3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd. Hoewel de rechtbank op grond van het vertrouwensbeginsel uit moet kunnen gaan van de juistheid van de informatie die in het EAB is vermeld – namelijk dat de opgeëiste persoon aanwezig is geweest op de procedure die tot de beslissing heeft geleid – is gelet op de verklaring van de opgeëiste persoon pas uit de aanvullende informatie van 14 augustus 2024 gebleken dat de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij de behandeling in hoger beroep. Voornoemde informatie vormt een inbreuk op het vertrouwensbeginel, waaraan gevolgen moeten worden verbonden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg staat. De opgeëiste persoon is een verzetgarantie geboden, die eerder door de rechtbank afdoende is bevonden, zodat sprake is van de situatie zoals bedoeld in artikel 12, onder d, OLW. Nu er geen sprake van is dat Hongarije bewust informatie heeft achter gehouden, is er geen aanleiding om in deze zaak een principiële uitspraak te doen, waarbij de overlevering moet worden geweigerd.
Het oordeel van de rechtbank
De aanvullende informatie van 14 augustus 2024 vermeldt dat de informatie opgenomen onder onderdeel d) van het EAB, inhoudende dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig is geweest bij de procedure die tot de beslissing heeft geleid, ziet op de procedure in eerste aanleg. De aanvullende informatie bevat verder een onderdeel d) dat ziet op de procedure in hoger beroep. Hieruit volgt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest op de zitting die tot de beslissing heeft geleid. Ook volgt hieruit dat de opgeëiste persoon – kortgezegd – een verzetgarantie is geboden. De rechtbank stelt dan ook vast dat het EAB geen onjuiste informatie bevat waardoor het vertrouwensbeginsel is geschonden en wat tot een weigering van de overlevering zou moeten leiden. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan.
Nu uit voornoemde aanvullende informatie volgt dat de beslissing in hoger beroep de beslissing is waarmee de zaak definitief is afgedaan en waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer open staat, zal de rechtbank de beslissing van 12 april 2019 van
the Tribunal of Debrecenaan artikel 12 OLW toetsen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De aanvullende informatie van 14 augustus 2021 vermeldt onder onderdeel (d) van het EAB:
“- the person will be personally served with this decision without delay after the surrender; and
- when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed; and
- the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 1 month (days). [Act XC of 2017 on the Code of Criminal Procedure Section 639 (3))”
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.