4.3.1.Het oordeel over het in zaak A ten laste gelegde
4.3.1.1. Bewijsminimum in zedenzaken
Zedenzaken kenmerken zich in het algemeen door het gegeven dat slechts twee personen - het vermeende slachtoffer en de vermeende dader - aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen. Bij een ontkennende verdachte brengt dit in veel gevallen mee dat slechts de verklaring van het vermeende slachtoffer als wettig bewijsmiddel kan dienen. Maar een bewezenverklaring kan niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige (het slachtoffer). De juistheid van de verklaring van het slachtoffer moet voldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vereist een beoordeling van het concrete geval.
In de onderhavige zaak heeft verdachte zich steeds op zijn zwijgrecht beroepen en voor het eerst op de zitting van 11 juli 2024 een ontkennende verklaring voorgelezen. Op vragen van de rechtbank en de officier van justitie, mede naar aanleiding van deze voorgelezen verklaring, wilde hij slechts beperkt of geen antwoord geven. De rechtbank moet nu beoordelen of de verklaringen van het slachtoffer voor het bewijs kunnen worden gebruikt en, zo ja, of er voldoende steun is voor de juistheid daarvan in ander bewijsmateriaal.
4.3.1.2. De verklaringen van het slachtoffer als bewijsmiddel
[slachtoffer] , roepnaam [slachtoffer] , is de dochter van verdachte en zijn ex-echtgenote [moeder van slachtoffer] (tevens aangeefster). [slachtoffer] is geboren op [geboortedatum] . Zij is het (vermeende) slachtoffer in deze zaak. De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn en niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs. In dat kader oordeelt de rechtbank als volgt.
Verklaringen van het slachtoffer
[slachtoffer] heeft op 17 augustus 2023 een gesprek met de politie gehad en is op 18 augustus 2023 als getuige gehoord.
Tegenover de politie heeft ze onder meer verklaard dat ze vanaf haar negende tot en met haar twaalfde/dertiende seksueel is misbruikt door haar vader. Het seksueel misbruik begon in de zomer van 2019 en eindigde op 3 juni 2023. Met seks bedoelt [slachtoffer] dat een geslachtsdeel in je lichaam komt. De eerste keer was op een ochtend toen ze in bed lag en ‘The fast and the furious’ ging kijken. Verdachte was haar stevig aan het knuffelen. Hij zei de hele tijd: “het is warm, trek je broek uit”. Verdachte betastte [slachtoffer] aan haar geslachtsdeel en borsten. Hij likte haar over heel haar lichaam, ook op haar geslachtsdeel. Haar kleding (onderbroek en topje) was toen al uit. Verdachte deed dat. Hij kwam niet met zijn geslachtsdeel in haar vagina maar wel in haar kont. Het gebeurde heel vaak.
[slachtoffer] heeft verdachte ook moeten betasten. Aan het begin pakte hij haar hand en moest zij zijn geslachtsdeel aanraken. Zij moest steeds met haar hand omhoog en naar beneden bewegen. Verdachte deed dit met zijn hand bij haar hand. Ook heeft verdachte zijn geslachtsdeel in haar mond gestopt en heeft [slachtoffer] hem moeten pijpen, dat is drie keer gebeurd. Zij moest aan zijn geslachtsdeel zuigen. Verdachte zei tegen [slachtoffer] dat hij haar wilde leren hoe het moest, haar moeder wist vroeger ook niet hoe het moest.
[slachtoffer] vindt het moeilijk om te vertellen over klaarkomen en wat dat inhoudt. Als de politie aan het eind van haar getuigenverklaring daar op terugkomt en vraagt of ze het wel eens heeft gemerkt of gezien antwoordt [slachtoffer] bevestigend: die ene keer in de nacht, toen hij haar aan het betasten was en zichzelf aan het aftrekken was terwijl hij op een stoel stond. Het sperma was op de grond terecht gekomen, waarna verdachte het een beetje met een doek had weggeveegd. [slachtoffer] rook het hierna nog steeds. Toen zij het licht aandeed, zag zij dat het nat was op de grond.
[slachtoffer] heeft verklaard dat ze de seks niet wilde maar het steeds liet gebeuren. Ze is bang dat hij zal zeggen dat ze het wilde. Op een gegeven moment moest ze een keer huilen om wat verdachte deed. Ze had verdachte toen weggeduwd. Daarna stopte de seks, maar niet het betasten. Toen kwam verdachte vaak ‘sneaky’ midden in de nacht of vroeg in de ochtend naar haar toe, als zij nog in bed lag, om haar aan te raken en te betasten onder haar kleding. Zij heeft een hoogslaper. Verdachte ging op een stoel staan, zodat hij bij haar kon. Dat de laatste keer op 3 juni 2023 was, heeft [slachtoffer] onthouden, omdat zij tegen verdachte had gezegd dat ze wist wat hij deed in de nacht. Ze kregen ruzie. [slachtoffer] is vervolgens naar haar oma gegaan.
[slachtoffer] heeft ook verklaard dat verdachte seks met haar probeerde te hebben door zijn geslachtsdeel in haar vagina te stoppen. Dit deed pijn en lukte niet. Hij is dus nooit met zijn geslachtsdeel in haar vagina geweest. Hij is wel 30 of 40 keer met zijn geslachtsdeel in haar kont geweest. Het gebeurde meerdere keren per week.
Betrouwbaarheid
De rechtbank stelt allereerst vast dat uit het dossier blijkt dat [slachtoffer] op het moment van de verklaringen een getroebleerd 13-jarig meisje was, dat haar gevoel nadat ze haar verhaal aan anderen heeft verteld omschrijft als ‘een beetje donker’. Ondanks het gegeven dat tijdens de politieverhoren niet steeds is doorgevraagd naar details, vindt de rechtbank - anders dan de raadsman - de verklaringen van [slachtoffer] voldoende gedetailleerd, met uitzondering van haar verklaring waar ze zegt dat verdachte met zijn penis in haar kont is geweest. Daarnaast heeft [slachtoffer] , met uitzondering van een door haar erkende onjuistheid die hieronder wordt uiteengezet, consistent over het seksueel misbruik tegen respectievelijk een vriend, familie en de politie verklaard. [slachtoffer] heeft op hoofdlijnen gedetailleerd en consistent verklaard over de aard en de frequentie van het seksueel misbruik en over de context waarbinnen dit heeft plaatsgevonden. Zij heeft het misbruik geplaatst in tijd en daarbij concrete en specifieke gebeurtenissen genoemd. Ook het door de vriend (getuige [getuige 1] ) beschreven verdriet bij [slachtoffer] toen zij hem over het misbruik door verdachte vertelde, draagt naar het oordeel van de rechtbank bij aan de authenticiteit van haar verklaring.
De rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte met zijn penis ‘in haar kont’ zou zijn geweest onvoldoende gedetailleerd. [slachtoffer] heeft hierover zeer summier verklaard, namelijk dat hij vaak met zijn geslachtsdeel in haar kont is geweest. De rechtbank vindt dat te weinig gedetailleerd om te kunnen concluderen dat [slachtoffer] heeft ervaren dat er sprake was van daadwerkelijk seksueel binnendringen in de anus. Hier is door de verbalisanten ook niet echt op doorgevraagd. Niet is duidelijk wat [slachtoffer] heeft waargenomen en of [slachtoffer] met ‘in haar kont’ hetzelfde bedoelt als ‘in haar anus’, of dat het wellicht ‘tussen of tegen haar billen of bovenbenen’ of ‘tegen haar anus’ is geweest.
De rechtbank acht haar verklaring op dit punt dan ook niet bruikbaar voor het bewijs.
[slachtoffer] had [getuige 1] eerder verteld dat zij seksueel misbruikt was door haar oom. Op 16 augustus 2023 heeft zij [getuige 1] verteld dat het niet haar oom, maar haar vader was die haar seksueel misbruikt had.
[slachtoffer] heeft over deze eerdere verklaring dat het een oom betrof, tegenover de politie verklaard dat zij het raar vond om tegen [getuige 1] te zeggen dat het om haar vader ging, maar dat zij het ook erg zou vinden als anderen denken dat zij seksueel misbruikt is door haar oom, omdat zij aardige ooms heeft. Zij noemde eerder haar oom als dader, “omdat het vooral familieleden zijn die dit doen”.
Zij heeft het [getuige 1] verteld, omdat ze hem vertrouwde en ze niemand anders had om mee te praten. Het ging niet goed met haar, ze dronk alcohol en gebruikte drugs. Ze wilde laten weten waarom ze dat deed.
De rechtbank acht opvallend dat de getuigen [moeder van slachtoffer] ( [slachtoffer] ’s moeder), tante [familienaam moeder van slachtoffer] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 1] - kort gezegd - allen aangeven dat ze in het algemeen wel eens twijfelen aan het waarheidsgehalte van wat [slachtoffer] vertelt, omdat zij vaker verhalen ‘verdikt en verdunt’ om aandacht te krijgen.
De rechtbank overweegt verder dat het op grond van het dossier niet ondenkbaar is dat [slachtoffer] zich door haar ouders achtergesteld voelde bij haar broertje [broer van slachtoffer] , omdat hij meer aandacht van hen kreeg dan zij. Echter voor de opvatting van de raadsman dat de verklaring van [slachtoffer] daarom verzonnen en gelogen is, omdat [slachtoffer] uit is op ‘wraak’ of op het krijgen van aandacht, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten in het dossier.
Al het voorgaande betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn en niet als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt. Wel acht de rechtbank extra behoedzaamheid geboden bij de beoordeling van de waarde ervan in het kader van de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank neemt als uitgangspunt dat het steunbewijs niet afkomstig mag zijn van dezelfde bron. Daarbij geldt in zedenzaken dat een geringe mate van steunbewijs in combinatie met de betrouwbare verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren. Niet is vereist dat het springende punt zelf steun vindt in ander bewijsmateriaal, maar wel dat de gebruikte verklaring van het slachtoffer op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring niet ‘op zichzelf staat’, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere bron. Er mag daarbij geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband tussen de verklaringen van het slachtoffer en het overige bewijsmateriaal (Hoge Raad 15 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:717). Of sprake is van voldoende steunbewijs laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van de concrete feiten en omstandigheden van het voorliggende geval.
Verklaring van verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] niet op zichzelf staan, maar worden ondersteund door de verklaring van verdachte die hij voorafgaand aan zijn aanhouding heeft afgelegd. Op 17 augustus 2023 was de politie in de woning van verdachte. Verbalisanten deelden verdachten mee dat zij zorgen hadden over de veiligheid van zijn kinderen en vroegen verdachte wat dat met hem deed. Verdachte verklaarde onder meer: "
Euhhh... Naja in het verleden heb ik wel iets gedaan met mijn dochter. En euhhh... Voorheen wilde ze dat zelf.” en “
Ik heb het al verpest, wat heb ik hun nou te bieden.” en “
Ik kan het niet meer terug draaien, het is al gebeurd.” Op de vraag van een verbalisant wat er in zijn hoofd om ging, antwoordde verdachte: “
De uitweg is de dood.”
Verdachte heeft op de zitting van 11 juli 2024 hierover voor het eerst verklaard dat hij hiermee doelde op het samen met zijn dochter een glas alcohol drinken, op websites naar vapes zoeken en het met haar praten over haar drugsgebruik. Hij dacht dat de politie daarom bij hem thuis was.
Nadere vragen, bijvoorbeeld naar het zinnetje ‘Voorheen wilde ze dat zelf’ of naar de reden van zijn heftige reactie (de dood als uitweg) wilde verdachte ter zitting niet beantwoorden.
De verklaring van verdachte in de woning afgelegd, dat hij in het verleden iets met zijn dochter heeft gedaan wat zij voorheen zelf wilde, past bij de verklaring van [slachtoffer] dat zij het seksuele misbruik liet gebeuren en zich niet verzette, omdat zij bang was. Het seksueel binnendringen is uiteindelijk gestopt, omdat [slachtoffer] zich op een gegeven moment wel verzette, en het ontuchtig betasten is op 3 juni 2023 om dezelfde reden gestopt.
Deze verklaring past niet bij het alcohol- en drugsgebruik van [slachtoffer] . Zij was op het moment van de aanhouding van verdachte (nog) niet gestopt met dat alcohol- en drugsgebruik. Dat zijn verklaring in de woning “in het verleden heb ik wel eens wat gedaan met mijn dochter” en “voorheen wilde ze dat zelf” op alcohol- en drugsgebruik zou zien, zoals verdachte nu voor het eerst ter zitting heeft verklaard, is dan ook onnavolgbaar.
De rechtbank vindt die verklaring van verdachte, bijna één jaar na zijn aanhouding ter zitting afgelegd, dan ook ongeloofwaardig.
Aangetroffen spermasporen
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] op specifieke onderdelen worden bevestigd door forensisch onderzoek. Op de slaapkamervloer van [slachtoffer] zijn bij sporenonderzoek 24 plekken opgelicht. Vier van deze voor de hoogslaper aangetroffen vlekken zijn bemonsterd. In alle bemonsteringen is sperma aangetroffen. Van het DNA in diezelfde bemonsteringen zijn DNA-profielen verkregen van een man. Deze DNA-profielen komen met elkaar en met het DNA-profiel van verdachte overeen. Het is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer het DNA afkomstig is van verdachte dan wanneer het DNA afkomstig is van een willekeurige niet-verwante persoon. Gelet hierop, in combinatie met het feit dat verdachte in de woning verbleef, concludeert de rechtbank dat het sperma afkomstig is van ejaculatie door verdachte op de slaapkamer van [slachtoffer] .
Verdachte heeft hierover op de zitting van 11 juli 2024 voor het eerst verklaard. Hij heeft verklaard dat in de slaapkamer van [slachtoffer] zijn fitnesspullen stonden. Hij heeft hier één keer, ongeveer een week voor zijn aanhouding, tijdens het fitnessen via zijn mobiele telefoon op pornowebsites gekeken en zichzelf afgetrokken (zich ‘seksueel vermaakt’). Daardoor is zijn sperma op de vloer gekomen. Hij dacht dat hij het had opgeruimd. Verdachte heeft niet verklaard hoe het kan dat [slachtoffer] wist dat hij op haar slaapkamer was klaargekomen.
Op een foto in het dossier is te zien dat op de slaapkamer van [slachtoffer] sportattributen op de grond liggen. De verklaring van verdachte is pas ter terechtzitting - bijna een jaar na zijn aanhouding - afgelegd en hij heeft zijn verklaring dus op het dossier kunnen afstemmen.
Het aantreffen van sperma van verdachte op de vloer van de slaapkamer van [slachtoffer] ondersteunt de verklaring van [slachtoffer] , inhoudende dat verdachte, terwijl hij op een stoel bij haar hoogslaper stond, haar betastte en ondertussen zichzelf aan het aftrekken was, waarbij hij was klaargekomen en zijn sperma op de grond terecht was gekomen. Op het moment dat [slachtoffer] die verklaring aflegde wist zij niet dat, met behulp van een speurhond en ultraviolet licht, uiteindelijk het sperma van verdachte nog op de vloer kon worden getraceerd.
De rechtbank acht het scenario van verdachte voor de aanwezigheid van zijn sperma op de slaapkamervloer van [slachtoffer] niet aannemelijk en ziet in de aanwezigheid van het sperma juist steunbewijs voor de verklaring van [slachtoffer] .
Pornografische zoekslagen
De iPhone van verdachte is onderzocht. Er is onder meer onderzoek gedaan naar de zoekgeschiedenis op de telefoon. Op verschillende data zijn pornowebsites bezocht, namelijk [website] . Op die website zijn op verschillende data opvallende zoektermen ingevoerd. Op 20 mei 2020 is gezocht op ‘daughter+seduces+step+dad’. In 2023 is onder meer gezocht op ‘dad+crush’, ‘dadcrush’, ‘daughter’, ‘daughter+anal’ en ‘freeuse+teen’. De overige zoekopdrachten zijn ongedateerd. Er is onder meer gezocht op: ‘daughterswap’, ‘sleepy+girl’, ‘sleepy+fuck’, ‘spy+bathroom’, ‘anal+daddy’ en ‘shower+daddy’. Verdachte heeft hierover op de zitting van 11 juli 2024 voor het eerst verklaard dat hij zijn telefoon bijna dagelijks uitleende aan zijn dochter, omdat zij haar telefoon ongeveer drie maanden voor zijn aanhouding kwijt was. Als verdachte hiermee impliceert dat [slachtoffer] naar deze termen op pornowebsites gezocht heeft, vindt de rechtbank dat niet aannemelijk, omdat de eerste zoekslag in 2020 was en [slachtoffer] toen tien jaar oud was. De rechtbank gaat er dus van uit dat verdachte degene is geweest die op voornoemde termen op pornowebsites heeft gezocht.
De rechtbank ziet, anders dan de raadsman, in die zoektermen steun voor verschillende onderdelen in de verklaring van [slachtoffer] , omdat uit de zoektermen onder meer blijkt van seksuele interesse van een vader in zijn (slaperige of slapende) dochter en interesse in anale seks.
Verklaringen van moeder en [getuige 1] over [slachtoffer] ’s emoties en gedragsverandering
Getuige [getuige 1] was de eerste aan wie [slachtoffer] in een telefoongesprek over het seksueel misbruik door haar vader vertelde. Hij heeft waargenomen dat ze heel erg verdrietig klonk toen ze het hem vertelde. In de periode voor dat telefoongesprek hadden zij intens contact en merkte hij “heel veel van tranen, boosheid, verdriet, het leven niet echt meer zien zitten”. Hij heeft verklaard dat ze XTC en drank gebruikte en “donkerder en donkerder” werd. [slachtoffer] ’s moeder heeft verklaard dat [slachtoffer] het aan [getuige 1] heeft verteld, omdat ze kapot ging van binnen en daarom was begonnen met drank, drugs en MDMA pillen. Deze waargenomen emoties en de gedragsverandering (op 13-jarige leeftijd beginnen met drank en drugs) ondersteunen naar het oordeel van de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer] hierover.
Verklaring van moeder tegenover PBC
Ten aanzien van de verklaring van [slachtoffer] dat verdachte tegen haar heeft gezegd dat hij het haar wilde leren, omdat haar moeder vroeger ook niet wist hoe het moest, ziet de rechtbank ondersteuning in de verklaring van haar moeder tegenover rapporteurs van het Pieter Baan Centrum (PBC). Zij heeft verklaard dat toen verdachte bij haar introk, ze nog maagd was en zich daardoor onzeker voelde. Verdachte nam daarop het initiatief en de leiding tijdens seks.
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de verklaringen van [slachtoffer] in voldoende mate worden ondersteund door ander bewijsmateriaal, omdat dit andere bewijsmateriaal gebaseerd is op verschillende, los van elkaar staande bewijsmiddelen en het bewijsmateriaal verschillende onderdelen van de verklaringen van [slachtoffer] ondersteunt.
4.3.1.4. Conclusie bewijs
Bewezenverklaring
De rechtbank komt op grond van de verklaringen van [slachtoffer] , die voldoende steun vinden in het hierboven beschreven bewijs en daarmee betrouwbaar zijn, en dit steunbewijs tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair zoals hieronder in rubriek 5 weergegeven.
Vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het ten laste gelegde onder feit 1 primair (seksueel binnendringen). De rechtbank overweegt gelet op voorgaande dat niet kan worden bewezen dat verdachte ‘zijn penis in de kont van [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd’. De rechtbank vindt wel bewezen dat verdachte zijn penis in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd en dat zij hem heeft gepijpt. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat dit heeft plaatsgevonden toen [slachtoffer] de leeftijd van twaalf jaar nog niet had bereikt. Dit moet in het voordeel van verdachte worden uitgelegd. De rechtbank vindt daarom slechts bewezen dat verdachte zijn penis in de mond van [slachtoffer] heeft gebracht en/of geduwd en dat zij hem heeft gepijpt toen zij de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had bereikt, zoals onder feit 2 primair ten laste gelegd. De rechtbank spreekt verdachte onder feit 2 primair partieel vrij van het tenlastegelegde seksueel binnendringen door ‘zijn penis in de kont van [slachtoffer] te brengen of te duwen’.
4.3.1.5. Voorwaardelijk verzoek tot het horen van [slachtoffer] als getuige
De verdediging heeft op de zitting van 11 juli 2024 bij pleidooi verzocht [slachtoffer] als getuige te horen als de rechtbank haar verklaringen bruikbaar acht voor het bewijs. De rechtbank wijst dat verzoek af.
Uit de uitspraak in de zaak Keskin van het Europese Hof voor de Rechten (EHRM) volgt dat het belang bij het oproepen en horen van een belastende, nog niet door de verdediging gehoorde getuige is gegeven en dat van de verdediging geen nadere onderbouwing van dit belang mag worden verlangd. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat dat niet betekent dat zo’n verzoek dan steeds moet worden toegewezen.
[slachtoffer] heeft een belastende verklaring afgelegd en de verdediging heeft in de procedure geen gelegenheid gehad haar te ondervragen. De verdediging heeft dus een belang haar als getuige te horen. De rechtbank moet daarom de vraag beantwoorden of het ondervragingsgelegenheid kan en moet worden gerealiseerd. Voordat een bewezenverklaring wordt aangenomen mede op grond van de verklaring van een niet-ondervraagde getuige, moet de rechter nagaan of de procedure in haar geheel voldoet aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces. Van belang hierbij zijn (i) de reden dat het ondervragingsrecht niet is uitgeoefend, (ii) het gewicht van de verklaring van de getuige, binnen het geheel van de resultaten van het strafvorderlijke onderzoek, voor de bewezenverklaring van het feit, en (iii) het bestaan van compenserende factoren, waaronder ook procedurele waarborgen, die compensatie bieden voor het ontbreken van een ondervragingsgelegenheid. Deze beoordelingsfactoren moeten daarbij in onderling verband worden beschouwd.
Ad i) In deze zaak is het ondervragingsrecht niet uitgeoefend, omdat de verdediging daar eerder geen initiatief toe heeft genomen. Enerzijds is het horen van [slachtoffer] , ook in dit late stadium van de procedure, nog mogelijk. Anderzijds zou het nu alsnog toewijzen van het getuigenverzoek leiden tot vertraging van de procedure, terwijl een tijdige afdoening van de strafzaak in het belang is van direct betrokkenen en de maatschappij.
Ad ii) De verklaring van [slachtoffer] is van groot gewicht voor de bewezenverklaring, maar de bewezenverklaring vindt ook stevige steun in andere bewijsmiddelen.
Ad iii) Bij compenserende factoren gaat het er in de kern om dat de betrouwbaarheid van de getuige zorgvuldig kan worden onderzocht. Verder kan compensatie betrekking hebben op procedurele waarborgen zoals de beschikbaarheid van een audiovisuele vastlegging van het verhoor van de getuige. De verdediging is uitgebreid ingegaan op de (on)betrouwbaarheid van [slachtoffer] . Mede naar aanleiding daarvan heeft de rechtbank de betrouwbaarheid van [slachtoffer] zorgvuldig onderzocht, in samenhang met het overige bewijsmateriaal en in het licht van de betwisting door verdachte. Ook heeft de verdediging de beschikking over een audiovisuele vastlegging van het verhoor van [slachtoffer] en daar is in het pleidooi ook aandacht aan besteed. Daarom vindt de rechtbank dat sprake is van voldoende compenserende factoren.
Samengevat zou [slachtoffer] nog als getuige kunnen worden gehoord, maar is dat niet in het belang van de proceseconomie, is de verklaring van [slachtoffer] weliswaar van groot gewicht voor de bewezenverklaring, maar is er ook stevige steun in andere bewijsmiddelen en zijn er voldoende compenserende factoren. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat – ook bij afwijzing van het op de zitting voorwaardelijk gedane verzoek [slachtoffer] als getuige te horen – in haar geheel is voldaan aan het door artikel 6 EVRM gewaarborgde recht op een eerlijk proces.
4.3.2.Vrijspraak van het in zaak B ten laste gelegde
4.3.2.1. Kinderpornografisch materiaal
De rechtbank overweegt dat in het proces-verbaal ‘
Beschrijving kinderpornografisch materiaal’is geverbaliseerd dat op drie van de onderzochte gegevensdragers, namelijk op de iPhone van verdachte en op twee DVD’s uit zijn woning (‘ [naam 1] ’ en ‘ [naam 2] ’)196 bestanden en drie video’s zijn aangetroffen die - door verbalisanten - als kinderpornografisch zijn beoordeeld. De in totaal 199 bestanden betreffen 57 unieke bestanden.
Het kinderpornografisch karakter is door de raadsman betwist.
Wat betreft de vraag of de in de tenlastelegging omschreven afbeeldingen kinderpornografisch zijn, geldt het volgende. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 7 december 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BO6446, herhaald in het arrest van 10 juni 2014 ECLI:NL:HR:2014:1359), uiteengezet dat artikel 240b Wetboek van Strafrecht vooreerst ziet op een afbeelding van een gedraging van expliciet seksuele aard, zoals aan de hand van de afbeelding zelf kan worden vastgesteld, waaronder begrepen het op zinnenprikkelende wijze tonen van de geslachtsdelen of de schaamstreek. Voorts ziet artikel 240b Wetboek van Strafrecht op een afbeelding die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard in de hiervoor aangegeven zin toont, maar die, gelet op de wijze waarop zij tot stand is gekomen eveneens strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Hierbij kan het gaan om een afbeelding van iemand in een houding of omgeving die weliswaar op zichzelf of in andere omstandigheden “onschuldig” zouden kunnen zijn, maar die in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking heeft. Hieronder zal de rechtbank per ter discussie gestelde afbeelding, aan de hand van het kader zoals geschetst door de Hoge Raad in de arresten van 2010 en 2014, beoordelen of sprake is van een kinderpornografische afbeelding.
[bestandsnaam 4] (fotonummer 1 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op foto 1 een naakt meisjeslijf te zien is in de geschatte leeftijd tussen de één en drie jaar oud. Zij ligt op haar rug. Haar buik, schaamstreek en grotendeels ook haar benen zijn in beeld. De afbeelding betreft een niet nader te identificeren meisje. Uit nader onderzoek is gebleken dat in 2013 een arts een medisch artikel over huidaandoeningen naar [persoon] heeft verzonden en daarbij het verzoek deed om het bestand (afbeelding 1) als illustratie bij het artikel te plaatsen. De foto is vervolgens (in 2013) door die [persoon] doorgestuurd naar het emailadres van verdachte bij [bedrijf] . Verdachte was op dat moment werkzaam bij ‘ [bedrijf] ’ en verantwoordelijk voor beeld- en kleurbewerkingen van digitale bestanden.
De rechtbank is - met de raadsman - van oordeel dat deze afbeelding als zodanig niet kinderpornografisch van aard is. Deze foto toont niet een gedraging van expliciet seksuele aard en strekt ook niet tot het opwekken van een seksuele prikkeling nu de afbeelding bestemd was voor een medisch artikel.
[bestandsnaam 5] (fotonummer 2 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op deze afbeelding een peuter is te zien, in een rode bak gevuld met water. De bak staat in een tuin en de peuter staat naakt in de bak. De voorzijde van haar lichaam is naar de camera gericht en in beeld, inclusief haar vagina. Ze heeft de geschatte leeftijd tussen de twee en drie jaar oud. De peuter betreft [slachtoffer] .
De rechtbank is - met de raadsman - van oordeel dat deze afbeelding niet kinderpornografisch van aard is. Deze foto toont niet een gedraging van expliciet seksuele aard en strekt ook niet tot het opwekken van een seksuele prikkeling.
[bestandsnaam 6] (fotonummer 3 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op deze afbeelding [slachtoffer] is te zien. Zij zit op de bank in de huiskamer van het ouderlijk huis. Haar bovenlichaam is naakt. Het perspectief van de camera is laag waardoor er strijklicht over het bovenlichaam valt en een tepel duidelijk in beeld is. Een deel van haar gezicht is te zien. Zij draagt een donkerblauwe ‘Hello Kitty’ onderbroek. Verder zijn de benen en het in een onderbroek geklede onderlichaam van een man (vermoedelijk verdachte) te zien.
De rechtbank is - met de raadsman - van oordeel dat deze afbeelding niet kinderpornografisch van aard is. Deze foto toont niet een gedraging van expliciet seksuele aard en strekt ook niet tot het opwekken van een seksuele prikkeling.
[bestandsnaam 7] (fotonummer 4 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op deze afbeelding een door een ‘Hello Kitty’ onderbroek bedekte schaamstreek van een jong meisje is te zien, dat door verbalisanten wordt herkend als [slachtoffer] . Ze houdt haar benen gespreid waardoor haar kruis duidelijk in beeld is gebracht. Ter hoogte van haar kruis ligt een dubbel grijs koord, zoals van bijvoorbeeld een camera.
De rechtbank is van oordeel dat deze foto weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard toont, maar dat de wijze waarop de foto tot stand is gekomen (zo gefotografeerd of later zo uitgesneden) kennelijk strekt tot het opwekken van een seksuele prikkeling, omdat enkel een bedekte schaamstreek (ingezoomd) in beeld is gebracht. De foto heeft dan ook in dit concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking en is om die reden kinderpornografisch van aard.
[bestandsnaam 8] en [bestandsnaam 9] (fotonummers 5 en 7 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op deze afbeelding [slachtoffer] is te zien. Zij ligt op de bank in de huiskamer van haar ouderlijke woning. Ze ligt op haar rug, haar rechterarm houdt zij gebogen boven haar hoofd. Haar ogen zijn gesloten en naast haar ligt een knuffel. Kennelijk slaapt ze. Haar bovenlichaam is deels naakt waardoor haar linkerborst geheel en haar rechterborst deels zichtbaar is. De rest van haar lichaam is bedekt door een deken.
De rechtbank is - met de raadsman - van oordeel dat deze afbeelding niet kinderpornografisch van aard is. Deze foto toont niet een gedraging van expliciet seksuele aard en strekt ook niet tot het opwekken van een seksuele prikkeling.
[serie bestandsnamen] (fotonummers 6 en 8 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op de afbeeldingen te zien is dat [slachtoffer] op haar buik op een bed ligt. Ze is gekleed in een trui en een zachtroze onderbroek. De nadruk van de afbeeldingen ligt op de billen. De onderbroek is in haar bilnaad getrokken waardoor haar billen duidelijk in beeld zijn gebracht. De rechtbank is van oordeel dat deze foto’s weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard tonen, maar dat de wijze waarop de foto’s tot stand zijn gekomen (zo gefotografeerd of later zo uitgesneden) strekt tot het opwekken van een seksuele prikkeling nu de billen, met onderbroek in de bilnaad getrokken, ingezoomd in beeld zijn gebracht. Het meisje heeft naar het oordeel van de rechtbank op de foto’s een onnatuurlijke houding waardoor voor de camera alleen de billen en achterkant van de benen te zien zijn. De foto’s hebben dan ook in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking en is om die reden kinderpornografisch van aard.
[bestandsnaam 2] (fotonummer 9 op de tenlastelegging)
De rechtbank heeft geen van de beschrijvingen van bestanden met kinderpornografisch materiaal in het dossier kunnen koppelen aan deze afbeelding. Verdachte zal ten aanzien van dit fotonummer worden vrijgesproken.
[bestandsnaam 10] (fotonummer 11 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op deze afbeeldingen een onbekend meisje te zien is (twee keer). Zij heeft de geschatte leeftijd tussen 13 en 15 jaar oud. Zij draagt zwarte nylonkousen en is verder naakt. Zij poseert en kijkt in de camera. Op een van de twee afbeeldingen is een op sperma gelijkende vloeistof op haar neus en wangen te zien.
De rechtbank is van oordeel dat deze foto’s een gedraging van expliciet seksuele aard tonen. De rechtbank concludeert na het zien van één van de afbeeldingen, met de verbalisanten, dat het meisje evident de kennelijke leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt. De afbeeldingen met fotonummer 11 zijn dan ook kinderpornografisch van aard.
[bestandsnaam 11] (fotonummer 12 op de tenlastelegging)
Uit het dossier volgt dat op deze afbeelding een naakt meisje in de geschatte leeftijd tussen de 13 en 15 jaar oud is te zien. Zij steunt voorover op handen en knieën op een bed. Achter haar staat een volwassen man met bloot onderlichaam. Hij houdt zijn schaamstreek tegen de billen van het meisje.
De rechtbank is van oordeel dat deze foto een gedraging van expliciet seksuele aard toont. De rechtbank concludeert na het zien van de toonmap dat de leeftijdsinschatting van de verbalisanten adequaat is. De foto is dan ook kinderpornografisch van aard.
Gelet op voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de afbeeldingen met nummers 4, 6, 8, 11 en 12 kinderpornografisch van aard zijn.
4.3.2.2. Opzet verdachte
De vraag waarvoor de rechtbank zich in de onderhavige zaak vervolgens ziet gesteld, is in hoeverre verdachte bij het in bezit hebben en/of vervaardigen van de kinderpornografische afbeeldingen opzettelijk heeft gehandeld.
Uit het politieonderzoek komen geen aanwijzingen naar voren dat verdachte bewust op zoek is geweest naar kinderporno. Zo blijkt uit het onderzoek naar de kinderporno door de politie en ook elders in het dossier niet van specifieke zoekopdrachten of contact met internetgroepen of fora gericht op de uitwisseling van kinderpornografisch materiaal. Ook uit de wijze waarop de bestanden waren opgeslagen kan geen doelbewust handelen van verdachte worden afgeleid. De aangetroffen pornografische afbeeldingen waren immers niet gecategoriseerd, in speciale mappen opgeslagen of van specifieke namen voorzien. De afbeeldingen op de twee DVD’s hadden het opschrift ‘ [naam 1] en [naam 2] ’.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de afbeeldingen niet heeft gemaakt en dat hij niet op de hoogte was van de afbeeldingen op zijn iPhone en de andere gegevensdragers. Daarnaast heeft hij verklaard dat hij zijn telefoon weleens uitleende aan zijn dochter. Dat zijn dochter de telefoon van verdachte weleens gebruikte, blijkt ook uit een selfie van haar in een T-shirt en onderbroek op bed op de telefoon van verdachte en de verklaring van [moeder van slachtoffer] dat verdachte en zij hun telefoons weleens aan hun dochter uitleenden om te spelen.
De rechtbank stelt vast dat het gaat om ‘slechts’ zes unieke kinderporno foto’s (ter vergelijking: in andere zaken ziet de rechtbank veelvuldig honderden tot honderdduizenden foto’s), waarbij op drie foto’s een onbekend meisje staat en op drie foto’s vermoedelijk [slachtoffer] .
De rechtbank ziet vanwege deze relatief geringe hoeveelheid kinderpornografisch materiaal, in relatie tot de hoeveelheid bij verdachte aangetroffen materiaal (4.696.722 afbeeldingen, waarvan 41.552 film/video’s) en de verklaring van verdachte dat hij de afbeeldingen niet heeft gemaakt en dat hij niet op de hoogte was van de afbeeldingen op zijn iPhone en de andere gegevensdragers, in het dossier onvoldoende bewijs dat verdachte opzet heeft gehad op het in bezit hebben en/of vervaardigen van kinderporno op zijn iPhone en twee dvd’s. De rechtbank zal verdachte daarom van het ten laste gelegde in zaak B vrijspreken.