AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Toetsing van detentieomstandigheden in het kader van een Europees aanhoudingsbevel
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan over de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Frankrijk was uitgevaardigd. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in de Franse detentie-instelling Vesoul beoordeeld, waarbij zij zich baseerde op informatie van de Franse autoriteiten. De rechtbank concludeerde dat er geen algemeen reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling bestaat voor voorlopig gedetineerden in Vesoul. De opgeëiste persoon, geboren in 1987 in Frankrijk, werd gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. De rechtbank heeft eerder een tussenuitspraak gedaan waarin het onderzoek werd heropend om nadere vragen te stellen over de detentieomstandigheden. De Franse autoriteiten gaven aan dat de bezetting in de gevangenis 138% was, maar dat de gedetineerden toegang hadden tot verschillende activiteiten en dat de sanitaire voorzieningen adequaat waren. De rechtbank oordeelde dat de opgeëiste persoon in de gevangenis van Vesoul over voldoende persoonlijke ruimte beschikte, en dat de omstandigheden niet in strijd waren met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden waren en het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet.
Voetnoten
1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
3.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (Dorobantu).
6.Hof van Justitie van de Europese Unie 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (Dorobantu).
7.Hof van Justitie van de Europese Unie 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (Dorobantu), punt 72.
8.Hof van Justitie van de Europese Unie 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (Dorobantu), punt 73.
9.Hof van Justitie van de Europese Unie 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (Dorobantu), punt 75.
10.Hof van Justitie van de Europese Unie 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (Dorobantu), punt 76.
11.Hof van Justitie van de Europese Unie 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (Dorobantu), punt 77.