Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[klager],
Feiten
Alleen de documenten/bestanden ('digitale sporen') waarvan na onderzoek duidelijk was dat het geen geheimhoudersinformatie betrof zijn aan het onderzoeksteam ter beschikking gesteld.
Rechtbank Amsterdam
In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 27 augustus 2024, wordt het onderzoek heropend naar de toegang tot digitale uitgegrijsde gegevens in een fraudezaak. De klager, geboren in 1944, heeft een beklag ingediend tegen de voortduring van de inbeslagneming en het gebruik van deze gegevens, die door de rechter-commissaris zijn uitgegrijsd. De rechtbank behandelt de ontvankelijkheid van de klager in het beklag en overweegt dat de klager ontvankelijk is, ondanks de stelling van de officier van justitie dat de termijn voor het indienen van het klaagschrift is overschreden. De rechtbank stelt vast dat het klaagschrift niet betrekking heeft op de fysieke inbeslagname van gegevensdragers, maar op de kennisneming en het gebruik van de uitgegrijsde gegevens, waardoor de termijn niet is overschreden.
De rechtbank gaat verder in op de inhoudelijke beoordeling van de zaak. De klager stelt dat de uitgegrijsde gegevens in twee categorieën kunnen worden onderverdeeld: gegevens van vóór 2010 en geheimhoudersgegevens. De klager verzoekt om vernietiging van deze gegevens, terwijl de officier van justitie betwist dat er gebruik is gemaakt van de uitgegrijsde gegevens. De rechtbank concludeert dat de processen-verbaal onvoldoende informatie bieden over de waarborgen die zijn getroffen om te garanderen dat betrokkenen bij het opsporingsonderzoek geen toegang hebben tot de gegevens. Daarom wordt het onderzoek heropend en wordt de officier van justitie verzocht om een schriftelijke toelichting te geven over de waarborgen die zijn getroffen.
De rechtbank verzoekt de officier van justitie om uiterlijk 27 oktober 2024 de schriftelijke toelichting te geven en de klager om hierop schriftelijk te reageren binnen vier weken na ontvangst van de toelichting.