ECLI:NL:RBAMS:2024:6438

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
13-243927-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Hongarije

Op 15 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Hongarije op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB goedgekeurd, waarbij de opgeëiste persoon, geboren in Hongarije, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, gedetineerd was in een Nederlandse penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de behandeling in hoger beroep in Hongarije, maar dat er voldoende garanties waren dat de opgeëiste persoon na overlevering op de hoogte zou worden gesteld van zijn rechten, inclusief het recht op verzet en hoger beroep. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen schending van het vertrouwensbeginsel was en dat de detentieomstandigheden in Hongarije niet zodanig waren dat er een algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling bestond. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) was voldaan en er geen weigeringsgronden waren. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-243927-24
Datum uitspraak: 15 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 9 augustus 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 maart 2020 door
the Law Enforcement Group of the Tribunal of Debrecen, Hongarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1993,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 1 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door haar raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van:
  • the District Court of Debrecenvan 30 augustus 2018 (no. 45.B.1539/2017/128);
  • the Tribunal of Debrecenvan 12 april 2019 (no. 18/A.Bf.487/2018/67).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren en zes maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog twee jaren, negen maanden en zevenentwintig dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd. Hoewel de rechtbank op grond van het vertrouwensbeginsel uit moet kunnen gaan van de juistheid van de informatie die in het EAB is vermeld – namelijk dat de opgeëiste persoon aanwezig is geweest op de procedure die tot de beslissing heeft geleid – is gelet op de verklaring van de opgeëiste persoon pas uit de aanvullende informatie van 14 augustus 2024 gebleken dat de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij de behandeling in hoger beroep. Voornoemde informatie vormt een inbreuk op het vertrouwensbeginel, waaraan gevolgen moeten worden verbonden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg staat. De opgeëiste persoon is een verzetgarantie geboden, die eerder door de rechtbank afdoende is bevonden, zodat sprake is van de situatie zoals bedoeld in artikel 12, onder d, OLW. Nu er geen sprake van is dat Hongarije bewust informatie heeft achter gehouden, is er geen aanleiding om in deze zaak een principiële uitspraak te doen, waarbij de overlevering moet worden geweigerd.
Het oordeel van de rechtbank
De aanvullende informatie van 14 augustus 2024 vermeldt dat de informatie opgenomen onder onderdeel d) van het EAB, inhoudende dat de opgeëiste persoon in persoon aanwezig is geweest bij de procedure die tot de beslissing heeft geleid, ziet op de procedure in eerste aanleg. De aanvullende informatie bevat verder een onderdeel d) dat ziet op de procedure in hoger beroep. Hieruit volgt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest op de zitting die tot de beslissing heeft geleid. Ook volgt hieruit dat de opgeëiste persoon – kortgezegd – een verzetgarantie is geboden. De rechtbank stelt dan ook vast dat het EAB geen onjuiste informatie bevat waardoor het vertrouwensbeginsel is geschonden en wat tot een weigering van de overlevering zou moeten leiden. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
Nu uit voornoemde aanvullende informatie volgt dat de beslissing in hoger beroep de beslissing is waarmee de zaak definitief is afgedaan en waartegen geen gewoon rechtsmiddel meer open staat, zal de rechtbank de beslissing van 12 april 2019 van
the Tribunal of Debrecenaan artikel 12 OLW toetsen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De aanvullende informatie van 14 augustus 2021 vermeldt onder onderdeel (d) van het EAB:
“- the person will be personally served with this decision without delay after the surrender; and
- when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed; and
- the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 1 month (days). [Act XC of 2017 on the Code of Criminal Procedure Section 639 (3))”
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor.

4.Strafbaarheid

Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Hongarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: Hongaarse detentieomstandigheden

Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft onder overlegging van stukken en verwijzing naar de rapportage van
the Hungarian Helsinki Committee(hierna: HCC) van 17 december 2023, gericht aan de Raad van Europa, verzocht om op grond van deze rapportage een detentiegarantie te laten verstrekken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich – onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank van 28 mei 2024 [5] – op het standpunt dat artikel 11 OLW niet aan de overlevering in de weg staat, nu op basis van voornoemde rapportage niet is aangetoond dat in Hongaarse detentie-instellingen een algemeen gevaar bestaat van schending van artikel 4 Handvest. Een detentiegarantie hoeft dan ook niet te worden verstrekt.
Het oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 27 augustus 2019 [6] heeft de rechtbank geoordeeld dat niet langer sprake is van een algemeen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in Hongaarse detentie-instellingen.
Om te kunnen vaststellen, of sprake is van een dergelijk gevaar, dient de rechtbank zich te baseren op objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens over de detentieomstandigheden die heersen in de uitvaardigende lidstaat en die kunnen duiden op gebreken die hetzij structureel of fundamenteel zijn, hetzij bepaalde groepen van personen raken, hetzij bepaalde detentiecentra betreffen [7] . De rechtbank oordeelde in voormelde uitspraak dat er geen sprake (meer) was van dergelijke gegevens.
In de uitspraak van 7 maart 2024 [8] heeft de rechtbank op grond van een rapportage van het HCC van 17 december 2023 overwogen dat de omstandigheden in de Hongaarse detentie-instellingen weliswaar zorgelijk zijn, maar dat deze niet zijn verergerd ten opzichte van de situatie in augustus 2019. De gesignaleerde overbevolking in sommige gevangenissen was volgens de rechtbank niet voldoende reden een algemeen gevaar aan te nemen. Ook over de overige door de HCC gesignaleerde punten heeft de rechtbank overwogen dat er zorgen zijn, maar dat die niet voldoende zijn om uit te gaan van een algemeen gevaar in Hongaarse gevangenissen.
De rechtbank beschikt dan ook niet over objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens op grond waarvan zij een algemeen gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in gevangenissen in Hongarije zou kunnen aannemen.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding de behandeling van de zaak aan te houden voor het opvragen van nadere informatie aan de Hongaarse autoriteiten.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Law Enforcement Group of the Tribunal of Debrecen, Hongarije, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en J.M. Esschendal, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 15 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 april 2016, gevoegde zaken C404/15 en C659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198, rechtsoverweging 89.