Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Poznań,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
6 juni 2024 [4] heeft de rechtbank bij tussenuitspraak van 25 juni 2024 [5] geconcludeerd dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen.
remand regimeis aangenomen, dit gevaar – al dan niet met een individuele detentiegarantie – voor de opgeëiste persoon kan worden weggenomen. Voor zover de uitvaardigende justitiële autoriteit meent dat het algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon binnen het
remand regimekan worden weggenomen, heeft de rechtbank verzocht om antwoord op vijf vragen over de detentieomstandigheden in het Huis van Bewaring, waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd.
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Tussenuitspraak 25 juni 2024
4.Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden
remand regimein Polen terechtkomen. In deze tussenuitspraak heeft de rechtbank vragen geformuleerd om te kunnen beoordelen of er gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen op schending van zijn grondrechten gezien het vastgestelde algemene gevaar voor gedetineerden in het Poolse
remand regime.De overwegingen uit voornoemde uitspraken dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. Zoals hiervoor bij de procesgang is vermeld, heeft de rechtbank in de tussenuitspraak van 25 juni 2024 in deze zaak de officier van justitie verzocht dezelfde vragen te stellen.
1 oktober 2024, zijn in onderhavige zaak vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, waarbij ook de uitspraak van 1 oktober 2024 in vertaling is meegestuurd. Haar verwachting is dat in deze zaak binnen enkele weken alle vragen zullen zijn beantwoord.
remand regimeniet is weggenomen. De rechtbank gaat er daarom van uit dat er voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan.
22 november 2024)of uiterlijk 10 dagen daarna, zodat nagegaan kan worden of een verandering in de omstandigheden binnen de termijn van 30 dagen is opgetreden. Wanneer dit niet het geval is, zal aan de overlevering ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW, geen gevolg worden gegeven.
10.Beslissing
SCHORSThet onderzoek en bepaalt dat de zaak opnieuw moet worden ingepland op een zitting op
22 november 2024 of uiterlijk 10 dagen daarna.