ECLI:NL:RBAMS:2024:5180

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 augustus 2024
Publicatiedatum
21 augustus 2024
Zaaknummer
13/112632-21 (TBS verlenging)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van terbeschikkingstelling naar verpleging van overheidswege na herhaaldelijke schending van voorwaarden

Op 13 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een terbeschikkinggestelde die eerder was veroordeeld voor brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie toegewezen om de terbeschikkingstelling om te zetten van voorwaarden naar verpleging van overheidswege. De terbeschikkinggestelde, geboren in 1988, was eerder ter beschikking gesteld op 3 juni 2022 en had sindsdien te maken met verschillende voorwaarden. Echter, uit rapportages van de reclassering bleek dat hij zich herhaaldelijk niet aan deze voorwaarden hield, wat leidde tot een verhoogd risico op agressie en een gebrek aan voortgang in zijn behandeling.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de terbeschikkinggestelde niet in staat was om zich aan de voorwaarden te houden en dat zijn gedrag, waaronder agressie naar zorgverleners, de veiligheid van anderen in gevaar bracht. De reclassering en deskundigen gaven aan dat de terbeschikkinggestelde een verhoogd beveiligingsniveau nodig had en dat de huidige behandelsetting niet meer verantwoord was. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen eiste dat de terbeschikkingstelling werd omgezet naar verpleging van overheidswege, wat betekent dat de terbeschikkinggestelde onder intensieve behandeling en begeleiding zal komen te staan.

De rechtbank overwoog dat de eerdere veroordeling voor brandstichting een misdrijf betrof dat gevaar veroorzaakte voor de onaantastbaarheid van het lichaam van anderen, waardoor de maatregel ongemaximeerd moest zijn. De beslissing om de maatregel om te zetten werd genomen in het belang van de veiligheid van de maatschappij en de terbeschikkinggestelde zelf, gezien zijn complexe problematiek en de noodzaak voor langdurige intensieve behandeling.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/112632-21
Beslissing op de vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van
4 juli 2024 in de zaak tegen:

[terbeschikkinggestelde] ,

geboren op [geboortedatum] 1988 te [geboorteplaats] ,
thans verpleegd in de [kliniek] (hierna: [kliniek] ) te [plaatsnaam] ,
feitelijk verblijvende in de [detentieplaats] ,
die bij vonnis van deze rechtbank van 3 juni 2022 onder voorwaarden ter beschikking werd gesteld, welke maatregel dadelijk uitvoerbaar is verklaard en die laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 6 juni 2024 voor de tijd van twee jaren werd verlengd.

Het indexdelict

Bij genoemd vonnis van 3 juni 2022 is de terbeschikkinggestelde (onder meer) veroordeeld terzake brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander. De terbeschikkingstelling is op 3 juni 2022 gestart.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie is gebaseerd op artikel 6:6:10 lid 1 onder e Wetboek
van Strafvordering en strekt ertoe dat de rechtbank zal bevelen dat de terbeschikkinggestelde
alsnog van overheidswege zal worden verpleegd.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • de beslissing van deze rechtbank van 6 juni 2024, waarbij de tbs met voorwaarden met twee jaren is verlengd, met behoud van de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in het vonnis van deze rechtbank van 3 juni 2022;
  • het bevel voorlopige verpleging van de rechter-commissaris van 4 juli 2024;
  • het advies van Reclassering Nederland, Advies & Toezichtunit 4 Zuid-West, van 3 juli 2024 strekkende tot voorlopige omzetting van de maatregel naar tbs met dwangverpleging;
  • het op 8 juli 2024 uitgebrachte voorgeleidingsadvies van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (hierna: NIFP), strekkende tot voorlopige omzetting van de dwangverpleging;
- het advies van Reclassering Nederland, Advies & Toezichtunit 4 Zuid-West, van 25 juli 2024, strekkende tot omzetting van de maatregel naar tbs met dwangverpleging.
De rechtbank heeft op 30 juli 2024 de officier van justitie, mr. M. Modder, de terbeschikkinggestelde en diens raadsman mr. R.A.E. Bunge, advocaat te Heeze, alsmede de deskundige [naam] , verbonden aan Reclassering Nederland, op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

De beoordeling

Aan genoemd advies van
Reclassering Nederland van 25 juli 2024wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Betrokkene is gediagnosticeerd met een autismespectrumstoornis, een matige depressieve stoornis (recidiverende episode), een matig/ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne en een matig/ernstige stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel.
Na de verlengingszitting van 6 juni 2024 werd bemerkt door de betrokken instellingen dat het betrokkene niet lukt om zich te herpakken en zich in te zetten voor de behandeling. Zij zien dat hij zich steeds verder terugtrekt en meer uit de samenwerking gaat. Daarnaast is gebleken uit informatie van de curator en de FVK dat betrokkene zich heeft beziggehouden met illegale praktijken. Eind juni 2024 geeft de FVK ook aan dat de behandeling stagneert en betrokkene duidelijk spanningen laat zien tijdens de behandelgesprekken. Op 2 juli 2024 is de reclassering geïnformeerd door de FVK over agressief gedrag van betrokkene (gericht naar zichzelf) en een agressieve houding. De FVK heeft aangegeven bij de reclassering dat het verblijf van betrokkene bij de FVK niet meer verantwoord is en het risico op een daadwerkelijk agressie incident vanwege deze houding als verhoogd wordt ingeschat. Hierop heeft de reclassering op 2 juli 2024 contact opgenomen met de officier van justitie en op
3 juli 2024 een advies tot voorlopige omzetting van de dwangverpleging opgesteld.
Jarenlange (grotendeels) klinische behandeling in diverse klinieken heeft er niet toe geleid dat er sprake is van enige gedragsverandering, het geven van openheid ten aanzien van middelengebruik en behoud van abstinentie. Er is een verhoogd risico op agressie, betrokkene houdt zich bezig met allerlei illegale praktijken, houdt zich niet aan de verlofregels, sluit zich af en zet zich niet meer in voor behandeling. Het lukt hem niet om uit de negatieve spiraal te komen. Het gevaarsrisico, het recidiverisico, maar ook de beperkingen die steeds opgelegd moeten worden. maken dat het resocialiseren en behandeling niet van de grond komen en niet meer verantwoord worden geacht in dit kader. De reclassering en de curator delen de mening van de FVK dat betrokkene een verhoogd beveiligingsniveau nodig heeft met langdurige intensieve behandeling en begeleiding. Het inzetten van een time-out is overwogen, maar als niet haalbaar ingeschat. Daaraan ligt ten grondslag dat betrokkene niet terug kan naar de [kliniek] , een FVK of FPK al het één na hoogste beveiligingsniveau heeft en het desondanks niet verantwoord wordt geacht om betrokkene hier te laten verblijven, bij betrokkene lang geïnvesteerd dient te worden in het opbouwen van contact en dit niet mogelijk is in 14 weken en betrokkene structureel geen openheid geeft. Er wordt niet verwacht dat een time-out afdoende is, daar betrokkene in een behandelimpasse zit en gedragsverandering tot op heden uitblijft.
Binnen de tbs met voorwaarden werd betrokkene op alle mogelijke manieren door de reclassering, de curator en de betrokken zorginstelling ondersteund om zijn behandeling
gestalte te geven. Echter, de reclassering kan niet anders dan constateren dat betrokkene de voorwaarden (de opname in een zorginstelling, het drugsverbod en het niet plegen van strafbare feiten), welke aan hem binnen de tbs-maatregel opgelegd zijn, opnieuw naast zich neer heeft gelegd. De houding, het handelen en het gedrag van betrokkene en het feit dat een tweede behandelpoging inmiddels negatief is beëindigd, maken dat moet worden geconcludeerd dat de reclassering niet in staat is om het risicomanagement nog langer te borgen binnen dit kader. Daarom komt de reclassering tot de conclusie dat het toezicht onuitvoerbaar is gebleken, en ziet zij zich genoodzaakt om de opdracht terug te geven aan de opdrachtgever en wordt geadviseerd om de vordering tot omzetting van de maatregel tbs met voorwaarden naar een tbs met verpleging van overheidswege toe te wijzen.
De deskundige heeft dit advies op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.

Standpunt officier van justitie

De officier van justitie heeft de vordering om de terbeschikkinggestelde alsnog van overheidswege te verplegen gehandhaafd, nu de reclassering aangeeft dat de risico’s op delictgedrag te hoog zijn om de behandeling binnen het kader van een tbs met voorwaarden verantwoord vorm te geven. De officier van justitie concludeert dat het niet is gelukt om de terbeschikkinggestelde binnen het kader van een tbs met voorwaarden te behandelen en te resocialiseren.
Daarbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat de tbs met verpleging in deze zaak ongemaximeerd dient te zijn. Het vonnis van de rechtbank van 3 juni 2022 bevat tegenstrijdigheden, doordat enerzijds is bepaald dat de tbs is opgelegd voor brandstichting met gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, en anderzijds is bepaald dat in de bewezenverklaring geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, waardoor de tbs met verpleging, mocht de tbs met voorwaarden worden omgezet, is beperkt tot de maximale periode van vier jaren. Aangezien de opleggingsrechter de tbs met voorwaarden heeft opgelegd voor brandstichting met gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, dient na omzetting sprake te zijn van een ongemaximeerde tbs met verpleging van overheidswege. Dit is in lijn met het bepaalde in een recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 juni 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:3775), aldus de officier van justitie.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen, zodat de behandeling van de terbeschikkinggestelde kan worden gecontinueerd binnen het kader van een tbs met voorwaarden. Als de maatregel wordt omgezet naar een tbs met verpleging van overheidswege, is de kans groot dat de terbeschikkinggestelde na vier jaren onbehandeld terugkeert in de maatschappij. Daarbij dient de huidige passantenproblematiek te worden meegewogen. Het starten van een derde behandelpoging binnen het kader van een tbs met voorwaarden vergroot de kans op een succesvolle resocialisatie, hetgeen de veiligheid van de maatschappij ten goede komt.
Subsidiair stelt de verdediging dat mocht de tbs met voorwaarden worden omgezet in een tbs met verpleging van overheidswege, de duur van deze maatregel beperkt is tot een maximale periode van vier jaren. Dit volgt uit het opleggingsvonnis van 3 juni 2022, waarin expliciet is bepaald dat de duur van de tbs met verpleging van overheidswege in het geval van een omzetting is beperkt tot de maximale periode van vier jaren. Daarbij is naar voren gebracht dat uit vaste jurisprudentie voortvloeit dat het rechtszekerheidsbeginsel (artikel 5 EVRM)
dient te prevaleren. De terbeschikkinggestelde mag erop vertrouwen dat de tbs met verpleging na omzetting niet langer zal duren dan vier jaren. Bovendien is aangevoerd dat uit het feitencomplex van de brandstichting waarvoor de tbs is opgelegd volgt dat dit een delict is geweest waarbij geen gevaar is veroorzaakt voor de lichamelijke onaantastbaarheid van personen.
Omzetting van de tbs
De rechtbank is gelet op het advies, het verhandelde ter zitting en artikel 6:6:10, lid 1 sub e van het Wetboek van Strafvordering, van oordeel dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat alsnog de verpleging van overheidswege van veroordeelde wordt bevolen.
De rechtbank overweegt hiertoe dat uit de rapportages van de reclassering blijkt dat de terbeschikkinggestelde zich meerdere malen niet heeft gehouden aan de gestelde voorwaarden en dat hij officiële waarschuwingen heeft gekregen. De terbeschikkinggestelde heeft zich tijdens zijn verblijf in [kliniek] niet gehouden aan de voorwaarden:
  • Veroordeelde geeft inzage in zijn financiële situatie en werkt, indien door de reclassering geïndiceerd, mee aan een schuldsaneringstraject.
  • Veroordeelde onthoudt zich gedurende de looptijd van de tbs-maatregel van het gebruik van alcohol en drugs. Veroordeelde werkt mee aan urine- en ademanalysecontroles, indien toezichthouder dergelijke controle geïndiceerd acht. Bij overtreding van de voorwaarde zal het behandelteam in samenspraak met de reclassering besluiten of sanctionering noodzakelijk is.
  • Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Daarbij komt dat de terbeschikkinggestelde agressief is geweest naar zichzelf en de deur van zijn kamer bij [kliniek] en daarbij een dreigende, fysiek agressieve houding heeft aangenomen richting zijn zorgverleners.
De terbeschikkinggestelde heeft ter terechtzitting verklaard dat, sinds hij in [kliniek] zit, hij niet lekker in zijn vel zit en hij het - ook vanuit zijn stoornis - moeilijk vindt om mee te werken aan zijn behandeling. Er is sprake van complexe problematiek, die moeilijk behandelbaar is, en de rechtbank vraagt zich af of de terbeschikkinggestelde, gelet op zijn stoornis en hardnekkige verslaving, wel goed is onderzocht en of hij wel op de juiste plek heeft gezeten. De [kliniek] heeft als harde eis gesteld voor behandeling binnen het kader van de tbs met voorwaarden dat de terbeschikkinggestelde geen agressief gedrag zou vertonen. Daar heeft de terbeschikkinggestelde zich niet aan gehouden. Vanaf de oplegging van de tbs met voorwaarden zijn er, onder meer bij de externe rapporteurs, twijfels geweest of dit kader voldoende zou zijn om de recidiverisico’s in te dammen. De terbeschikkinggestelde heeft in november 2023 een tweede kans gekregen om mee te werken aan de opgelegde voorwaarden. De rechtbank stelt vast dat het niet is gelukt om hem binnen het kader van een tbs met voorwaarden te behandelen en te resocialiseren. De terbeschikkinggestelde is, mede door zijn stoornis, niet in staat gebleken om zich aan de gestelde voorwaarden te houden. Daarbij is het recidiverisico, dat is gebaseerd op de daarvoor gebruikelijke instrumenten om het risico te taxeren, als hoog ingeschat. Om deze redenen is de rechtbank van oordeel dat de omzetting van een tbs met voorwaarden naar een tbs met verpleging van overheidswege noodzakelijk is. De rechtbank zal de vordering van de officier van justitie dan ook toewijzen.
Maximale duur van de terbeschikkingstelling
De rechtbank heeft zich – ambtshalve – de vraag gesteld of de maatregel van terbeschikkingstelling aan betrokkene is opgelegd ter zake van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 3 juni 2022 het volgende overwogen:
“De rechtbank overweegt verder dat het een feit van algemene bekendheid is dat het inademen van rook schade aan de luchtwegen en longen kan veroorzaken. De kans dat de andere aanwezigen in de kliniek zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen als gevolg van de rookontwikkeling door de brandstichting, was naar het oordeel van de rechtbank naar algemene ervaringsregels voorzienbaar. Daarbij heeft de rechtbank meegewogen dat de rook ook onder de deur van de kamer uitkwam naar de gemeenschappelijke gang, dat het brandalarm afging en dat het noodzakelijk was dat de brandweer advies gaf over de noodzakelijke ventilatie. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het dossier onvoldoende dat er levensgevaar te duchten was voor de overige aanwezigen in de kliniek. De enkele omstandigheid dat er rookontwikkeling was. is onvoldoende om die conclusie te kunnen dragen. Van dit onderdeel van de tenlastelegging wordt verdachte dan ook vrijgesproken.”
[…]
“De rechtbank heeft – onder meer – bewezen verklaard dat verdachte:
“ten aanzien van feit 3:
op 24 april 2021 te Amsterdam opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met meerdere papieren, ten gevolge waarvan die papieren geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, en daarvan
- algemeen gevaar voor de inventaris van de kamer, in elk geval algemeen gevaar voor goederen en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) medebewoner(s) en/of medewerker(s), in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;”
[…]
“Door de brand ontstond, naast het risico op verbranding van meubels en andere goederen in zijn kamer, ook het gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de medepatiënten en het aanwezige personeel van de kliniek.”
[…]
“De rechtbank stelt ten slotte vast dat in de bewezenverklaring geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Zij heeft immers overwogen dat van de brand geen levensgevaar voor anderen te duchten was en heeft verdachte om die reden partieel vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
De TBS is daarom, in het geval de TBS met voorwaarden in de toekomst alsnog wordt omgezet naar een TBS met verpleging van overheidswege, beperkt tot de maximale periode van vier jaren.”
[…]
“ten aanzien van feit 3:
opzettelijk brandstichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.”
De uitspraak van de Hoge Raad van 25 mei 2021 (ECLI:NL:HR:2021:760) brengt met zich mee dat de opleggingsrechter oordeelt of de terbeschikkingstelling is opgelegd ter zake van een geweldsdelict (een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen). Komt de opleggingsrechter tot dit oordeel, dan is de in artikel 38e, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde beperking van de totale duur tot vier jaar niet van toepassing. Het is dan aan de verlengingsrechter om zich een oordeel te vormen over de vraag of – gelet op alle relevante omstandigheden van dat moment – de terbeschikkingstelling al dan niet voor verdere verlenging in aanmerking komt.
De rechtbank heeft in het vonnis van 3 juni 2022 blijkens de bewezenverklaring de terbeschikkinggestelde veroordeeld voor opzettelijke brandstichting
terwijl daarvan (…) gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is. De overweging in dit vonnis van de opleggingsrechter dat geen sprake is
van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen,is gelet hierop onbegrijpelijk.
Naar het oordeel van de rechtbank is het evident dat het bewezenverklaarde een misdrijf betreft dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zoals bedoeld in artikel 38e, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht.
Daaruit vloeit voort dat sprake is van een ongemaximeerde maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege. De wettelijke constructie laat immers geen ruimte aan de opleggingsrechter om de terbeschikkingstelling te maximeren, indien de terbeschikkingstelling is opgelegd voor een dergelijk misdrijf. Dit is niet anders indien, zoals in de onderhavige zaak, sprake is van een tbs met voorwaarden die alsnog wordt omgezet naar een tbs met verpleging van overheidswege.
Ten aanzien van de voorzienbaarheid en de rechtszekerheid overweegt de rechtbank dat nu evident sprake is van een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, de mogelijkheid van verlenging van de maatregel na vier jaren voor de terbeschikkinggestelde niet onvoorzienbaar is.

Beslissing

De rechtbank
wijst de vordering van de officier van justitie toeen
bepaalt dat de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden wordt omgezet in de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Deze beslissing is gegeven op 13 augustus 2024 door
mr. P.L.C.M. Ficq, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en D.A.J. Buylinckx, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier.
De jongste rechter is buiten staat
mede te ondertekenen.