Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[veroordeelde],
Feiten
Procedure
Vordering van het Openbaar Ministerie
Standpunt van veroordeelde
Beoordeling
Beslissing
365 dagenen wijst de vordering voor het overige af.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 12 september 2024 een beschikking gegeven in het kader van een ontnemingsmaatregel die eerder door het gerechtshof Amsterdam was opgelegd. De veroordeelde was verplicht om een bedrag van € 24.493.121,78 aan de Staat te betalen, maar heeft niet (geheel) aan deze verplichting voldaan. De officier van justitie heeft daarom een vordering ingediend voor de toepassing van gijzeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet onmachtig, maar onwillig is om de ontnemingsmaatregel binnen afzienbare tijd te voldoen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen en de veroordeelde voor een periode van 365 dagen tot gijzeling gemachtigd.
De procedure begon op 13 juli 2022 en heeft verschillende zittingen gekend, waarbij de rechtbank de veroordeelde en zijn raadsman heeft gehoord. De veroordeelde heeft gesteld dat hij geen vermogen meer heeft en leeft van een klein pensioen en AOW, maar de rechtbank oordeelde dat hij onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn betalingsonmacht. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de veroordeelde in het verleden over een aanzienlijk vermogen beschikte, maar dat hij niet kon aantonen hoe dit vermogen is verdwenen.
De rechtbank concludeert dat de veroordeelde niet voldoende heeft meegewerkt aan de uitwinning van het beslag en dat hij geen reëel betalingsvoorstel heeft gedaan. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen, maar gedeeltelijk, om de veroordeelde de kans te geven alsnog tot een betalingsregeling te komen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beschikking.