ECLI:NL:RBAMS:2024:6558

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
28 oktober 2024
Zaaknummer
13/252591-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel

Op 23 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd door de District Court in Wrocław op 27 juli 2023, verzocht om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die in Nederland gedetineerd was. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 9 oktober 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft en dat hij geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De zaak betreft een cumulatief vonnis dat is opgelegd voor een vrijheidsstraf van één jaar en acht maanden, waarvan nog één jaar, twee maanden en zesentwintig dagen resteerden. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld, maar geconcludeerd dat de overlevering niet in strijd is met de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon, aangezien hij stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft opgemerkt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en dat zijn gekozen advocaat aanwezig was bij de zitting in hoger beroep. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/252591-24
Datum uitspraak: 23 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 8 augustus 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 juli 2023 door
The District Court in Wrocław(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboortedag 1] (Polen) op [geboortedag 2] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 9 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
final and binding cumulative judgement of the Regional Court in Oleśnicavan 28 oktober 2021, referentie: II K 62/21.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog één jaar, twee maanden en zesentwintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde cumulatieve vonnis.
Anders dan de raadsman heeft betoogd, is niet vereist dat het EAB vermeldt welke straffen zijn opgelegd in de vonnissen die ten grondslag liggen aan het cumulatieve vonnis. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om hierover aanvullende informatie op te vragen bij de Poolse autoriteiten.
Het cumulatieve vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
3.1.1.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW niet van toepassing is.
3.1.2.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van het onderliggende arrest met kenmerk IV Ka 275/18 en het vonnis met kenmerk II K475/16 op het standpunt gesteld dat moet worden afgezien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon heeft een adresinstructie ontvangen en is voor de procedure in eerste aanleg opgeroepen op het door hem opgegeven adres, zijn gekozen advocaat heeft hoger beroep ingesteld en was aanwezig bij de zitting in hoger beroep.
Ten aanzien van het onderliggende vonnis met kenmerk II K368/19 is de opgeëiste persoon samen met een advocaat verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Gelet hierop is artikel 12 OLW niet van toepassing.
Ten aanzien van het cumulatieve vonnis heeft de opgeëiste persoon bij de voorgeleiding verklaard dat hij wist van de procedure. Uit de aanvullende informatie blijkt ook dat hij zelf heeft verzocht om een verzamelvonnis. De oproep is verstuurd naar de penitentiaire inrichting waar hij gedetineerd was, maar de opgeëiste persoon heeft deze niet in ontvangst kunnen nemen omdat hij was ontsnapt. Daarmee heeft hij stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces. Er moet daarom worden afgezien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
3.1.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat aan het EAB een cumulatief vonnis (II K 62/21) ten grondslag ligt. Uit de aanvullende informatie van 4 en 11 september 2024 volgt dat aan het cumulatieve vonnis ten grondslag liggen:
  • een vonnis van
  • een vonnis van
Zowel de onderliggende vonnissen als het cumulatieve vonnis moeten worden getoetst aan artikel 12 OLW, nu bij de onderliggende vonnissen onherroepelijk uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en hem op grond daarvan vrijheidsstraffen zijn opgelegd. Ook het cumulatieve vonnis valt onder de reikwijdte van artikel 12 OLW, omdat daarin de eerder opgelegde straffen zijn samengevoegd en de Poolse rechter een beoordelingsmarge heeft met betrekking tot de duur van de verzamelstraf. [4]
Arrest met kenmerk IV Ka 275/18 (II K475/16)
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [5] Uit de aanvullende informatie van 11 september 2024 blijkt dat de zaak in hoger beroep ten gronde definitief is afgedaan, zodat de rechtbank alleen de procedure in hoger beroep zal toetsen aan artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van 11 september 2024 blijkt dat de gekozen advocaat van de opgeëiste persoon hoger beroep heeft ingesteld (naar de rechtbank aanneemt: op verzoek dan wel met medeweten van de opgeëiste persoon), nadat zij eerder had verzocht om de termijn voor het indienen van het hoger beroep te verlengen. Verder blijkt uit de aanvullende informatie dat de gekozen advocaat aanwezig was bij de zitting in hoger beroep. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure in hoger beroep en uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, dan wel minst genomen kennelijk onzorgvuldig is geweest door niet (via zijn gekozen advocaat) te informeren naar het verdere verloop van de procedure in hoger beroep. Overlevering leidt daarom niet tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.
Vonnis met kenmerk II K368/19
Uit de aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten van 11 september 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon (samen met zijn advocaat) aanwezig was bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Gelet hierop is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing.
Cumulatief vonnis met kenmerk II K 62/21
In het EAB onder d) is vermeld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het cumulatieve vonnis heeft geleid. Voorts is vermeld dat de opgeëiste persoon, terwijl hij op de hoogte was van de procedure, een advocaat heeft gemachtigd die hem ook daadwerkelijk ter zitting heeft vertegenwoordigd en aanwezig is geweest om de verdediging te voeren. Uit de toelichting onder d.2. volgt echter dat sprake was van een ex officio aangewezen advocaat, terwijl niets is vermeld over een daadwerkelijke machtiging van die advocaat door de opgeëiste persoon om hem ter zitting te vertegenwoordigen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een cumulatief vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van 4 september 2024 volgt dat de opgeëiste persoon persoonlijk heeft verzocht om een cumulatief vonnis. Uit de toelichting onder d.2. in het EAB volgt voorts dat de oproep voor de zitting is verstuurd naar de penitentiaire inrichting waar de opgeëiste persoon een gevangenisstraf uitzat. De opgeëiste persoon heeft de oproep echter niet in ontvangst kunnen nemen, omdat hij is ontsnapt tijdens werkzaamheden buiten de penitentiaire inrichting. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat de opgeëiste persoon uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit cumulatieve vonnis heeft geleid, zodat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert.

4.Strafbaarheid, feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.

5.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [6]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [7]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 8 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
The District Court in Wrocław(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James - Pater, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en E. de Rooij, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. van Gerven, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 23 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 10 augustus 2017, C-271/17 (
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
6.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
7.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (