3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De facultatieve weigeringsgrond van artikel 12 OLW ziet op de toetsing van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon in de procedure die ten grondslag ligt aan het EAB. In dit artikel is bepaald dat overlevering kan worden geweigerd wanneer de opgeëiste persoon niet is verschenen op het proces dat tot de beslissing heeft geleid, tenzij zich een van de in dat artikel onder a tot en met d genoemde omstandigheden heeft voorgedaan dan wel voordoet.
Vonnis 1, verzamelvonnis 2 en de aan verzamelvonnis 2 ten grondslag liggende vonnissen moeten aan artikel 12 OLW worden getoetst. Wat betreft het verzamelvonnis geldt dat als sprake is van wijziging van de duur van eerder onherroepelijk opgelegde straffen en de bevoegde autoriteit daarbij over een beoordelingsmarge heeft beschikt, de rechterlijke beslissing waarbij de verzamelstraf is opgelegd, moet worden getoetst aan artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ en aan artikel 12 van de OLW (HvJ EU 10 augustus 2017, C-271/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:629 (Zdziaszek)). Uit dit arrest volgt dat de bevoegde autoriteit bij Poolse verzamelvonnissen een beoordelingsmarge heeft met betrekking tot de duur van de verzamelstraf en dat Poolse verzamelvonnissen, die de duur van de opgelegde straffen wijzigen, dus altijd aan artikel 12 OLW moeten worden getoetst. Uit voornoemd arrest volgt dat ook de aan verzamelvonnissen ten grondslag liggende uitspraken, waarin onherroepelijk uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en hem op grond daarvan vrijheidsstraffen zijn opgelegd, moeten worden getoetst aan artikel 4 bis Kaderbesluit 2002/584/JBZ en aan artikel 12 van de OLW.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd – kort samengevat – dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW ten aanzien van vonnis 1, verzamelvonnis 2 en de aan verzamelvonnis 2 ten grondslag liggende vonnissen kan worden toegepast en dat er geen redenen zijn om daarvan af te zien.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd – kort samengevat – dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW ten aanzien van vonnis 1, verzamelvonnis 2 en de aan verzamelvonnis 2 ten grondslag liggende vonnissen kan worden toegepast, maar dat er redenen zijn om daarvan af te zien.
De rechtbank stelt vast dat vonnis 1 is gewezen, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, onder a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, onder d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ten aanzien van vonnis 1 op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De officier van justitie heeft bij e-mail van 6 augustus 2024 bij de uitvaardigende justitiële autoriteit de vragen gesteld:
- of de opgeëiste persoon zijn adres heeft opgegeven aan de Poolse autoriteiten in de procedure die heeft geleid tot vonnis 1,
- (zo ja) of de oproeping voor de zitting die heeft geleid tot vonnis 1 naar dit adres is gestuurd,
- of de opgeëiste persoon in de procedure die heeft geleid tot vonnis 1 een adresinstructie heeft gekregen, waarbij hij is gewezen op zijn rechten en plichten en gevolgen van het niet voldoen aan verplichtingen.
Bij brief van 12 augustus 2024 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit hierop de volgende informatie verstrekt:
- de opgeëiste persoon heeft tijdens zijn verhoor als verdachte verklaard dat hij verbleef bij zijn moeder op de [straatnaam], maar dat hij zich het exacte adres niet kon herinneren,
- tijdens het voorbereidend onderzoek is vastgesteld dat de opgeëiste persoon geen vast verblijfadres had en is gelet op zijn verklaring tijdens zijn verhoor als tijdelijk verblijfadres het adres van zijn moeder vastgesteld: [adres, te plaats],
- de dagvaarding voor de zitting is naar het adres van de moeder van de opgeëiste persoon gestuurd, maar niet in ontvangst genomen,
- de opgeëiste persoon heeft een adresinstructie gekregen en is gewezen op de gevolgen van het niet voldoen aan de verplichtingen.
De opgeëiste persoon heeft op de zitting van 25 september 2024 verklaard dat hij na de datum waarop de feiten zouden hebben plaats gevonden (9 augustus 2022), maar vóór de zitting naar Nederland is gegaan en dat hij geen inschrijfadres in Nederland had dat hij kon doorgeven aan de Poolse autoriteiten. Verder zou hij zijn moeder instructies hebben gegeven om informatie aan hem door te geven.
De rechtbank stelt op grond van de hiervoor weergegeven informatie vast dat de opgeëiste persoon, terwijl hij op de hoogte was van het feit dat een procedure tegen hem liep, op het door hem opgegeven adres is opgeroepen voor de zitting. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat de opgeëiste persoon, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor de officiële correspondentie en dat hij zich, terwijl hij op de hoogte was van de procedure, kennelijk onvoldoende heeft geïnformeerd over het verloop ervan. Overlevering leidt daarom niet tot schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.
Ten aanzien van verzamelvonnis 2
De rechtbank stelt vast dat verzamelvonnis 2 is gewezen, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, onder a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, onder d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ten aanzien van verzamelvonnis 2 op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De officier van justitie heeft bij e-mail van 6 augustus 2024 bij de uitvaardigende justitiële autoriteit de vragen gesteld:
- of de opgeëiste persoon zijn adres heeft opgegeven aan de Poolse autoriteiten in de procedure die heeft geleid tot verzamelvonnis 2,
- (zo ja) of de oproeping voor de zitting die heeft geleid tot verzamelvonnis 2 naar dit adres is gestuurd,
- of de opgeëiste persoon in de procedure die heeft geleid tot verzamelvonnis 2 een adresinstructie heeft gekregen, waarbij hij is gewezen op zijn rechten en plichten en gevolgen van het niet voldoen aan verplichtingen.
Bij brief van 12 augustus 2024 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit hierop volgende informatie verstrekt:
- uit onderzoek is gebleken dat de opgeëiste persoon geen vast verblijfadres had en dat hij in juni 2022 verbleef bij zijn moeder;
- de opgeëiste persoon heeft geen adresinstructie ontvangen in de procedure die heeft geleid tot verzamelvonnis 2.
Bij e-mail van 19 augustus 2024 heeft de officier van justitie onder meer gevraagd:
- of de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft gekregen in de procedures die hebben geleid tot de aan het verzamelvonnis 2 onderliggende vonnissen (vonnissen 2a en 2b),
- of de oproeping voor de zitting die heeft geleid tot verzamelvonnis 2 is verzonden naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres in de procedures die hebben geleid tot de aan verzamelvonnis 2 onderliggende vonnissen (vonnissen 2a en 2b),
- op wiens verzoek het verzamelvonnis is gewezen.
Bij brief van 29 augustus 2024 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit hierop de volgende informatie verstrekt:
- de opgeëiste persoon heeft in de procedure die heeft geleid tot vonnis 2a een adresinstructie gekregen, is daarbij gewezen op de gevolgen van het niet voldoen aan de verplichtingen en de adresinstructie gold voor
- de opgeëiste persoon heeft in de procedure die heeft geleid tot vonnis 2b tijdens zijn verhoor als verdachte in het voorbereidend onderzoek een adresinstructie gekregen, is daarbij gewezen op de gevolgen van het niet voldoen aan de verplichtingen en de adresinstructie gold
- de oproeping voor de zitting die heeft geleid tot verzamelvonnis 2 is verzonden naar het opgegeven correspondentieadres,
- de procedure die heeft geleid tot verzamelvonnis 2 betreft een procedure
De rechtbank stelt op grond van deze informatie vast dat niet is gebleken dat aan de opgeëiste persoon in het kader van de procedure die tot verzamelvonnis 2 heeft geleid een adresinstructie is gegeven. Aangegeven wordt dat de oproep voor de zitting die tot het verzamelvonnis heeft geleid naar een correspondentie- adres is gestuurd: niet is echter duidelijk of en zo ja in welk kader (en in welke procedure) de opgeëiste persoon dit adres had opgegeven. Het is niet duidelijk of de opgeëiste persoon kon of moest weten dat de adresinstructies ook zagen op de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis. Verder is de procedure die heeft geleid tot verzamelvonnis 2
ex officio(ambtshalve) aangevangen. Dit betekent dat de opgeëiste persoon daarvan niet op de hoogte hoeft te zijn geweest.
Het voorgaande maakt dat niet vastgesteld kan worden dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk wist van de procedure die heeft geleid tot verzamelvonnis 2 (of daarvan had kunnen en moeten weten) en evenmin dat hij – al dan niet stilzwijgend – afstand heeft gedaan van zijn verdedigingsrechten in het kader van die procedure.
Er kan dan ook niet geconcludeerd worden dat het toestaan van de overlevering voor de tenuitvoerlegging van de bij verzamelvonnis 2 opgelegde straf geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zou betekenen. Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om af te zien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW
Nu de rechtbank de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zal toepassen ten aanzien van verzamelvonnis 2, komt de rechtbank niet meer toe aan toetsing van de aan verzamelvonnis 2 ten grondslag liggende vonnissen 2a en 2b aan artikel 12 OLW.