ECLI:NL:RBAMS:2024:5249

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
23 augustus 2024
Zaaknummer
AMS 23/6380
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wmo aanvullende individuele ondersteuning; onzorgvuldig onderzoek naar ondersteuningsbehoefte

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam om vijf uur en tien minuten persoonsgebonden budget (pgb) voor aanvullende individuele ondersteuning op grond van de Wmo 2015 toe te kennen. Eiser had vijftien uren aangevraagd voor de periode van november 2022 tot en met mei 2024. In het bestreden besluit van 18 september 2023 heeft het college de toekenning onderbouwd met een advies van een indicatieadviseur, die de ondersteuningsbehoefte van eiser in kaart heeft gebracht. De rechtbank constateert echter dat de concrete omvang van de ondersteuningsbehoefte onvoldoende is onderzocht. Eiser voert aan dat het college niet de totaliteit van de benodigde hulpmomenten heeft vastgesteld en dat het onderzoek naar de inzet van eigen kracht en andere hulp te oppervlakkig is geweest. De rechtbank oordeelt dat het college de zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden en dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht en proceskosten aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/6380

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit Amsterdam, eiser

(gemachtigde: mr. R. Imkamp),
en

het college van burgemeester en wethouders van gemeente Amsterdam

(gemachtigde: mr. E.D. Mensing van Charante).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing om vijf uur en tien minuten pgb voor aanvullende individuele ondersteuning op grond van de Wmo 2015 [1] toe te kennen. Deze toekenning betrof de periode van november 2022 tot en met mei 2024. Volgens eiser hadden er meer uren toegekend moeten worden. Hij had vijftien uren aangevraagd.
2. In het bestreden besluit van 18 september 2023 op het bezwaar van eiser heeft het college voor de onderbouwing van deze beslissing verwezen naar het advies van een indicatieadviseur van [Bedrijf] . De indicatieadviseur heeft in kaart gebracht op welke punten eiser behoefte heeft aan ondersteuning. Zij heeft geconstateerd dat niet voor alle punten een maatwerkvoorziening benodigd is, omdat eiser sommige dingen zelfstandig kan doen en er andere oplossingen zijn. Wel heeft eiser hulp nodig bij het uitvoeren en ordenen van zijn administratie, complexe regelzaken met instanties, het voorbereiden en nabespreken van gesprekken met medici, het bewaken van een gezond financieel besteedpatroon en het maken van een weekplanning en het houden hieraan. Ook heeft hij ondersteuning nodig bij paniekaanvallen en wordt eiser gemotiveerd om de gepauzeerde behandeling bij [GGZ] weer op te pakken. Tot slot is hulp nodig bij het stimuleren van eiser door de zorgverlener om persoonlijke verzorgingstaken en huishoudelijke taken uit te voeren, aldus de indicatieadviseur.
3. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 27 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

5. Eiser voert aan dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Het stappenplan van het onderzoek, zoals dat uiteengezet is door de Centrale Raad van Beroep (de Raad) [2] is niet inzichtelijk gevolgd. Eiser betoogt dat de vaststelling van de aard en omvang van de benodigde ondersteuning ontbreekt. Het college had voorafgaand aan het bepalen van de benodigde voorziening eerst de totaliteit van de benodigde hulpmomenten, uitgedrukt in uren of minuten, moeten vaststellen. Het college heeft nu alleen de toegekende voorzieningen van een tijdsduur voorzien. Eiser heeft hierbij verwezen naar verschillende uitspraken, waaronder een uitspraak van de Raad van 31 mei 2023. [3]
6. Dit betoog slaagt. Uit de uitspraak van 31 mei 2023 waar eiser naar verwijst, volgt dat de concrete omvang van de ondersteuningsbehoefte onderzocht moet worden. Weliswaar heeft de indicatieadviseur benoemd of eiser dagelijks of wekelijks hulp behoeft, maar daarmee is de omvang niet voldoende concreet gemaakt. Daarvoor is benodigd dat het college een tijdsaanduiding noemt. Het onderzoek is dus op dit punt onzorgvuldig.
7. Het beroep is, gelet op voorgaande rechtsoverweging, gegrond. In het kader van finale geschilbeslechting zal de rechtbank ook de andere beroepsgronden bespreken.
8. Eiser betoogt verder dat het onderzoek naar de inzet van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg, het netwerk en algemene voorzieningen te oppervlakkig is geweest. Bij eiser is sprake van angstproblematiek. Door het college wordt aangenomen dat als eiser weer in behandeling gaat, zijn ondersteuningsbehoefte minder wordt. Er is echter niet gekeken naar zijn individuele situatie. Er is bijvoorbeeld niet onderzocht of de behandeling nog zinvol is. Ook op andere punten vindt eiser dat meer onderzoek had moet worden gedaan. Zo wordt van hem verwacht dat hij zelfstandig naar afspraken kan gaan, maar vanwege zijn angststoornis durft hij niet zelfstandig te gaan. Daarbij miskent het college dat het meenemen van een spiekbriefje geen vervanging is van begeleiding tijdens belangrijke gesprekken. Eiser wijst er ook op dat hij boodschappen zou kunnen laten bezorgen, maar dat voor hem het juist belangrijk is om zelf boodschappen te gaan doen, zodat hij uit zijn isolement raakt. Het doen van boodschappen is voor hem dus een participatiedoel.
9. De rechtbank overweegt dat het stappenplan niet vereist om te beoordelen of de ondersteuningsbehoefte zal afnemen. Relevant is of op dit moment de ondersteuningsbehoefte goed in kaart is gebracht. Uit overweging 6 hiervoor volgt dat dit niet het geval is, waardoor het voor de rechtbank ook niet mogelijk is om te beoordelen op welke manier eiser passende ondersteuning krijgt. De rechtbank overweegt hierbij dat het college in principe van de passendheid van een algemene voorziening, zoals een behandeling bij [GGZ] , mag uitgaan. Als eiser stelt dat dit niet zo is, zal hij specifieker aan moeten geven waarom dit niet zo is. [4] Dat geldt ook voor zijn stelling dat hij niet zelfstandig naar afspraken kan gaan en dat het maken van een spiekbriefje geen goede oplossing is. Hij is wel zelfstandig naar de indicatieadviseur gegaan en op basis daarvan is geconcludeerd dat dit binnen de mogelijkheden van eiser valt. Dit acht de rechtbank ook aannemelijk. Het is dan vervolgens aan eiser om te onderbouwen dat dit niet juist is en dat het spiekbriefje hem niet kan helpen. Dat heeft eiser niet gedaan. De rechtbank merkt hierbij op dat er ook weinig medische informatie beschikbaar is. Er is een psychologisch onderzoeksverslag van een orthopedagoog van november 2022 overgelegd en op basis daarvan heeft een arts van [Bedrijf] de medische beperkingen vastgesteld, maar over de behandelingen is bijvoorbeeld weinig bekend. De rechtbank geeft het college in overweging hier aandacht aan te besteden. Hierin is ook een rol voor eiser weggelegd. Immers heeft eiser een inlichtingen- en medewerkingsplicht. [5] Op hem rust dus ook de verantwoordelijkheid om het college in staat te stellen om zo goed mogelijk onderzoek te doen.
10. De rechtbank overweegt verder dat uit het advies van de indicatieadviseur niet blijkt dat boodschappen doen een participatiedoel van eiser is. Ook in de bezwaarfase is dit niet aangevoerd. Als dit wel het geval is, is de oplossing van het college dat eiser boodschappen kan laten bezorgen niet passend. In het nieuwe onderzoek van het college zullen daarom ook de hulpvragen opnieuw uitgevraagd moeten worden.
11. Eiser betoogt ook dat bewindvoering geen voorliggende voorziening in de Wmo is en bovendien veel te ingrijpend. De rechtbank stelt vast dat het college eiser niet naar een bewindvoerder heeft verwezen. Eiser krijgt een half uur per week ondersteuning vanuit de Wmo bij het bewaken van een gezond financieel bestedingspatroon. Op dit punt is het onderzoek dus zorgvuldig.
12. Tot slot voert eiser aan dat het college ten onrechte niet heeft gespecificeerd dat het AOV en gespecialiseerde dagbesteding passend zijn. De rechtbank stelt vast dat in het advies staat dat eiser een indicatie voor AOV zou kunnen aanvragen. Het college had deze hulpvraag echter direct bij deze Wmo 2015-melding moeten betrekken. [6] Het onderzoek is op dit punt dus niet volledig geweest. Ten aanzien van de dagbesteding volgt de rechtbank het college in zijn standpunt. Als eiser in het kader van de Wajong dagactiviteiten kan doen, is dat een algemene voorziening en hoeft het college geen maatwerkvoorziening in het kader van de Wmo 2015 te verstrekken.

Conclusie en gevolgen

13. Het college moet opnieuw onderzoek laten doen. Daarbij moeten alle stappen van het stappenplan opnieuw worden doorlopen, rekening houdend met hetgeen hiervoor is overwogen.
14. Het beroep is gegrond, omdat het bestreden besluit in strijd is met zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken.
15. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 18 september 2023;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. Belcheva, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Pijpers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2024.
de griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
2.In de uitspraak van 21 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:819.
4.Zie de uitspraak van rechtbank Gelderland van 29 juni 2020, ECLI:NL:RBGEL:2020:3134, bevestigd door de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1589.
5.Zie artikel 2.3.8 van de Wmo 2015.
6.Dit volgt uit artikel 2.3.2 van de Wmo 2015.