ECLI:NL:RBAMS:2024:5379

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
13/208034-23 (zaak A); 13/023326-24 (zaak B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vader voor seksueel misbruik van zijn minderjarige dochter en bezit van kinderpornografie

Op 25 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een vader veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie jaar voor het seksueel misbruiken van zijn minderjarige dochter, die op het moment van het misbruik negen jaar oud was. Het misbruik vond plaats over een periode van drie jaar, waarbij de vader zich op zijn zwijgrecht beriep en pas op de zitting van 11 juli 2024 een ontkennende verklaring voorlas. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het slachtoffer betrouwbaar waren en dat er voldoende bewijs was, waaronder DNA-sporen en digitale zoekopdrachten op de computer van de verdachte die verband hielden met kinderpornografie. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele specifieke beschuldigingen, waaronder anale penetratie en het opzettelijk in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal, maar achtte de ontuchtige handelingen bewezen. Daarnaast werd een schadevergoeding van ruim zestienduizend euro toegewezen aan het slachtoffer voor de geleden schade. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, en legde een gevangenisstraf op die in overeenstemming is met de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/208034-23 (zaak A) en 13/023326-24 (zaak B)
(ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 25 juli 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1980,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats detentie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 juli 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. D. Eijpe, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
Zaak A
1. in de periode van 15 april 2019 tot en met 14 april 2022 te Amsterdam
(primair) het plegen van handelingen met zijn dochter, [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, dan wel
(subsidiair) het plegen van ontuchtige handelingen met die dochter;
2. in de periode van 15 april 2022 tot en met 3 juni 2023 te Amsterdam
(primair) het plegen van ontuchtige handelingen met zijn dochter, die toen de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam, dan wel
(subsidiair) het plegen van ontuchtige handelingen met die dochter;
Zaak B
in de periode 26 juli 2014 tot en met 17 augustus 2023 te Amsterdam
het vervaardigen, verwerven en/of in bezit hebben van kinderporno, te weten op twee dvd’s en één iPhone in totaal 196 kinderpornografische afbeeldingen en 3 kinderpornografische video’s,
en hij van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

Zaak B
De raadsman heeft zich in zaak B op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van fotonummers 6, 8 en 9 nietig moet worden verklaard, omdat de dagvaarding onvoldoende duidelijk is. Fotonummers 6 en 8 maken deel uit van een serie foto’s die wordt aangeduid met de bestandsnaam [serie bestandsnamen] , gevolgd door een laag streepje en een volgnummer ( [bestandsnaam 1] ). De foto’s lopen uiteen wat betreft inhoud. Meerdere foto’s krijgen het opschrift ‘ [serie bestandsnamen] ’. Er kan daarom niet vastgesteld worden om welke foto het gaat. Dit geldt eveneens voor fotonummer 9, in het dossier gekoppeld aan de bestandsnaam [bestandsnaam 2] . De raadsman heeft geconstateerd dat dit dezelfde foto is als de foto met bestandsnaam [bestandsnaam 3] .
De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde feit ten aanzien van fotonummers 6, 8 en 9 voldoende duidelijk en feitelijk is omschreven. In de dagvaarding wordt voldoende feitelijk omschreven wat op de genoemde foto’s is afgebeeld. Achter het nummer van de foto wordt in de tenlastelegging expliciet verwezen naar een paginanummer in het dossier waar de hele bestandsnaam van de desbetreffende foto staat. Bij verdachte kan er, tegen de achtergrond van het strafdossier en het voorbereidend onderzoek, redelijkerwijs dan ook geen twijfel over bestaan welke specifieke gedragingen hem worden verweten.
De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle primair tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
In zaak A heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verklaring van het slachtoffer voldoende betrouwbaar is en kan worden gebruikt voor het bewijs. Het slachtoffer verklaart consistent, gedetailleerd en authentiek. Dat er getuigenverklaringen in het dossier zitten waaruit blijkt dat het slachtoffer niet altijd (helemaal) de waarheid spreekt, doet hier niet aan af. De getuigen verklaren immers in algemeenheden. Het slachtoffer heeft geen enkel profijt van liegen over het seksuele misbruik en daar is ook geen enkel aanknopingspunt voor.
De verklaring van het slachtoffer vindt steun op specifieke punten in het dossier, namelijk de verklaring van verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding, de verklaring van [getuige 1] , de verklaring van [moeder van slachtoffer] , het onderzoek aan de telefoon en overige digitale gegevensdragers (zoektermen, afbeeldingen en filmpjes), het op de slaapkamervloer van het slachtoffer aangetroffen sperma van verdachte en het alcohol- en drugsgebruik van het slachtoffer.
Aan de verklaring van verdachte ter terechtzitting, bijna één jaar na aanhouding, hecht de officier van justitie geen waarde, omdat verdachte zijn verhaal heeft kunnen afstemmen op het dossier.
In zaak B heeft de officier van justitie aangevoerd dat op twee dvd’s en de iPhone van verdachte kinderporno is aangetroffen van het slachtoffer en een onbekend meisje. De verklaring van verdachte dat hij de foto’s van het slachtoffer niet heeft gemaakt, is niet aannemelijk gelet op haar houding op de foto’s. Verdachte geeft geen uitleg over waarom de foto’s op zijn gegevensdragers staan.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair ten aanzien van zaak A en zaak B vrijspraak bepleit.
In zaak A heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van het vermeende slachtoffer (hierna voor de leesbaarheid: slachtoffer) onbetrouwbaar zijn en dat deze niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het slachtoffer heeft ten eerste een mogelijk motief bij de beschuldiging, namelijk het verkrijgen van aandacht vanwege emotionele verwaarlozing. De raadsman verwijst naar het dagboek van het slachtoffer, het berichtencontact tussen verdachte en het slachtoffer, het berichtencontact tussen [getuige 1] en het slachtoffer en het overige gedrag van het slachtoffer. Daarnaast verklaren getuigen [moeder van slachtoffer] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 1] dat het slachtoffer veelvuldig onwaarheden verkondigt, ook over ernstige zaken zoals verkrachtingen. Tot slot is het slachtoffer in haar verklaring bij de politie vaag en algemeen in wat zij uit zichzelf beschrijft.
Als de rechtbank de verklaringen van het slachtoffer wel bruikbaar acht voor het bewijs, heeft de raadsman verzocht om haar als getuige te horen.
Als de rechtbank ook dit verzoek passeert, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van het slachtoffer met de grootst mogelijke behoedzaamheid dienen te worden gelezen. In dat geval moet geconcludeerd worden dat het steunbewijs niet van dien aard is dat het niet anders kan dan dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd. De verklaring van verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding kan niet dienen als steunbewijs, omdat hij in de veronderstelling was dat de politie zich zorgen maakte om zijn kinderen vanwege het drank- en drugsgebruik van het slachtoffer en het aandeel van verdachte hierin. Voor het sperma van verdachte op de slaapkamervloer van het slachtoffer heeft verdachte een alternatieve verklaring gegeven die niet zonder meer terzijde kan worden geschoven, die niet wordt weerlegd door het dossier en die niet op voorhand onaannemelijk is. De zoekslagen naar pornografisch materiaal kunnen niet dienen als steunbewijs, omdat er geen link is tussen de zoekslagen en de tenlastegelegde handelingen.
Als de rechtbank van oordeel is dat de verklaringen van het slachtoffer op sommige punten voldoende steun vinden in het dossier, heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van seksueel binnendringen (feit 1 primair en feit 2 primair) en van het plegen van ontuchtige handelingen met het slachtoffer toen zij jonger dan 12 jaar was (feit 1 subsidiair) vanwege het ontbreken van steunbewijs daarvoor.
In zaak B heeft de raadsman aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat er sprake was van opzet bij verdachte. Het is niet gebleken dat verdachte op de hoogte was van het aangetroffen materiaal op zijn iPhone en andere gegevensdragers. Voor het materiaal op de iPhone van verdachte is van belang dat niet duidelijk is hoe dit daarop is gekomen. Aangeefster gebruikte wel eens de iPhone van verdachte. Als de rechtbank van oordeel is dat wel sprake is van opzet, stelt de raadsman zich op het standpunt dat het aangetroffen materiaal niet kan worden gekwalificeerd als kinderpornografisch materiaal.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Het oordeel over het in zaak A ten laste gelegde
4.3.1.1. Bewijsminimum in zedenzaken
Zedenzaken kenmerken zich in het algemeen door het gegeven dat slechts twee personen - het vermeende slachtoffer en de vermeende dader - aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel kan dienen. Maar een bewezenverklaring kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige (het slachtoffer). De juistheid van de verklaring van het slachtoffer moet voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval.
In de onderhavige zaak heeft verdachte zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen en voor het eerst op de zitting van 11 juli 2024 een ontkennende verklaring voorgelezen. Op vragen van de rechtbank en de officier van justitie, mede naar aanleiding van deze voorgelezen verklaring, wilde hij slechts beperkt of geen antwoord geven. De rechtbank moet nu beoordelen of de verklaringen van het slachtoffer voor het bewijs kunnen worden gebruikt en, zo ja, of er voldoende steun is voor de juistheid daarvan in ander bewijsmateriaal.
4.3.1.2. De verklaringen van het slachtoffer als bewijsmiddel
[slachtoffer] , roepnaam [slachtoffer] , is de dochter van verdachte en zijn ex-echtgenote [moeder van slachtoffer] (tevens aangeefster). [slachtoffer] is geboren op [geboortedatum] . Zij is het (vermeende) slachtoffer in deze zaak. De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn en niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs. In dat kader oordeelt de rechtbank als volgt.
Verklaringen van het slachtoffer
[slachtoffer] heeft op 17 augustus 2023 een gesprek met de politie gehad en is op 18 augustus 2023 als getuige gehoord.
Tegenover de politie heeft ze onder meer verklaard dat ze vanaf haar negende tot en met haar twaalfde/dertiende seksueel is misbruikt door haar vader. Het seksueel misbruik begon in de zomer van 2019 en eindigde op 3 juni 2023. Met seks bedoelt [slachtoffer] dat een geslachtsdeel in je lichaam komt. De eerste keer was op een ochtend toen ze in bed lag en ‘The fast and the furious’ ging kijken. Verdachte was haar stevig aan het knuffelen. Hij zei de hele tijd: “het is warm, trek je broek uit”. Verdachte betastte [slachtoffer] aan haar geslachtsdeel en borsten. Hij likte haar over heel haar lichaam, ook op haar geslachtsdeel. Haar kleding (onderbroek en topje) was toen al uit. Verdachte deed dat. Hij kwam niet met zijn geslachtsdeel in haar vagina maar wel in haar kont. Het gebeurde heel vaak.
[slachtoffer] heeft verdachte ook moeten betasten. Aan het begin pakte hij haar hand en moest zij zijn geslachtsdeel aanraken. Zij moest steeds met haar hand omhoog en naar beneden bewegen. Verdachte deed dit met zijn hand bij haar hand. Ook heeft verdachte zijn geslachtsdeel in haar mond gestopt en heeft [slachtoffer] hem moeten pijpen, dat is drie keer gebeurd. Zij moest aan zijn geslachtsdeel zuigen. Verdachte zei tegen [slachtoffer] dat hij haar wilde leren hoe het moest, haar moeder wist vroeger ook niet hoe het moest.
[slachtoffer] vindt het moeilijk om te vertellen over klaarkomen en wat dat inhoudt. Als de politie aan het eind van haar getuigenverklaring daar op terugkomt en vraagt of ze het wel eens heeft gemerkt of gezien antwoordt [slachtoffer] bevestigend: die ene keer in de nacht, toen hij haar aan het betasten was en zichzelf aan het aftrekken was terwijl hij op een stoel stond. Het sperma was op de grond terecht gekomen, waarna verdachte het een beetje met een doek had weggeveegd. [slachtoffer] rook het hierna nog steeds. Toen zij het licht aandeed, zag zij dat het nat was op de grond.
[slachtoffer] heeft verklaard dat ze de seks niet wilde maar het steeds liet gebeuren. Ze is bang dat hij zal zeggen dat ze het wilde. Op een gegeven moment moest ze een keer huilen om wat verdachte deed. Ze had verdachte toen weggeduwd. Daarna stopte de seks, maar niet het betasten. Toen kwam verdachte vaak ‘sneaky’ midden in de nacht of vroeg in de ochtend naar haar toe, als zij nog in bed lag, om haar aan te raken en te betasten onder haar kleding. Zij heeft een hoogslaper. Verdachte ging op een stoel staan, zodat hij bij haar kon. Dat de laatste keer op 3 juni 2023 was, heeft [slachtoffer] onthouden, omdat zij tegen verdachte had gezegd dat ze wist wat hij deed in de nacht. Ze kregen ruzie. [slachtoffer] is vervolgens naar haar oma gegaan.
[slachtoffer] heeft ook verklaard dat verdachte seks met haar probeerde te hebben door zijn geslachtsdeel in haar vagina te stoppen. Dit deed pijn en lukte niet. Hij is dus nooit met zijn geslachtsdeel in haar vagina geweest. Hij is wel 30 of 40 keer met zijn geslachtsdeel in haar kont geweest. Het gebeurde meerdere keren per week.
Betrouwbaarheid
De rechtbank stelt allereerst vast dat uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] op het moment van de verklaringen een getroebleerd 13-jarig meisje was, dat haar gevoel nadat ze haar verhaal aan anderen heeft verteld omschrijft als ‘een beetje donker’. Ondanks het gegeven dat tijdens de politieverhoren niet steeds is doorgevraagd naar details, vindt de rechtbank - anders dan de raadsman - de verklaringen van [slachtoffer] voldoende gedetailleerd, met uitzondering van haar verklaring waar ze zegt dat verdachte met zijn penis in haar kont is geweest. Daarnaast heeft [slachtoffer] , met uitzondering van een door haar erkende onjuistheid die hieronder wordt uiteengezet, consistent over het seksueel misbruik tegen respectievelijk een vriend, familie en de politie verklaard. [slachtoffer] heeft op hoofdlijnen gedetailleerd en consistent verklaard over de aard en de frequentie van het seksueel misbruik en over de context waarbinnen dit heeft plaatsgevonden. Zij heeft het misbruik geplaatst in tijd en daarbij concrete en specifieke gebeurtenissen genoemd. Ook het door de vriend (getuige [getuige 1] ) beschreven verdriet bij [slachtoffer] toen zij hem over het misbruik door verdachte vertelde, draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan de authenticiteit van haar verklaring.
De rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte met zijn penis ‘in haar kont’ zou zijn geweest onvoldoende gedetailleerd. [slachtoffer] heeft hierover zeer summier verklaard, namelijk dat hij vaak met zijn geslachtsdeel in haar kont is geweest. De rechtbank vindt dat te weinig gedetailleerd om te kunnen concluderen dat [slachtoffer] heeft ervaren dat er sprake was van daadwerkelijk seksueel binnendringen in de anus. Hier is door de verbalisanten ook niet echt op doorgevraagd. Niet is duidelijk wat [slachtoffer] heeft waargenomen en of [slachtoffer] met ‘in haar kont’ hetzelfde bedoelt als ‘in haar anus’, of dat het wellicht ‘tussen of tegen haar billen of bovenbenen’ of ‘tegen haar anus’ is geweest.
De rechtbank acht haar verklaring op dit punt dan ook niet bruikbaar voor het bewijs.
[slachtoffer] had [getuige 1] eerder verteld dat zij seksueel misbruikt was door haar oom. Op 16 augustus 2023 heeft zij [getuige 1] verteld dat het niet haar oom, maar haar vader was die haar seksueel misbruikt had.
[slachtoffer] heeft over deze eerdere verklaring dat het een oom betrof, tegenover de politie verklaard dat zij het raar vond om tegen [getuige 1] te zeggen dat het om haar vader ging, maar dat zij het ook erg zou vinden als anderen denken dat zij seksueel misbruikt is door haar oom, omdat zij aardige ooms heeft. Zij noemde eerder haar oom als dader, “omdat het vooral familieleden zijn die dit doen”.
Zij heeft het [getuige 1] verteld, omdat ze hem vertrouwde en ze niemand anders had om mee te praten. Het ging niet goed met haar, ze dronk alcohol en gebruikte drugs. Ze wilde laten weten waarom ze dat deed.
De rechtbank acht opvallend dat de getuigen [moeder van slachtoffer] ( [slachtoffer] ’s moeder), tante [familienaam moeder van slachtoffer] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 1] - kort gezegd - allen aangeven dat ze in het algemeen wel eens twijfelen aan het waarheidsgehalte van wat [slachtoffer] vertelt, omdat zij vaker verhalen ‘verdikt en verdunt’ om aandacht te krijgen.
De rechtbank overweegt verder dat het op grond van het dossier niet ondenkbaar is dat [slachtoffer] zich door haar ouders achtergesteld voelde bij haar broertje [broer van slachtoffer] , omdat hij meer aandacht van hen kreeg dan zij. Echter voor de opvatting van de raadsman dat de verklaring van [slachtoffer] daarom verzonnen en gelogen is, omdat [slachtoffer] uit is op ‘wraak’ of op het krijgen van aandacht, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in het dossier.
Al het voorgaande betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn en niet als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt. Wel acht de rechtbank extra behoedzaamheid geboden bij de beoordeling van de waarde ervan in het kader van de tenlastegelegde feiten.
4.3.1.3. Steunbewijs
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat het steunbewijs niet afkomstig mag zijn van dezelfde bron. Daarbij geldt in zedenzaken dat een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Niet is vereist dat het springende punt zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar wel dat de gebruikte verklaring van het slachtoffer op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet ‘op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. Er mag daarbij geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband tussen de verklaringen van het slachtoffer en het overige bewijsmateriaal (Hoge Raad 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717).
Of sprake is van voldoende steunbewijs laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete feiten en omstandigheden van het voorliggende geval.
Verklaring van verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] niet op zichzelf staan, maar worden ondersteund door de verklaring van verdachte die hij voorafgaand aan zijn aanhouding heeft afgelegd. Op 17 augustus 2023 was de politie in de woning van verdachte. Verbalisanten deelden verdachten mee dat zij zorgen hadden over de veiligheid van zijn kinderen en vroegen verdachte wat dat met hem deed. Verdachte verklaarde onder meer: "
Euhhh... Naja in het verleden heb ik wel iets gedaan met mijn dochter. En euhhh... Voorheen wilde ze dat zelf.” en “
Ik heb het al verpest, wat heb ik hun nou te bieden.” en “
Ik kan het niet meer terug draaien, het is al gebeurd.” Op de vraag van een verbalisant wat er in zijn hoofd om ging, antwoordde verdachte: “
De uitweg is de dood.”
Verdachte heeft op de zitting van 11 juli 2024 hierover voor het eerst verklaard dat hij hiermee doelde op het samen met zijn dochter een glas alcohol drinken, op websites naar vapes zoeken en het met haar praten over haar drugsgebruik. Hij dacht dat de politie daarom bij hem thuis was.
Nadere vragen, bijvoorbeeld naar het zinnetje ‘Voorheen wilde ze dat zelf’ of naar de reden van zijn heftige reactie (de dood als uitweg) wilde verdachte ter zitting niet beantwoorden.
De verklaring van verdachte in de woning afgelegd, dat hij in het verleden iets met zijn dochter heeft gedaan wat zij voorheen zelf wilde, past bij de verklaring van [slachtoffer] dat zij het seksuele misbruik liet gebeuren en zich niet verzette, omdat zij bang was. Het seksueel binnendringen is uiteindelijk gestopt, omdat [slachtoffer] zich op een gegeven moment wel verzette, en het ontuchtig betasten is op 3 juni 2023 om dezelfde reden gestopt.
Deze verklaring past niet bij het alcohol- en drugsgebruik van [slachtoffer] . Zij was op het moment van de aanhouding van verdachte (nog) niet gestopt met dat alcohol- en drugsgebruik. Dat zijn verklaring in de woning “in het verleden heb ik wel eens wat gedaan met mijn dochter” en “voorheen wilde ze dat zelf” op alcohol- en drugsgebruik zou zien, zoals verdachte nu voor het eerst ter zitting heeft verklaard, is dan ook onnavolgbaar.
De rechtbank vindt die verklaring van verdachte, bijna één jaar na zijn aanhouding ter zitting afgelegd, dan ook ongeloofwaardig.
Aangetroffen spermasporen
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] op specifieke onderdelen worden bevestigd door forensisch onderzoek. Op de slaapkamervloer van [slachtoffer] zijn bij sporenonderzoek 24 plekken opgelicht. Vier van deze voor de hoogslaper aangetroffen vlekken zijn bemonsterd. In alle bemonsteringen is sperma aangetroffen. Van het DNA in diezelfde bemonsteringen zijn DNA-profielen verkregen van een man. Deze DNA-profielen komen met elkaar en met het DNA-profiel van verdachte overeen. Het is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon. Gelet hierop, in combinatie met het feit dat verdachte in de woning verbleef, concludeert de rechtbank dat het sperma afkomstig is van ejaculatie door verdachte op de slaapkamer van [slachtoffer] .
Verdachte heeft hierover op de zitting van 11 juli 2024 voor het eerst verklaard. Hij heeft verklaard dat in de slaapkamer van [slachtoffer] zijn fitnesspullen stonden. Hij heeft hier één keer, ongeveer een week voor zijn aanhouding, tijdens het fitnessen via zijn mobiele telefoon op pornowebsites gekeken en zichzelf afgetrokken (zich ‘seksueel vermaakt’). Daardoor is zijn sperma op de vloer gekomen. Hij dacht dat hij het had opgeruimd. Verdachte heeft niet verklaard hoe het kan dat [slachtoffer] wist dat hij op haar slaapkamer was klaargekomen.
Op een foto in het dossier is te zien dat op de slaapkamer van [slachtoffer] sportattributen op de grond liggen. De verklaring van verdachte is pas ter terechtzitting - bijna een jaar na zijn aanhouding - afgelegd en hij heeft zijn verklaring dus op het dossier kunnen afstemmen.
Het aantreffen van sperma van verdachte op de vloer van de slaapkamer van [slachtoffer] ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] , inhoudende dat verdachte, terwijl hij op een stoel bij haar hoogslaper stond, haar betastte en ondertussen zichzelf aan het aftrekken was, waarbij hij was klaargekomen en zijn sperma op de grond terecht was gekomen. Op het moment dat [slachtoffer] die verklaring aflegde wist zij niet dat, met behulp van een speurhond en ultraviolet licht, uiteindelijk het sperma van verdachte nog op de vloer kon worden getraceerd.
De rechtbank acht het scenario van verdachte voor de aanwezigheid van zijn sperma op de slaapkamervloer van [slachtoffer] niet aannemelijk en ziet in de aanwezigheid van het sperma juist steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] .
Pornografische zoekslagen
De iPhone van verdachte is onderzocht. Er is onder meer onderzoek gedaan naar de zoekgeschiedenis op de telefoon. Op verschillende data zijn pornowebsites bezocht, namelijk [website] . Op die website zijn op verschillende data opvallende zoektermen ingevoerd. Op 20 mei 2020 is gezocht op ‘daughter+seduces+step+dad’. In 2023 is onder meer gezocht op ‘dad+crush’, ‘dadcrush’, ‘daughter’, ‘daughter+anal’ en ‘freeuse+teen’. De overige zoekopdrachten zijn ongedateerd. Er is onder meer gezocht op: ‘daughterswap’, ‘sleepy+girl’, ‘sleepy+fuck’, ‘spy+bathroom’, ‘anal+daddy’ en ‘shower+daddy’. Verdachte heeft hierover op de zitting van 11 juli 2024 voor het eerst verklaard dat hij zijn telefoon bijna dagelijks uitleende aan zijn dochter, omdat zij haar telefoon ongeveer drie maanden voor zijn aanhouding kwijt was. Als verdachte hiermee impliceert dat [slachtoffer] naar deze termen op pornowebsites gezocht heeft, vindt de rechtbank dat niet aannemelijk, omdat de eerste zoekslag in 2020 was en [slachtoffer] toen tien jaar oud was. De rechtbank gaat er dus van uit dat verdachte degene is geweest die op voornoemde termen op pornowebsites heeft gezocht.
De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, in die zoektermen steun voor verschillende onderdelen in de verklaring van [slachtoffer] , omdat uit de zoektermen onder meer blijkt van seksuele interesse van een vader in zijn (slaperige of slapende) dochter en interesse in anale seks.
Verklaringen van moeder en [getuige 1] over [slachtoffer] ’s emoties en gedragsverandering
Getuige [getuige 1] was de eerste aan wie [slachtoffer] in een telefoongesprek over het seksueel misbruik door haar vader vertelde. Hij heeft waargenomen dat ze heel erg verdrietig klonk toen ze het hem vertelde. In de periode voor dat telefoongesprek hadden zij intens contact en merkte hij “heel veel van tranen, boosheid, verdriet, het leven niet echt meer zien zitten”. Hij heeft verklaard dat ze XTC en drank gebruikte en “donkerder en donkerder” werd. [slachtoffer] ’s moeder heeft verklaard dat [slachtoffer] het aan [getuige 1] heeft verteld, omdat ze kapot ging van binnen en daarom was begonnen met drank, drugs en MDMA pillen. Deze waargenomen emoties en de gedragsverandering (op 13-jarige leeftijd beginnen met drank en drugs) ondersteunen naar het oordeel van de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] hierover.
Verklaring van moeder tegenover PBC
Ten aanzien van de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij het haar wilde leren, omdat haar moeder vroeger ook niet wist hoe het moest, ziet de rechtbank ondersteuning in de verklaring van haar moeder tegenover rapporteurs van het Pieter Baan Centrum (PBC). Zij heeft verklaard dat toen verdachte bij haar introk, ze nog maagd was en zich daardoor onzeker voelde. Verdachte nam daarop het initiatief en de leiding tijdens seks.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de verklaringen van [slachtoffer] in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijsmateriaal, omdat dit andere bewijsmateriaal gebaseerd is op verschillende, los van elkaar staande bewijsmiddelen en het bewijsmateriaal verschillende onderdelen van de verklaringen van [slachtoffer] ondersteunt.
4.3.1.4. Conclusie bewijs
Bewezenverklaring
De rechtbank komt op grond van de verklaringen van [slachtoffer] , die voldoende steun vinden in het hierboven beschreven bewijs en daarmee betrouwbaar zijn, en dit steunbewijs tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair zoals hieronder in rubriek 5 weergegeven.
Vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde onder feit 1 primair (seksueel binnendringen). De rechtbank overweegt gelet op voorgaande dat niet kan worden bewezen dat verdachte ‘zijn penis in de kont van [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd’. De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte zijn penis in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd en dat zij hem heeft gepijpt. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat dit heeft plaatsgevonden toen [slachtoffer] de leeftijd van twaalf jaar nog niet had bereikt. Dit moet in het voordeel van verdachte worden uitgelegd. De rechtbank vindt daarom slechts bewezen dat verdachte zijn penis in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd en dat zij hem heeft gepijpt toen zij de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had bereikt, zoals onder feit 2 primair ten laste gelegd. De rechtbank spreekt verdachte onder feit 2 primair partieel vrij van het tenlastegelegde seksueel binnendringen door ‘zijn penis in de kont van [slachtoffer] te brengen of te duwen’.
4.3.1.5. Voorwaardelijk verzoek tot het horen van [slachtoffer] als getuige
De verdediging heeft op de zitting van 11 juli 2024 bij pleidooi verzocht [slachtoffer] als getuige te horen als de rechtbank haar verklaringen bruikbaar acht voor het bewijs. De rechtbank wijst dat verzoek af.
Uit de uitspraak in de zaak Keskin van het Europese Hof voor de Rechten (EHRM) volgt dat het belang bij het oproepen en horen van een belastende, nog niet door de verdediging gehoorde getuige is gegeven en dat van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang mag worden verlangd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat dat niet betekent dat zo’n verzoek dan steeds moet worden toegewezen.
[slachtoffer] heeft een belastende verklaring afgelegd en de verdediging heeft in de procedure geen gelegenheid gehad haar te ondervragen. De verdediging heeft dus een belang haar als getuige te horen. De rechtbank moet daarom de vraag beantwoorden of het ondervragingsgelegenheid kan en moet worden gerealiseerd. Voordat een bewezenverklaring wordt aangenomen mede op grond van de verklaring van een niet-ondervraagde getuige, moet de rechter nagaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Van belang hierbij zijn (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet is uitgeoefend, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. Deze beoordelingsfactoren moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd.
Ad i) In deze zaak is het ondervragingsrecht niet uitgeoefend, omdat de verdediging daar eerder geen initiatief toe heeft genomen. Enerzijds is het horen van [slachtoffer] , ook in dit late stadium van de procedure, nog mogelijk. Anderzijds zou het nu alsnog toewijzen van het getuigenverzoek leiden tot vertraging van de procedure, terwijl een tijdige afdoening van de strafzaak in het belang is van direct betrokkenen en de maatschappij.
Ad ii) De verklaring van [slachtoffer] is van groot gewicht voor de bewezenverklaring, maar de bewezenverklaring vindt ook stevige steun in andere bewijsmiddelen.
Ad iii) Bij compenserende factoren gaat het er in de kern om dat de betrouwbaarheid van de getuige zorgvuldig kan worden onderzocht. Verder kan compensatie betrekking hebben op procedurele waarborgen zoals de beschikbaarheid van een audiovisuele vastlegging van het verhoor van de getuige. De verdediging is uitgebreid ingegaan op de (on)betrouwbaarheid van [slachtoffer] . Mede naar aanleiding daarvan heeft de rechtbank de betrouwbaarheid van [slachtoffer] zorgvuldig onderzocht, in samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de betwisting door verdachte. Ook heeft de verdediging de beschikking over een audiovisuele vastlegging van het verhoor van [slachtoffer] en daar is in het pleidooi ook aandacht aan besteed. Daarom vindt de rechtbank dat sprake is van voldoende compenserende factoren.
Samengevat zou [slachtoffer] nog als getuige kunnen worden gehoord, maar is dat niet in het belang van de proceseconomie, is de verklaring van [slachtoffer] weliswaar van groot gewicht voor de bewezenverklaring, maar is er ook stevige steun in andere bewijsmiddelen en zijn er voldoende compenserende factoren. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat – ook bij afwijzing van het op de zitting voorwaardelijk gedane verzoek [slachtoffer] als getuige te horen – in haar geheel is voldaan aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
4.3.2.
Vrijspraak van het in zaak B ten laste gelegde
4.3.2.1. Kinderpornografisch materiaal
De rechtbank overweegt dat in het proces-verbaal ‘
Beschrijving kinderpornografisch materiaal’is geverbaliseerd dat op drie van de onderzochte gegevensdragers, namelijk op de iPhone van verdachte en op twee DVD’s uit zijn woning (‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’)196 bestanden en drie video’s zijn aangetroffen die - door verbalisanten - als kinderpornografisch zijn beoordeeld. De in totaal 199 bestanden betreffen 57 unieke bestanden.
Het kinderpornografisch karakter is door de raadsman betwist.
Wat betreft de vraag of de in de tenlastelegging omschreven afbeeldingen kinderpornografisch zijn, geldt het volgende. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 7 december 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BO6446, herhaald in het arrest van 10 juni 2014 ECLI:NL:HR:2014:1359), uiteengezet dat artikel 240b Wetboek van Strafrecht vooreerst ziet op een afbeelding van een gedraging van expliciet seksuele aard, zoals aan de hand van de afbeelding zelf kan worden vastgesteld, waaronder begrepen het op zinnenprikkelende wijze tonen van de geslachtsdelen of de schaamstreek. Voorts ziet artikel 240b Wetboek van Strafrecht op een afbeelding die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard in de hiervoor aangegeven zin toont, maar die, gelet op de wijze waarop zij tot stand is gekomen eveneens strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Hierbij kan het gaan om een afbeelding van iemand in een houding of omgeving die weliswaar op zichzelf of in andere omstandigheden “onschuldig” zouden kunnen zijn, maar die in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking heeft.
Hieronder zal de rechtbank per ter discussie gestelde afbeelding, aan de hand van het kader zoals geschetst door de Hoge Raad in de arresten van 2010 en 2014, beoordelen of sprake is van een kinderpornografische afbeelding.
[bestandsnaam 4] (fotonummer 1 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op foto 1 een naakt meisjeslijf te zien is in de geschatte leeftijd tussen de één en drie jaar oud. Zij ligt op haar rug. Haar buik, schaamstreek en grotendeels ook haar benen zijn in beeld. De afbeelding betreft een niet nader te identificeren meisje. Uit nader onderzoek is gebleken dat in 2013 een arts een medisch artikel over huidaandoeningen naar [persoon] heeft verzonden en daarbij het verzoek deed om het bestand (afbeelding 1) als illustratie bij het artikel te plaatsen. De foto is vervolgens (in 2013) door die [persoon] doorgestuurd naar het emailadres van verdachte bij [bedrijf] . Verdachte was op dat moment werkzaam bij ‘ [bedrijf] ’ en verantwoordelijk voor beeld- en kleurbewerkingen van digitale bestanden.
De rechtbank is - met de raadsman - van oordeel dat deze afbeelding als zodanig niet kinderpornografisch van aard is. Deze foto toont niet een gedraging van expliciet seksuele aard en strekt ook niet tot het opwekken van een seksuele prikkeling nu de afbeelding bestemd was voor een medisch artikel.
[bestandsnaam 5] (fotonummer 2 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op deze afbeelding een peuter is te zien, in een rode bak gevuld met water. De bak staat in een tuin en de peuter staat naakt in de bak. De voorzijde van haar lichaam is naar de camera gericht en in beeld, inclusief haar vagina. Ze heeft de geschatte leeftijd tussen de twee en drie jaar oud. De peuter betreft [slachtoffer] .
De rechtbank is - met de raadsman - van oordeel dat deze afbeelding niet kinderpornografisch van aard is. Deze foto toont niet een gedraging van expliciet seksuele aard en strekt ook niet tot het opwekken van een seksuele prikkeling.
[bestandsnaam 6] (fotonummer 3 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op deze afbeelding [slachtoffer] is te zien. Zij zit op de bank in de huiskamer van het ouderlijk huis. Haar bovenlichaam is naakt. Het perspectief van de camera is laag waardoor er strijklicht over het bovenlichaam valt en een tepel duidelijk in beeld is. Een deel van haar gezicht is te zien. Zij draagt een donkerblauwe ‘Hello Kitty’ onderbroek. Verder zijn de benen en het in een onderbroek geklede onderlichaam van een man (vermoedelijk verdachte) te zien.
De rechtbank is - met de raadsman - van oordeel dat deze afbeelding niet kinderpornografisch van aard is. Deze foto toont niet een gedraging van expliciet seksuele aard en strekt ook niet tot het opwekken van een seksuele prikkeling.
[bestandsnaam 7] (fotonummer 4 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op deze afbeelding een door een ‘Hello Kitty’ onderbroek bedekte schaamstreek van een jong meisje is te zien, dat door verbalisanten wordt herkend als [slachtoffer] . Ze houdt haar benen gespreid waardoor haar kruis duidelijk in beeld is gebracht. Ter hoogte van haar kruis ligt een dubbel grijs koord, zoals van bijvoorbeeld een camera.
De rechtbank is van oordeel dat deze foto weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard toont, maar dat de wijze waarop de foto tot stand is gekomen (zo gefotografeerd of later zo uitgesneden) kennelijk strekt tot het opwekken van een seksuele prikkeling, omdat enkel een bedekte schaamstreek (ingezoomd) in beeld is gebracht. De foto heeft dan ook in dit concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking en is om die reden kinderpornografisch van aard.
[bestandsnaam 8] en [bestandsnaam 9] (fotonummers 5 en 7 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op deze afbeelding [slachtoffer] is te zien. Zij ligt op de bank in de huiskamer van haar ouderlijke woning. Ze ligt op haar rug, haar rechterarm houdt zij gebogen boven haar hoofd. Haar ogen zijn gesloten en naast haar ligt een knuffel. Kennelijk slaapt ze. Haar bovenlichaam is deels naakt waardoor haar linkerborst geheel en haar rechterborst deels zichtbaar is. De rest van haar lichaam is bedekt door een deken.
De rechtbank is - met de raadsman - van oordeel dat deze afbeelding niet kinderpornografisch van aard is. Deze foto toont niet een gedraging van expliciet seksuele aard en strekt ook niet tot het opwekken van een seksuele prikkeling.
[serie bestandsnamen] (fotonummers 6 en 8 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op de afbeeldingen te zien is dat [slachtoffer] op haar buik op een bed ligt. Ze is gekleed in een trui en een zachtroze onderbroek. De nadruk van de afbeeldingen ligt op de billen. De onderbroek is in haar bilnaad getrokken waardoor haar billen duidelijk in beeld zijn gebracht. De rechtbank is van oordeel dat deze foto’s weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard tonen, maar dat de wijze waarop de foto’s tot stand zijn gekomen (zo gefotografeerd of later zo uitgesneden) strekt tot het opwekken van een seksuele prikkeling nu de billen, met onderbroek in de bilnaad getrokken, ingezoomd in beeld zijn gebracht. Het meisje heeft naar het oordeel van de rechtbank op de foto’s een onnatuurlijke houding waardoor voor de camera alleen de billen en achterkant van de benen te zien zijn. De foto’s hebben dan ook in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking en is om die reden kinderpornografisch van aard.
[bestandsnaam 2] (fotonummer 9 op de tenlastelegging)
De rechtbank heeft geen van de beschrijvingen van bestanden met kinderpornografisch materiaal in het dossier kunnen koppelen aan deze afbeelding. Verdachte zal ten aanzien van dit fotonummer worden vrijgesproken.
[bestandsnaam 10] (fotonummer 11 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op deze afbeeldingen een onbekend meisje te zien is (twee keer). Zij heeft de geschatte leeftijd tussen 13 en 15 jaar oud. Zij draagt zwarte nylonkousen en is verder naakt. Zij poseert en kijkt in de camera. Op een van de twee afbeeldingen is een op sperma gelijkende vloeistof op haar neus en wangen te zien.
De rechtbank is van oordeel dat deze foto’s een gedraging van expliciet seksuele aard tonen. De rechtbank concludeert na het zien van één van de afbeeldingen, met de verbalisanten, dat het meisje evident de kennelijke leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. De afbeeldingen met fotonummer 11 zijn dan ook kinderpornografisch van aard.
[bestandsnaam 11] (fotonummer 12 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op deze afbeelding een naakt meisje in de geschatte leeftijd tussen de 13 en 15 jaar oud is te zien. Zij steunt voorover op handen en knieën op een bed. Achter haar staat een volwassen man met bloot onderlichaam. Hij houdt zijn schaamstreek tegen de billen van het meisje.
De rechtbank is van oordeel dat deze foto een gedraging van expliciet seksuele aard toont. De rechtbank concludeert na het zien van de toonmap dat de leeftijdsinschatting van de verbalisanten adequaat is. De foto is dan ook kinderpornografisch van aard.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de afbeeldingen met nummers 4, 6, 8, 11 en 12 kinderpornografisch van aard zijn.
4.3.2.2. Opzet verdachte
De vraag waarvoor de rechtbank zich in de onderhavige zaak vervolgens ziet gesteld, is in hoeverre verdachte bij het in bezit hebben en/of vervaardigen van de kinderpornografische afbeeldingen opzettelijk heeft gehandeld.
Uit het politieonderzoek komen geen aanwijzingen naar voren dat verdachte bewust op zoek is geweest naar kinderporno. Zo blijkt uit het onderzoek naar de kinderporno door de politie en ook elders in het dossier niet van specifieke zoekopdrachten of contact met internetgroepen of fora gericht op de uitwisseling van kinderpornografisch materiaal. Ook uit de wijze waarop de bestanden waren opgeslagen kan geen doelbewust handelen van verdachte worden afgeleid. De aangetroffen pornografische afbeeldingen waren immers niet gecategoriseerd, in speciale mappen opgeslagen of van specifieke namen voorzien. De afbeeldingen op de twee DVD’s hadden het opschrift ‘ [naam 1] en [naam 2] ’.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de afbeeldingen niet heeft gemaakt en dat hij niet op de hoogte was van de afbeeldingen op zijn iPhone en de andere gegevensdragers. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij zijn telefoon weleens uitleende aan zijn dochter. Dat zijn dochter de telefoon van verdachte weleens gebruikte, blijkt ook uit een selfie van haar in een T-shirt en onderbroek op bed op de telefoon van verdachte en de verklaring van [moeder van slachtoffer] dat verdachte en zij hun telefoons weleens aan hun dochter uitleenden om te spelen.
De rechtbank stelt vast dat het gaat om ‘slechts’ zes unieke kinderporno foto’s (ter vergelijking: in andere zaken ziet de rechtbank veelvuldig honderden tot honderdduizenden foto’s), waarbij op drie foto’s een onbekend meisje staat en op drie foto’s vermoedelijk [slachtoffer] .
De rechtbank ziet vanwege deze relatief geringe hoeveelheid kinderpornografisch materiaal, in relatie tot de hoeveelheid bij verdachte aangetroffen materiaal (4.696.722 afbeeldingen, waarvan 41.552 film/video’s) en de verklaring van verdachte dat hij de afbeeldingen niet heeft gemaakt en dat hij niet op de hoogte was van de afbeeldingen op zijn iPhone en de andere gegevensdragers, in het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte opzet heeft gehad op het in bezit hebben en/of vervaardigen van kinderporno op zijn iPhone en twee dvd’s. De rechtbank zal verdachte daarom van het ten laste gelegde in zaak B vrijspreken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Zaak A
1. op tijdstippen gelegen in de periode van 1 juli 2019 tot en met 14 april 2022 te Amsterdam met zijn minderjarig kind [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, immers heeft verdachte
die [slachtoffer] geknuffeld in bed en
daarbij gezegd: “Het is warm trek je broek uit” en/of
de kleding van die [slachtoffer] uitgetrokken en/of
de borsten en/of het geslachtsdeel van die [slachtoffer] aangeraakt en/of betast en/of
het lichaam van die [slachtoffer] gelikt en/of
de hand van die [slachtoffer] gepakt en/of de hand van die [slachtoffer] om zijn penis gelegd en/of
zichzelf bij de penis laten aanraken door die [slachtoffer] en/of
zichzelf laten aftrekken door die [slachtoffer] ;
2 op tijdstippen gelegen in de periode van 15 april 2022 tot en met 3 juni 2023 te Amsterdam met zijn kind, [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] , die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft verdachte
de kleding van die [slachtoffer] uitgetrokken en/of
de borsten en/of het geslachtsdeel van die [slachtoffer] aangeraakt en/of betast en/of
het lichaam van die [slachtoffer] gelikt en
zijn penis in de mond van die [slachtoffer] gebracht en/of geduwd en/of
de hand van die [slachtoffer] gepakt en/of de hand van die [slachtoffer] om zijn penis gelegd en/of
zichzelf bij de penis laten aanraken door die [slachtoffer] en/of
zichzelf laten aftrekken door die [slachtoffer] en
zichzelf laten pijpen door die [slachtoffer] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar in zaak A en zaak B bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bij strafoplegging verzocht om verdachte – in het geval van een bewezenverklaring – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die niet hoger is dan de duur van het voorarrest, eventueel te verhogen met een voorwaardelijk strafdeel. De raadsman heeft verzocht in strafverminderende zin rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest en dat het herhalingsgevaar volgens het PBC laag is. Verder heeft de raadsman gewezen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting en heeft hij verwezen naar uitspraken met vergelijkbare dan wel ernstigere omstandigheden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich bijna drie jaar lang schuldig gemaakt aan het stelselmatig seksueel misbruiken van zijn zeer jonge dochter, die deel uitmaakte van zijn gezin met wie hij in huis woonde. [slachtoffer] was nog maar negen jaar oud op het moment dat het misbruik begon. Het seksueel misbruik bestond mede uit het seksueel binnendringen van haar lichaam (pijpen). Hoewel verdachte beweert dat hij het beste met zijn dochter voor heeft, staat zijn handelen en vervolgens zwijgen daarmee in schril contrast. Verdachte is volledig voorbijgegaan aan de psychische schade die hij aan [slachtoffer] heeft berokkend. Hij heeft alleen oog gehad voor zijn eigen seksuele verlangens. Met zijn handelen heeft verdachte het vertrouwen dat een kind in haar vader moet kunnen stellen in zeer ernstige mate beschaamd en heeft hij gedurende een lange periode een zeer onveilige en schadelijke thuissituatie voor haar gecreëerd.
Het plegen van ontuchtige handelingen met personen jonger dan zestien jaar is om belangrijke redenen bij wet strafbaar gesteld. Deze strafbaarstelling strekt ertoe de persoonlijke en seksuele integriteit van jongeren, die gezien hun leeftijd onvoldoende in staat zijn om de consequenties van hun handelen te overzien, te beschermen. Slachtoffers van feiten als de onderhavige ondervinden vaak levenslang nadelige psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan.
De impact die het handelen van verdachte op [slachtoffer] en haar familie heeft gehad en de nadelige gevolgen die zij daar nog van ondervinden, is indringend verwoord in de slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer] , die zij op zitting heeft voorgelezen. Zij heeft beschreven dat [slachtoffer] ogenschijnlijk kalm door de situatie lijkt en er zonder emoties te laten zien over kan vertellen, maar dat dit waarschijnlijk een coping mechanisme is. Hierdoor staat zij niet altijd meer volledig in contact met haar gevoel. Haar gevoel heeft ze immers jarenlang moeten uitschakelen. [slachtoffer] heeft jarenlang gezwegen om haar familie te beschermen. Toen de last te zwaar werd om te dragen, is ze begonnen met drank- en drugsgebruik. Toen zij het seksuele misbruik door haar vader naar buiten heeft gebracht, is zij ook begonnen met automutilatie.
De rechtbank vindt dat verdachte op de zitting geen enkel inzicht heeft getoond in wat hij zijn dochter heeft aangedaan en daarvoor ook geen verantwoordelijkheid heeft genomen. Immers ofwel hij volhardt in zijn ontkenning van de bewezenverklaarde gedragingen ofwel hij beroept zich op zijn zwijgrecht. Verdachte heeft zelfs geïmpliceerd dat [slachtoffer] haar verklaring heeft verzonnen, omdat zij in het gezin onvoldoende aandacht kreeg vanwege haar broertje. Verdachte heeft geen rekening gehouden met de psychische beschadiging van zijn dochter ten gevolge van deze aantijging en geen enkel berouw getoond. De rechtbank vindt dit alles zeer kwalijk.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 26 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum van 31 mei 2024, opgesteld door J.M. Meijer, psychiater, en M. van der Burg, GZ-psycholoog. Dit rapport houdt onder meer in als conclusie dat, als gevolg van de weigering van verdachte om aan het onderzoek mee te werken, er onvoldoende informatie is om diagnostische conclusies te kunnen trekken. Onderzoekers hadden onder andere meer onderzoek willen doen naar een mogelijke autismespectrumstoornis en de persoonlijkheid van verdachte en hadden meer zicht willen krijgen op de seksuele ontwikkeling, seksualiteitsbeleving en mogelijke parafilie stoornissen van verdachte. Op basis van de geschatte leeftijd bij uitstroom uit detentie, het feit dat verdachte langere tijd heeft samengewoond en er geen eerdere delicten bekend zijn en op basis van het type slachtoffer is geconcludeerd dat sprake is van een laag recidiverisico. Als kanttekening geldt echter dat dit een statistische inschatting en geen geïndividualiseerde, gedragskundige onderbouwde risicoschatting betreft. Omdat er geen zicht is verkregen op mogelijke psychopathologie, en daarmee de eventuele doorwerking, en zeer beperkt een inschatting van het recidiverisico kan worden gemaakt, was het voor de deskundigen niet mogelijk om een advies te geven over interventiemogelijkheden en juridische kaders.
De op te leggen straf
De aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigen een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter vergelding van het leed dat [slachtoffer] is aangedaan, ter beveiliging van de maatschappij en ter generale preventie.
Bij bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank is van oordeel dat aanleiding bestaat om bij de straftoemeting naar beneden af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd, omdat zij tot een andere bewezenverklaring komt.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

9.Beslag (zaak B)

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
- 1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2023186475-6383118, Zwart, merk: Apple).
De officier van justitie heeft gevorderd dat het in beslaggenomen voorwerp wordt onttrokken aan het verkeer.
Onttrekking aan het verkeer
Omdat de telefoon met een aantal kinderpornografische afbeeldingen daarop is aangetroffen in het onderzoek naar het misdrijf waarvan verdachte wordt verdacht, terwijl deze kan dienen tot het begaan van een soortgelijk misdrijf en van zodanige aard is, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt deze onttrokken aan het verkeer.

10.De vordering van de benadeelde partij (zaak A)

De benadeelde partij [slachtoffer] ( [slachtoffer] ) vordert € 350,00 aan vergoeding van materiële schade, € 21.000,00 aan vergoeding van immateriële schade en € 1.086,00 aan vergoeding van proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft verzocht om toewijzing van de gehele vordering van [slachtoffer] . De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering, omdat vrijspraak is bepleit. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade niet voor vergoeding in aanmerking komt, omdat sprake is van kosten voor rechtsbijstand. De immateriële schade moet worden gematigd gelet op het bedrag dat wordt toegekend in vergelijkbare zaken.
Oordeel rechtbank
Vast staat dat aan [slachtoffer] door het in zaak A onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair bewezen verklaarde rechtstreeks materiële en immateriële schade is toegebracht.
Materiële schade
De rechtbank is - anders dan de raadsman - van oordeel dat de vordering ten aanzien van de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen. De gevorderde € 350,00 zijn geen advocaatkosten, maar betreft het eigen risico dat aan rechtsbijstandsverzekeraar DAS moet worden betaald vanwege de vrije advocaatkeuze. Er is dus sprake van rechtstreekse schade.
Immateriële schade
Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit geestelijk letsel heeft opgelopen en er een ernstige inbreuk is gepleegd op haar lichamelijke integriteit. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door [slachtoffer] gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 15.000,00.
Proceskosten
Er wordt aansluiting gezocht bij het liquidatietarief rechtbank en gerechtshoven. In het tarief met een geldwaarde van € 20.000,00 tot en met € 40.000,00 wordt ieder punt gewaardeerd op € 543,00 met een maximum van tien punten. De rechtbank zal de proceskosten aan de hand van het liquidatietarief, gelet op de omvang van de verrichte werkzaamheden, zoals gevorderd, bepalen op € 1.086,00.
Conclusie
De rechtbank vindt gelet op bovenstaande een schadevergoeding van € 16.436,00 toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten op 1 juli 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
[slachtoffer] zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. [slachtoffer] kan het resterende deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Als extra waarborg voor betaling legt de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel op.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel is gegrond op de artikelen 36b, 36d, 36f, 57, 245 (oud), 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder
zaak A feit 1 primairen
zaak Bten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder
zaak A feit 1 subsidiair en feit 2 primairten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Zaak A feit 1 subsidiair
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd
Zaak A feit 2 primair
met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
De rechtbank wijst af het verzoek tot opheffing van het bevel tot voorlopige hechtenis.
Vordering benadeelde partij [slachtoffer] (zaak A)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
gedeeltelijk toetot een bedrag van €
€ 16.436,00 (zestienduizendvierhonderdzesendertig euro), bestaande uit € 350,00 (driehonderdvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade, € 15.000,00 (vijftienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade en € 1.086,00 (duizendachtenzestig euro) aan vergoeding van proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 1 juli 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 15.350,00 (vijftienduizenddriehonderdvijftig euro), bestaande uit € 350,00 (driehonderdvijftig euro) aan vergoeding van materiële schade en € 15.000,00 (vijftienduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, te weten 1 juli 2019, tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 111 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer (zaak B):
1 STK Telefoontoestel (omschrijving: PL1300-2023186475-6383118, Zwart, merk: Apple).
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.A.E Somsen, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.L. Scheeren, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juli 2024.
[(...)]