ECLI:NL:RBAMS:2024:5936

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 september 2024
Publicatiedatum
25 september 2024
Zaaknummer
23/4941
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het AOW-pensioen van eiser in verband met verblijf in het buitenland en duurzame band met Nederland

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 26 september 2024, zaaknummer AMS 23/4941, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van de Sociale verzekeringsbank (Svb) beoordeeld. Eiser, die per zeilboot uit Nederland is vertrokken, heeft een AOW-pensioen aangevraagd. De Svb heeft hem een pensioen van 68% toegekend, wat eiser betwist. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van 1 juli 2006 tot en met 9 september 2022 niet verzekerd was, omdat hij geen duurzame band met Nederland had. Eiser verbleef voornamelijk op zijn zeilboot en had geen vaste woonplaats in Nederland. De rechtbank concludeert dat de Svb terecht heeft geoordeeld dat artikel 3, tweede lid, van de AOW niet op eiser van toepassing is, omdat zijn zeilboot niet als thuishaven in Nederland kan worden beschouwd. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor zijn claim van vrijwillige verzekering en zijn beroep wordt ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/4941

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Vianen, eiser

en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank, verweerder (de Svb)

(gemachtigde: mr. C.A. van der Vlist).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het door de Svb aan eiser toegekende pensioen op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
De Svb heeft eiser met het (primaire) besluit van 21 oktober 2022 een AOW-pensioen van 68% toegekend. Met het bestreden besluit van 7 juli 2023 op het bezwaar van eiser is de Svb daarbij gebleven.
De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beoordeelt of de Svb eiser terecht een AOW-pensioen van 68% van een gehuwdenpensioen heeft toegekend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Wat aan deze procedure voorafging
3. Op 30 augustus 2022 heeft eiser een AOW-pensioen aangevraagd bij de Svb. De Svb heeft eiser vervolgens laten weten dat eiser volgens haar informatie regelmatig of langere tijd in het buitenland verblijft. De Svb heeft aan eiser gevraagd of hij in de periode
1 juli 2006 tot en met 9 september 2022 (de periode in geding) in Nederland heeft gewoond of gewerkt en hem een vragenformulier wonen en werken opgestuurd.
4. Met een besluit van 16 september 2022 heeft de Svb eiser voorlopig een AOW-pensioen toegekend van 68%. Het pensioen is vastgesteld op 68% omdat eiser volgens de Svb in de periode in geding niet verzekerd is geweest.
5. Op 18 oktober 2022 heeft eiser het vragenformulier wonen en werken ingevuld retour gezonden naar de Svb. In het vragenformulier heeft eiser aangegeven dat hij sinds 2006 aan het reizen is per zeilboot en kortere of langere periodes in Nederland verblijft. Hij heeft daarvan een overzicht bijgevoegd.
6. Met het primaire besluit heeft de Svb eisers AOW-pensioen definitief vastgesteld op 68%. Het bezwaar van eiser daartegen heeft de Svb met het bestreden besluit ongegrond verklaard. In het bestreden besluit motiveert de Svb dat eiser vanaf 1 juli 2006 met zijn zeilboot op wereldreis gegaan is met zijn partner. Volgens de Svb is artikel 3, tweede lid, van de AOW niet op eisers situatie van toepassing is. Blijkens dat artikel worden schepen die in Nederland hun thuishaven hebben als deel van Nederland beschouwd. Eisers zeilboot voldoet niet aan die voorwaarde. Eiser geeft aan dat de thuishaven van zijn zeilboot [naam boot] is, maar na eisers vertrek in Nederland is eiser met zijn zeilboot nooit meer daar naartoe teruggekeerd. De Svb stelt verder vast dat eiser geen ingezetene meer is van Nederland. Volgens de Svb heeft eiser geen duurzame band meer met Nederland. Hij heeft in Nederland geen bezittingen, zelfstandige woonruimte waarop hij kan terugvallen en geen inkomen (uit werk en/of uitkering). Eiser komt alleen naar Nederland voor familie- en vriendenbezoek of voor medisch onderzoek. Eiser heeft verder onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij vrijwillig verzekerd is geweest.
Standpunt van eiser
7. Eiser voert aan dat wel degelijk voldaan wordt aan artikel 3, tweede lid, van de AOW. Met het begrip ‘thuishaven’ wordt bedoeld waar de boot geregistreerd is en onder welke vlag deze vaart. Dit in tegenstelling tot de ligplaats, die op een willekeurige plek kan zijn. Afhankelijk van de ligplaats komt eiser per vliegtuig, auto, trein of boot terug naar Nederland. Daar komt bij dat het voor eiser onmogelijk is om regelmatig in [plaats] ligplaats te nemen. Hij vaart rond Zuid-Amerika en vanaf daar duurt de reis naar Nederland zo’n drie tot vier maanden. Eiser stelt zich verder op het standpunt dat hij een duurzame band met Nederland heeft. Daartoe voert hij aan dat hij verschillende logeeradressen had, afhankelijk van de reden van zijn bezoek aan Nederland. Zijn uitgangspunt is altijd geweest dat als het geld op was, hij terug zou keren naar Nederland om weer werk te vinden. Eiser heeft een overzicht opgesteld van zijn verblijf in het buitenland en de Svb heeft hier onvoldoende rekening mee gehouden. Eiser voert ten slotte aan dat hij vrijwillig verzekerd is geweest. Dit volgt uit aanslagen van de Belastingdienst.
Overwegingen
8. Een persoon is verzekerd voor de AOW als hij in Nederland werkt of daarvan ingezetene is. Dit volgt uit artikel 6, eerste lid, van de AOW. Op grond van artikel 2 van de AOW is ingezetene in de zin van deze wet degene die in Nederland woont. De term wonen in artikel 2 van de AOW ziet op een feitelijke toestand. Waar iemand woont wordt per geval beoordeeld aan de hand van de individuele omstandigheden van betrokkene.
9. Op grond van artikel 3, tweede lid, van de AOW, wordt voor de toepassing van het eerste lid schepen die in Nederland hun thuishaven hebben, ten opzichte van de bemanning als deel van Nederland beschouwd.
Ligplaats in Nederland
10. De rechtbank overweegt dat het begrip ‘thuishaven’ in de zin van artikel 3, tweede lid, van de AOW, een feitelijk begrip is. Het is de haven waar het schip feitelijk thuishoort. Het land waar het schip de nauwste band mee heeft, geldt als ‘thuishaven’. Anders dan eiser betoogt, zijn de formele thuishaven en de vlag waaronder het schip vaart niet doorslaggevend. [1]
11. Eiser stelt dat de thuishaven van de zeilboot [naam boot] is. Na het vertrek vanuit Nederland in 2006 is de zeilboot van eiser nooit meer teruggekeerd in de haven van [plaats] . Feitelijk is [plaats] dus niet de thuishaven van het schip. Dat een reis over de oceaan te lang duurt voor eiser om per zeilboot terug te keren naar Nederland is begrijpelijk, maar maakt niet dat de zeilboot thuishaven heeft in [plaats] . Daarbij merkt de rechtbank nog op dat uit het overzicht van eiser blijkt dat hij in de periode in geding op twee boten heeft gewoond, de [naam boot 2] en de [naam boot 3] . Gesteld noch gebleken is dat beide boten in Nederland hun thuishaven zouden hebben. Dat is ook niet aannemelijk, want uit het overzicht blijkt dat de [naam boot 3] in 2010 niet in Nederland maar in een haven van Portugal lag en dat eiser deze boot in 2016 heeft verkocht. De Svb heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat artikel 3, tweede lid, van de AOW, niet op eiser van toepassing is.
Duurzame band van persoonlijke aard met Nederland
12. Een persoon wordt geacht in Nederland te wonen als tussen hem en Nederland een duurzame band van persoonlijke aard bestaat. De Svb heeft beleidsregels opgesteld om dit criterium nader in te vullen. [2] Uit het beleid van de Svb en de rechtspraak op dit punt volgt dat aan het duurzaam kunnen beschikken over een woning veel belang toekomt.
13. De rechtbank overweegt dat eiser een groot deel van het jaar feitelijk verblijft op zijn zeilboot. Hij is wel eens in Nederland voor bezoeken aan familie en vrienden en als hij medische behandelingen heeft. In de periode in geding stond eiser ingeschreven in [plaats] op het adres van een vriend. Eiser heeft aangegeven dat hij in de meeste gevallen ofwel hier sliep, ofwel bij zijn moeder. Eiser heeft verder aangegeven dat hij altijd terecht kon in de woning waar hij stond ingeschreven. De rechtbank kan uit het overzicht van zijn tijd in Nederland dat eiser heeft opgestuurd niet afleiden dat eiser langdurig in de woning verbleef waar hij stond ingeschreven. In tegendeel, uit het overzicht volgt dat eiser verschillende logeeradressen had, zoals het appartement van zijn vriendin in Valkenswaard, het appartement van de ouders van zijn vriendin en een caravan op de camping. Uit deze omstandigheden maakt de rechtbank op dat eiser in Nederland geen aanwijsbare thuisbasis had. Het komt de rechtbank voor dat het verblijf van eiser in Nederland steeds als tijdelijk is bedoeld en eiser niet de intentie had om een woning te vinden waar hij duurzaam terecht kon. Daar komt bij dat eisers bezoeken aan Nederland voor medische behandeling en bezoek aan zijn familie naar het oordeel van de rechtbank te incidenteel en kortdurend van aard zijn om tot de conclusie te komen dat sprake is van een persoonlijke band van duurzame aard tussen eiser en Nederland. Nu eiser op de hoorzitting heeft aangegeven dat alle feiten en omstandigheden in de periode van 1 juli 2006 tot en met
10 september 2022 vrijwel hetzelfde zijn, heeft de Svb terecht beslist dat eiser in de gehele periode in geding niet verzekerd was.
Vrijwillige verzekering
14. Wanneer een betrokkene niet meer in Nederland woont of werkt en de verplichte verzekering is geëindigd, kan diegene zich vrijwillig verzekeren. Dit staat in artikel 35 van de AOW.
15. Uit de aanslagen van de Belastingdienst die eiser heeft overgelegd kan de rechtbank niet afleiden dat eiser vrijwillig verzekerd is geweest. Uit de aanslagen volgt niet dat eiser premies voor een vrijwillige verzekering heeft afgedragen.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.E.J.M. Gielen, rechter, in aanwezigheid van
mr.C.J. van ‘t Hoff, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 26 september 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Het indienen van een hogerberoepschrift kan hetzij digitaal via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl hetzij door verzending per post aan de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld een uitspraak van de Centrale Raad van beroep (Raad) van 4 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:851.
2.SB1022 (ingezetene/wonen), SB1273 (band met Nederland) en SB1274 (duurzame woning).