ECLI:NL:RBAMS:2024:5324

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
13-165071-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot Belgische detentieomstandigheden en terugkeergarantie

Op 18 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, België. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1965, die wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie, fraude en witwassen van opbrengsten van misdrijven. Tijdens de zitting was de officier van justitie, mr. M. Al Mansouri, aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. S.J. van der Woude. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen, maar deze tegelijkertijd geschorst onder voorwaarden. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en direct een tussenuitspraak gedaan.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling van gedetineerden in België, maar op basis van een garantie van de Belgische autoriteiten is de rechtbank van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een dergelijke behandeling. De rechtbank heeft ook de noodzaak van een terugkeergarantie besproken, waarbij is vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat zijn sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om een terugkeergarantie op te vragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en een nieuwe zitting te plannen voor 20 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-165071-24
Datum uitspraak: 18 juli 2024
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van 23 mei 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 mei 2024 door de Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van Eerste Aanleg Antwerpen, afdeling Mechelen, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1965,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 juli 2024, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S.J. van der Woude, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Daarnaast is de gevangenhouding bevolen en tegelijkertijd opnieuw geschorst onder de al eerder opgelegde voorwaarden.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en direct tussenuitspraak gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een afzonderlijk bevel tot aanhouding bij verstek afgeleverd door Onderzoeksrechter Theo Byl, met referentie ‘OR Theo Byl 2024/058’.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder:
deelneming aan een criminele organisatie; en
fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Gemeenschap worden geschaad zoals bedoeld in de Overeenkomst van 26 juli 1995 aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen; en
witwassen van opbrengsten van misdrijven.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: Belgische detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat op dit moment een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [4]
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 11 juni 2024, afkomstig van het Diensthoofd bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden, te Brussel de volgende algemene detentiegarantie is gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd. 30 mei 2024) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] (° [geboortedag] /1965) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. 16/05/2024, ref. 2024/058) met oog op strafvervolging uitgaande de Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?

[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Mechelen indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?
België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel.
In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:
- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.
- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.
o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of scherm
o Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.
- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.
- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.

3.Sanitaire en hygiëne omstandigheden

Als algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.

Zoals deze rechtbank eerder heeft geoordeeld (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 28 december 2022) [5] gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Belgische autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat op een onmenselijke of vernederende behandeling, nu het gevaar op een dergelijke behandeling met deze garantie voor hem is weggenomen.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Het Directoraat Generaal Wetgeving, Fundamentele rechten en Vrijheden, heeft op 21 juni 2024 heeft de volgende e-mail gestuurd aan de Nederlandse officier van justitie:
“Met verwijzing naar onderstaand bericht en bijlage kan ik meedelen dat toelating wordt verleend met het oog op het geven van de terugkeergarantie aan de bevoegde gerechtelijke autoriteit te Amsterdam, in het kader van de overlevering van de Nederlandse onderdaan [opgeëiste persoon] (° [geboortedag] .1965) ingevolge het aan Nederland toegezonden Europees aanhoudingsbevel.
De garantie dient door de uitvaardigende gerechtelijke autoriteit zelf te worden verstrekt.”
Met de raadsman en officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit deze e-mail niet de waarborg kan worden afgeleid dat de opgeëiste persoon, in het geval hij in België wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, na overlevering deze straf in Nederland mag ondergaan.
De rechtbank ziet ruimte om hierover nadere vragen te stellen, omdat de beslistermijn nog niet is verstreken. De rechtbank zal de behandeling van de zaak daarom aanhouden, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een terugkeergarantie bij de uitvaardigende justitiële autoriteit op te vragen.

7.Beslissing

De rechtbank:
HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting, teneinde de officier van justitie in gelegenheid te stellen de hiervoor onder 6. genoemde terugkeergarantie op te vragen bij de uitvaardigende justitiële autoriteit;
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland
uiterlijk 14 dagen voor 20 augustus 2024, zijnde het einde van de verlengde beslistermijn,
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en
tijdstip (waarbij de rechtbank de opgeëiste persoon heeft medegedeeld dat hij – anders dan vermeld in zijn schorsingsvoorwaarden – niet op de eerstvolgende zitting hoeft te verschijnen maar wel op alle zittingen daarna), met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.