Op 4 september 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Düsseldorf op 21 juni 2024. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1985, die wordt verdacht van georganiseerde of gewapende diefstal en opzettelijke brandstichting. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 21 augustus 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. H. Sazoglu. De officier van justitie, mr. G.M. Kolman, heeft de vordering tot overlevering ingediend.
Tijdens de zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard niet schuldig te zijn aan de feiten en heeft hij bewijs gepresenteerd dat zijn alibi zou kunnen ondersteunen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het onschuldverweer niet slaagt, omdat de opgeëiste persoon niet voldoende bewijs heeft geleverd om zijn onschuld aan te tonen. De rechtbank heeft ook de verzoeken van de opgeëiste persoon om camerabeelden veilig te stellen afgewezen, omdat er geen strafrechtelijke procedure in Nederland aanhangig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft bovendien geoordeeld dat de opgeëiste persoon, die de Nederlandse nationaliteit heeft, in Nederland beter kan worden gere-integreerd na een eventuele veroordeling in Duitsland. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met inachtneming van de garantie van de Duitse autoriteiten dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan.