ECLI:NL:HR:2010:BO0140

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/01269 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een ontnemingsmaatregel en de definitie van veroordeling in het strafrecht

Op 12 oktober 2010 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening van een ontnemingsmaatregel. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat P.H. Ruys, had een verzoek ingediend tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 20 december 2007 was gewezen. In dat arrest was de aanvrager verplicht gesteld om een bedrag van € 16.403,78 aan de Staat te voldoen, als ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de oplegging van een ontnemingsmaatregel niet kan worden aangemerkt als een veroordeling in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierdoor kon de aanvrage tot herziening niet worden ontvangen. De Hoge Raad heeft de aanvrage dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak benadrukt het onderscheid tussen een veroordeling en een ontnemingsmaatregel binnen het strafrecht, en bevestigt dat niet elke maatregel die een financiële verplichting met zich meebrengt, als een veroordeling kan worden beschouwd.

Uitspraak

12 oktober 2010
Strafkamer
nr. 10/01269 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 20 december 2007, nummer 22/005153-06, ingediend door P.H. Ruys, advocaat te Rotterdam namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
Het Hof heeft de aanvrager de verplichting opgelegd om ter zake van ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de Staat te voldoen een bedrag van € 16.403,78.
2. De aanvrage tot herziening
De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de aanvrage
De aanvrage kan niet tot herziening leiden, omdat oplegging van een ontnemingsmaatregel niet is een veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv.
De aanvrage kan daarom niet worden ontvangen.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart de aanvrage niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en M.A. Loth, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 12 oktober 2010.