a))
overchargemoet worden bepaald (op het niveau van de prijs die de
shippersbetalen en/of op het niveau van de prijs die de
freight forwardersbetalen); en
one-step model’ voor, een analyse op basis van data en informatie van de
shippersop het niveau van de totale prijs (zoals in het Oxera-rapport). Bij deze methode worden alleen transactiegegeven van de
shippers/cedenten (achterliggende partijen van Equilib en SCC) gebruikt. BRG, met in haar voetspoor, de Luchtvaartmaatschappijen, staat daarentegen het zogenaamde ‘
two-step model’ voor, waarin allereerst wordt bepaald of de Luchtvaartmaatschappijen een
overchargein rekening hebben gebracht bij hun afnemers, de
freight forwarders, en vervolgens of en in hoeverre de
freight forwarderseen eventuele
overchargehebben doorbelast (
upstream pass-on) aan de
shippers(de cedenten/ achterliggende partijen van Equilib en SCC). Voor dit ‘
two-step model’ zijn in de eerste plaats data (transactiegegevens) van de Luchtvaartmaatschappijen nodig (en vervolgens ook van de
freight forwardersof
shippers).
all-in) prijs vertegenwoordigen (gemiddeld minder dan 20%). Alleen als sprake is van een
overchargein de toeslagen-component, moet worden onderzocht of sprake is van een
overchargein de totale prijzen. Oxera en Brattle, met in hun voetspoor Equilib en SCC, daarentegen menen dat de totale prijs moet worden geanalyseerd en dat niet alleen naar de toeslagen als component daarvan moet worden gekeken. Door een analyse op het niveau van de totale prijs kan het effect van het Kartel op de totale prijs worden bepaald. Het is volgens Oxera en Brattle onduidelijk hoe het Kartel de totale prijs heeft beïnvloed. In theorie is het mogelijk dat de
overchargedie het gevolg is van de introductie, onderlinge afstemming en toepassing van de toeslagen zich heeft vertaald in (geheel of gedeeltelijke) corresponderende verlagingen op het niveau van de totale prijs (het zogenaamde ‘waterbedeffect’). Bij een analyse op het niveau van de totale prijs wordt automatisch rekening gehouden met dit mogelijke waterbedeffect.
overchargemoet worden onderzocht op basis van de meest complete en beste data en dat zijn de data van de luchtvaartmaatschappijen:
shipperdata van SCC en Equilib bevatten slechts een fractie van de gegevens waarover de Luchtvaartmaatschappijen beschikken (SCC: circa 276.000 data; Equilib: circa 2 miljoen data).
shippers(waarover SCC en Equilib beschikken) zijn niet geschikt. Deze data zijn geen direct bronmateriaal en zijn vervuild door twee factoren. Allereerst door allerlei kosten van
freight forwardersdie niets met de prijzen van de luchtvaartmaatschappijen te maken hebben. De prijzen die de
freight forwardersin rekening brachten aan de
shippers(of
consignees) zagen vaak op veel meer dan alleen luchtvrachtvervoer, bijvoorbeeld ook op vervoer over de weg of over zee, opslag, inklaring etc. BRG heeft bovendien geconstateerd dat de verhouding tussen enerzijds de prijzen die luchtvaartmaatschappijen in rekening brachten aan
freight forwardersen anderzijds de prijzen die
freight forwardersin rekening brachten aan
shippers(of
consignees) enorm varieert. Ter zitting formuleerde een advocaat van de luchtvaartmaatschappijen het als volgt: “
Simpel gezegd: er valt geen pijl op te trekken welk deel van het door de freight forwarder in rekening gebrachte bedrag betrekking had op luchtvrachtvervoer.” Ten tweede zijn de data vervuild door de onzekere – maar naar verwachting significante –impact van het
freight forwarderkartel dat in dezelfde periode bestond. De data van de
shipperszijn incompleet. De verdeling van deze data is over de jaren heel onregelmatig en de data bevatten grote gaten, zowel in de tijd als per cedent/achterliggende partij. Tot slot maken deze data veelal geen onderscheid tussen de brandstof- en veiligheidstoeslagen en de rest van de prijs voor luchtvrachtvervoer.
shippersaan de
freight forwardershebben betaald. Dat is inclusief allerlei diensten die de
freight forwardersleverden en een (in)directe winstmarge op de prijs die luchtvaartmaatschappijen aan
freight forwardersrekenden.
one-step modelvoldoende betrouwbare resultaten oplevert. De
one-stepaanpak betreft de aanpak waarbij de
overchargeanalyse alleen is gebaseerd op
shipperdata. Voor de
two-stepaanpak zijn zowel data van de luchtvaartmaatschappijen als
shipperdata nodig, en moet een match worden gemaakt tussen die data, hetgeen slechts zeer beperkt mogelijk is, waardoor de bruikbare dataset significant kleiner wordt. Het
one-step modelis het model dat Oxera heeft gebruikt voor de
overchargeanalyse in het Oxera-rapport. De uitvoerbaarheid van het
two-step modelmoet nog worden onderzocht. Het gaat in deze procedure om het vaststellen van de door
shippersgeleden schade. Het
one-step modelneemt de door de
shippersbetaalde prijzen tot uitgangspunt. De regressieanalyse kan worden uitgevoerd op basis van de door de
shippersbetaalde (totaal)prijzen, zolang eventuele aanvullende door
freight forwardersin rekening gebrachte kosten tijdens en na het kartel systemisch vergelijkbaar zijn, dan wel indien het regressiemodel ook rekening houdt met eventuele wijzigingen in deze kosten over de jaren. Er is geen reden om aan te nemen dat de
freight forwarderkosten tijdens en na het kartel zodanig systemisch van elkaar zouden verschillen dat daarmee in een regressiemodel geen rekening kan worden gehouden. Met eventuele verschillen kan bovendien rekening worden gehouden door het toevoegen van controlevariabelen.
one-stepmethode zijn verder dat:
shipperdata en data van de luchtvaartmaatschappijen één-op-één aan elkaar te koppelen;
freight forwardersdaadwerkelijk zijn doorberekend aan de
shippers.Indien en voor zover dat niet het geval zou zijn, zou de analyse op basis van uitsluitend
shipperdata geen positieve
overchargelaten zien.
two-step modelzijn dat:
shipperdata gebruikt moeten worden, wat extra complicaties met zich brengt;
two-step modelvereiste
matchtussen de data van de luchtvaartmaatschappijen en de
shipperdata in belangrijke mate ontbreekt, waardoor de bruikbare dataset significant kleiner wordt en de uitkomst daarmee onbetrouwbaarder;
two-step modelrelatief klein zal zijn en daarmee waarschijnlijk niet representatief.
3.De beoordeling
Inleiding en conclusie
overcharge(in dit geval) te berekenen bestaat niet. Ook de Praktische Gids beschrijft dat in gevallen als deze – waar indirecte afnemers schade vorderen – beide modellen, zowel het door Oxera en Brattle voorgestane
one-step modelals het door BRG voorgestane
two-step model, in beginsel geschikt zijn om de
overchargete berekenen:
overcharge.Oxera en Brattle zijn van mening dat het
one-step model– waarbij de
overchargeanalyse alleen is gebaseerd op
shipperdata, en de analyse wordt uitgevoerd op het niveau van de totale prijs – (voldoende) betrouwbare resultaten oplevert. De rechtbank volgt Oxera en Brattle hierin en is van oordeel dat de door hen voorgestane methode (voldoende) betrouwbare resultaten kan opleveren. Daar tegenover hebben de Luchtvaarmaatschappijen onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het
two-step model– het model waarbij de
overchargeeerst wordt geanalyseerd aan de hand van data van de luchtvaartmaatschappijen en vervolgens, na
‘matching’van data van de luchtvaartmaatschappijen met
shipperdata, een analyse wordt uitgevoerd op het niveau van de toeslagen – betere (betrouwbaardere) resultaten zal opleveren. Dit wordt hierna toegelicht.
more reliable” en “
more suitable”
.Oxera (Niels) heeft ter zitting toegelicht dat Brattle en Oxera niet tegen het gebruik van data van de luchtvaartmaatschappijen zijn. Ook deze data kunnen een goede bron zijn voor een robuuste analyse van de
overcharge. Beide datasets hebben noodzakelijkerwijze hun imperfecties. Niels heeft vervolgens verklaard dat een robuuste
overchargeanalyse mogelijk is op basis van de beschikbare
shipperdata en dat Oxera deze analyse (dus) ook heeft uitgevoerd. De beschikbare
shipperdata hebben een passende geografische en temporele dekking en ook voldoende observaties. De dataset bevat 1,3 miljoen observaties van werkelijke transacties. Daarvan heeft Oxera in het basismodel er 261.000 gebruikt en “
dat is voldoende voor een robuuste econometrische schatting”. De rechtbank heeft geen reden om aan deze verklaring van de deskundige Niels te twijfelen en BRG (Kaplan) heeft ook niet weersproken dat het aantal van 261.000 observaties een statistisch significant resultaat kan opleveren. Brattle (McFadden) heeft weliswaar aanvankelijk het standpunt ingenomen dat een analyse op basis van de data van de luchtvaartmaatschappijen waarschijnlijk “
more reliable” en “
more suitable” zou zijn, maar deskundige Powers heeft ter zitting overtuigend toegelicht waarom Brattle zich thans aansluit bij Oxera; “
(…) the potential benefits that Professor McFadden and the Brattle experts have articulated in the past have always been dependent on, and kind of have as a prerequisite that, airline data must be complete and representative. So, the value of airline data to satisfactorily resolve the questions before the court is diminished if there are concerns which I believe to be the case that the airlines are unable or unwilling to produce complete data covering all the relevant routes and airlines. So, whether intentionally or not, there is a significant potential for the resulting overcharge estimates to be biased. (… ) And from what little we know about the BRG database, we understand that it’s not complete in terms of airlines that are included in it and that covers only a limited period for several airlines including in some cases, starting well into the cartel period as late as 2004. On the other hand, we do feel that the assignor data are sufficiently reliable for the damages analysis. (…)”.
shipperdata de
overcharge, zonder dat een uitgebreide
matching exercisenodig is.
freight forwarders. Dan is er nog een tweede stap nodig en moet met een tweede analyse worden vastgesteld wat de
freight forwardershebben doorberekend aan de
shippers. Oxera en Brattle erkennen dat dit op zich mogelijk is, maar dan moeten er wel voldoende (betrouwbare) data beschikbaar zijn om die tweede analyse uit te kunnen voeren. Voor die analyse moeten – zoals ook BRG (Kaplan) erkent – data van de luchtvaartmaatschappijen worden gematcht met data van de
shippers.Oxera heeft die analyse op deze manier (dus) niet kunnen uitvoeren, omdat de data van de luchtvaartmaatschappijen in deze procedure tot op heden niet voor de deskundigen van eisers beschikbaar zijn gemaakt. BRG heeft nog geen
overchargeanalyse gemaakt op basis van de data van de luchtvaartmaatschappijen, althans die is niet in het geding gebracht. Kaplan heeft echter verklaard dat op basis van zijn analyse van de BRG-database er slechts een relatief klein aantal transacties kunnen worden gematcht, te weten circa 45.000 transacties (of misschien “
twice that”). Hij heeft niet (helder) nader kunnen toelichten hoe hij de matching vervolgens wil gaan uitvoeren om tot een betrouwbare analyse te komen en op basis van welke data. Niels heeft dit later nog eens benadrukt: “
(…) we weten nog niet precies voor welke van die 45.000 je nu echt het helemaal eruit kunt halen wat de airline charge is en wat de andere charges[van de
freight forwarders, rb]
zijn.” En hij heeft hieraan toegevoegd: “
(…) gewoon in het algemeen, statistiek (…). Het is hier niet een debat van wie heeft de grootste database, 60 miljoen versus 260.000 of 45.000. Statistisch gaat het erom een voldoende grote steekproef te hebben en als die voldoende groot is en dat kan, dan krijg je statistisch significante resultaten eruit. Dus, wat dat betreft, daarom zeg ik voor onze dataset, de shipper data, dat is voldoende groot, die 260.000. Het is 275.000, maar na de analyse met wat filtering is het 260.000. Die is voldoende groot om statistisch significante resultaten te krijgen, De onzekerheid daaromheen is dan wat groter omdat het een kleinere dataset is, maar de centrale schatting, die blijft hetzelfde.”
base price, de toeslagen en de marge van de
freight forwarders(FF) (waarin ook vergoedingen voor andere door de
freight forwardersaangeboden diensten kunnen zitten).
overchargedie het gevolg is van de introductie, onderlinge afstemming en toepassing van de toeslagen zich heeft vertaald in (geheel of gedeeltelijke) corresponderende verlagingen op het niveau van de totale prijs. Bij een analyse op het niveau van de totale prijs wordt automatisch rekening gehouden met dit mogelijke waterbedeffect.
benchmarkszijn, omdat er vóór de inbreukperiode geen toeslagen waren en dat de toeslagen ook geen afzonderlijke dienst vertegenwoordigen. De uiteindelijke dienst – luchtvrachtvervoer – wordt afgenomen voor de totaalprijs en dus moet je naar (wijzigingen in) de totaalprijs kijken. Tot slot is het ook niet altijd mogelijk om de toeslagen te onderscheiden van de totaalprijs. Dat geldt voor de dataset van de
shippers, maar waarschijnlijk ook voor die van de luchtvaartmaatschappijen, aldus Niels.
“(…) We can also analyse all-in rates from the airlines, and it has been suggested in some of the papers by the consultancies there might be some reasons why we want to also look at all-in rates. And one has to do with this waterbed effect that if we do find a surcharge on fuel, let’s say it’s 3%. (…) Well, maybe some of the overcharge on the sliver of fuel and security got negotiated away when the freight forwarders and the carriers interacted with one another and haggled over the price, so it went away. So, looking at all-in rates would provide us with some information on that. (…)”. Daarmee heeft hij naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk gemaakt wat dit “
looking at” de totaalprijzen in het kader van de door hem voorgestelde analyse concreet zou inhouden, laat staan waarom dit wat betreft het rekening houden met een waterbedeffect tot een betrouwbaarder (of even betrouwbare) uitkomst zou leiden als de door Oxera en Brattle voorgestelde analyse op basis van (alleen) de totaalprijs. De luchtvaartmaatschappijen zelf hebben dit evenmin toegelicht maar hebben eenvoudigweg betoogd dat er eerst moet worden gestart met een analyse van de toeslagen op basis van de data van de luchtvaartmaatschappijen en dat alleen als daaruit zou komen dat sprake is van een
overcharge, moet worden gekeken naar de totaalprijzen die de Luchtvaartmaatschappijen in rekening hebben gebracht.
overcharge. Kaplan:
“(…) Those surcharges (…) are about 20% of the total, all-in charges (…). (…) the focus of the alleged infringement is only on that sliver, not the all-in rates. (…) For example, we hear we’ve heard repeatedly Oxera estimating an overcharge using shipper data, but let me use it as a way of example of something in the 10 to 11% range. If you apply that 10 to 11% on the all-in rate, that whole € 100, but just applied to fuel and security surcharges less than 20 of the 100. You get an overcharge on just fuel and security as high as 60, 70, 80% of the fuel surcharge itself. And with all due respect, having looked at this for now, more than over 10 years, it doesn’t make any economic sense to find those type of results. (…)”.
Als je bijvoorbeeld zou kijken naar een before/during-methode van overcharge-analyse, dus voor en tijdens, en je kijkt alleen naar de surcharges, dan zou je best eens kunnen zeggen van, hé, daarvoor was er helemaal niks en nu is het 20%, dus die hele 20% is de overcharge. Dat zou een benadering kunnen zijn, maar in onze benadering op de totaalprijs, wij vinden 10%. En dat is dus consistent met dat de surcharges 20% zijn. Wat het aangeeft, is dat de rest van die 10% is misschien het waterbed effect waar ik het over heb gehad. Dat er wordt geconcurreerd op die andere componenten of zoals ook werd genoemd, mogelijk dat er kostenstijgingen zijn geweest. En die kostenstijging, die nemen we juist nou ook precies mee in de regressieanalyse. Dus ik zou zeggen, het is wel consistent. Er werd gezegd en daar ben ik het eens met de heer Kaplan, dat de surcharges op zichzelf niet anticompetitief zijn. Dat is ook zo en juist daarom moet je ook niet naar de surcharges kijken voor je overcharge-analyse, maar juist naar de totale prijzen. Want de vraag is: wat is nou het effect van die coördinatie geweest, die inbreuk op de totale prijs?”
one-step model) en de vraag die ook bij de rechtbank leeft): “
hoe weten we nou wat die freight forwarders precies hebben gedaan?” Niels geeft toe dat dit in zeker zin een ‘
black box’ is, want geen van partijen heeft directe informatie van de
freight forwarders. Onduidelijk is wat de rol van de
freight forwardersprecies is, hoe zij hun prijzen bepalen en wat voor diensten zij aanbieden. Die
‘black box’is er echter in beide methodes (in het
two-step modelte vinden in de tweede stap) en daar bestaat geen perfecte oplossing voor. Bij de methode van BRG is er het probleem van de
matching. Powers (Brattle) en Niels hebben vervolgens toegelicht dat Oxera dit probleem in haar analyse heeft verwerkt met econometrische methodiek/tools. Powers: “
In the past submissions the Brattle experts have noted that airline data is more informative to the question of the overcharge charged by the defendants to the direct purchasers, i.e. freight forwarders. But that overcharge is not the appropriate measure of damages. It’s just the first part of the puzzle. And second (…) it is standard to include variables to isolate the effects of different factors that might cause prices to change. And so in this case including variables to isolate those effects, the effects of changes in freight forwarder conduct or costs, including but not limited to variables that capture the effects of the four short lived freight forwarder cartels are sufficient to alleviate the potential concerns related to the presence of freight forwarder charges in assignor data. So, these are very standard bread and butter econometric tools that are used in multivariate regression analysis to address this complexity.” Niels heeft vervolgens nader toegelicht dat het niet nodig is om (bij benadering) te bepalen welk deel van de totaalprijs de marge van de
freight forwarders(FF-marge) omvat en welk deel van de totaalprijs aan de luchtvaartmaatschappijen ten goede is gekomen. Hoewel de nauwkeurigheid van de resultaten zou kunnen worden beïnvloed door mogelijk een aanzienlijke variatie in de FF-marge, zou de totaalprijs in de
shipperdata alleen vertekend kunnen zijn als die variatie gecorreleerd zou zijn met de Kartelperiode. Op basis van de econometrische modellen heeft Oxera geen indicatie dat dit het geval zou zijn geweest. Oxera heeft geconstateerd dat het karteleffect niet wordt beïnvloed door variatie in de FF-marge (zelfs niet als die variatie aanzienlijk is), omdat er geen significant verschil is in de variatie van de FF-marge tijdens en na het Kartel (er is – dus – geen correlatie met de Kartelperiode). Oxera (Niels) heeft geconstateerd dat er geen systematische verschillen zitten in de manier waarop de
freight forwardershun marges of diensten prijzen tijdens de Kartelperiode en daarna en, zolang er geen systematisch verschil is, is er geen reden om aan te nemen dat de FF-marge een verstoring kan zijn van de
overchargeanalyse.
overchargeanalyse: de horizontale (groene) lijn links (tijdens de inbreukperiode) is dus structureel hoger dan die in de periode na het kartel. De onderste rij (grijze) puntjes is puur hypothetisch; dat zijn de FF-marges en hier is te zien dat, zelfs als die heel veel fluctueren in de tijd, er geen systematisch verschil optreedt. Het verschil dat Oxera observeert – de
overchargein de bovenste rij (zwarte) puntjes – is dus puur toe te schrijven aan het verschil in de prijs die de luchtvaartmaatschappijen in rekening brengen (de middelste rij – de groene puntjes). Desgevraagd heeft Niels bevestigd dat Oxera voor haar analyse gegevens heeft gebruikt uit de
airway billsen dat in de FF-marge niet alleen de marges van de
freight forwardersop de door de luchtvaartmaatschappijen in rekening gebrachte luchttransportkosten zitten, maar ook de kosten van eventuele andere diensten die de
freight forwarderheeft geleverd (zoals vervoer over land of zee of opslag). Dat is, zo geeft Niels toe, niet ideaal, maar omdat er geen systematische verschillen zijn tijdens en na de kartelperiode in de extra kosten die de
freight forwardersin rekening brengen aan de
shippers(waar die kosten ook voor zijn), is het geen onoverkomelijk probleem. Oxera heeft ook bestudeerd hoe de markt van de
freight forwarderszich heeft ontwikkeld en er zijn weinig of geen indicaties dat de FF-marges structureel verschillen tijdens en na de inbreukperiode. Ook in andere
air cargoprocedures is, aldus Niels, algemeen aangenomen dat de
freight forwardersde prijzen gewoon doorgeven. Ook heeft Oxera in de gevoeligheidsanalyses van haar regressieanalyse met een ‘
dummy variable’ zoveel mogelijk gecontroleerd voor de
freight forwarderkartels die in de inbreukperiode hebben bestaan. Deze gevoeligheidsanalyses geven Oxera voldoende vertrouwen dat de
overchargeanalyse nog steeds robuust is (uitkomst 9,3% in plaats van 10,7% en dat is nog steeds statistisch significant). Powers heeft bevestigddat Oxera heeft aangetoond dat er geen sprake is van een systematisch verschil. Hij heeft daaraan toegevoegd: “
He(Kaplan (BRG), rb)
has speculated that there is one. But he has not shown that he is right.” Aldus heeft Niels deze vraag voldoende beantwoord en daarmee de zorg van de rechtbank voldoende weggenomen.
overchargeanalyse waarover partijen en hun deskundigen van mening verschillen (zie 2.6): de
overchargemoet worden geanalyseerd volgens het
one-step model– waarbij de
overchargeanalyse alleen is gebaseerd op
shipperdata – en de analyse moet worden uitgevoerd op het niveau van de totale door de
shippers(cedenten) betaalde prijs.
4.De beslissing
15 januari 2025voor uitlating partijen over de wijze van voortprocederen,