ECLI:NL:HR:2010:BO0140
Hoge Raad
- Herziening
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- M.A. Loth
- Rechtspraak.nl
Herziening van een ontnemingsmaatregel en de definitie van veroordeling in het strafrecht
Op 12 oktober 2010 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herziening van een ontnemingsmaatregel. De aanvrager, vertegenwoordigd door advocaat P.H. Ruys, had een verzoek ingediend tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 20 december 2007 was gewezen. In dat arrest was de aanvrager verplicht gesteld om een bedrag van € 16.403,78 aan de Staat te voldoen, als ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de oplegging van een ontnemingsmaatregel niet kan worden aangemerkt als een veroordeling in de zin van artikel 457, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Hierdoor kon de aanvrage tot herziening niet worden ontvangen. De Hoge Raad heeft de aanvrage dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak benadrukt het onderscheid tussen een veroordeling en een ontnemingsmaatregel binnen het strafrecht, en bevestigt dat niet elke maatregel die een financiële verplichting met zich meebrengt, als een veroordeling kan worden beschouwd.