Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Rybnik 3rd Criminal Division, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
mr. S. de Goede (advocaat in Breda).
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Ontvankelijkheid van de officier van justitie
4.Grondslag en inhoud van het EAB
judgment of the Rybnik District Courtvan 29 oktober 2019 met referentie
III K 1271/18(blijkens aanvullende informatie van 11 juli 2024 gewijzigd door een arrest van
the Regional Court in Rybnikvan 7 september 2020 met kenmerk
III Ka 67/20);
judgment of the Rybnik District Courtvan 19 mei 2021 met referentie
III K 2498/19.
5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
III K 1271/18en de daaropvolgende procedure in hoger beroep met kenmerk
III Ka 67/20nog steeds veel onduidelijk is. Zo is niet duidelijk of de opgeëiste persoon is gewezen op de gevolgen van het niet voldoen aan de aan hem gegeven adresinstructie en is onduidelijk of de advocaat die hem heeft vertegenwoordigd in hoger beroep ook door hem gemachtigd was. Daarnaast is niets bekend over de gang van zaken rondom de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die heeft geleid tot de tenuitvoerlegging van de in eerste instantie voorwaardelijk opgelegde straf. De overlevering dient ten aanzien van het vonnis met kenmerk
III K 1271/18dan ook geweigerd te worden. Het stellen van nadere vragen is, gelet op de bijna aflopende beslistermijn, niet meer mogelijk.
III K 2498/19geldt dat de opgeëiste persoon de oproeping voor de zitting persoonlijk in ontvangst heeft genomen. Blijkens de aanvullende informatie heeft hij persoonlijk voor ontvangst van die oproeping getekend. Voor zover daar onduidelijkheid over bestond is die met de aanvullende informatie weggenomen.
III K 1271/18moet worden geweigerd, nu niets bekend is over de gang van zaken rondom de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die heeft geleid tot het bevel tot tenuitvoerlegging van de oorspronkelijk aan de opgeëiste persoon opgelegde voorwaardelijke straf.
III K 2498/19is sprake van de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW.
III K 1271/18het volgende vast. Uit de aanvullende informatie van 11 juli 2024 van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat de bij dit vonnis aan de opgeëiste persoon opgelegde vrijheidsstraf in eerste instantie voorwaardelijk aan hem was opgelegd. Bij beslissing van
the District Court of Rybnikvan 28 januari 2022 is de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf bevolen omdat de opgeëiste persoon zich schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit. Voor dit nieuwe strafbare feit is hij op
1 oktober 2021 veroordeeld bij
judgment of the District Court of Rybnikmet referentie
III K 1501/21. Uit een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van
23 maart 2023 [4] volgt dat ook deze laatstgenoemde procedure, waarbij de opgeëiste persoon is veroordeeld voor een nieuw strafbaar feit en die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf waarvoor zijn overlevering gevraagd wordt, onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft, ondanks meerdere verzoeken daartoe (met een verwijzing naar het voornoemde arrest van het Hof van Justitie), echter geen nadere informatie verschaft over deze laatstgenoemde procedure. Er kan daarom niet vastgesteld worden of en, zo ja, op welke wijze de opgeëiste persoon ten aanzien van deze procedure zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen. De op 10 september 2024 aflopende beslistermijn maakt dat er geen ruimte meer is voor het nogmaals stellen van vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
4 onder I genoemde vonnis met kenmerk
III K 1271/18 (gewijzigd bij arrest van
the Regional Court of Rybnikvan 7 september 2020 met referentie III Ka 67/20
).
III K 2498/19stelt de rechtbank op basis van het EAB en de aanvullende informatie van 11 juli 2024,
7 augustus 2024 en 3 september 2024 het volgende vast. De opgeëiste persoon is op
22 december 2020 in persoon opgeroepen voor de inhoudelijke behandeling (
the main hearing) van zijn zaak op 30 maart 2021, waar hij vervolgens niet is verschenen. Hij heeft de oproep persoonlijk in ontvangst genomen (en getekend voor ontvangst) en is daarbij gewezen op de gevolgen van het niet verschijnen op de zitting. Uit de aanvullende informatie blijkt voorts dat de inhoudelijke behandeling van de zaak alleen op 30 maart 2021 heeft plaatsgevonden.
III K 2498/19sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, onder a, OLW. De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW doet zich ten aanzien van dit vonnis dan ook niet voor. De rechtbank staat de overlevering voor dit vonnis toe.
6.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
III K 2498/19is veroordeeld niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
7.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
8.Slotsom
judgment of the Rybnik District Courtvan 19 mei 2021 met referentie
III K 2498/19vaststelt dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook verder geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, moet de overlevering ten aanzien van dat vonnis worden toegestaan. Voor wat betreft het
judgment of the Rybnik District Courtvan 29 oktober 2019 met referentie
III K 1271/18weigert de rechtbank de overlevering op grond van artikel 12 OLW.
9.Toepasselijke wetsbepalingen
10.Beslissing
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Rybnik 3rd Criminal Division(Polen) voor wat betreft de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf die is opgelegd bij het
judgment of the Rybnik District Courtvan 19 mei 2021 met referentie
III K 2498/19.
judgment of the Rybnik District Courtvan 29 oktober 2019 met referentie
III K 1271/18 (gewijzigd bij arrest van
the Regional Court of Rybnikvan
7 september 2020 met referentie III Ka 67/20
).